|
| |
| Inleiding op het Nieuwe Testament
Het NT is geschreven ná de kruisdood van Jezus Christus, door Zijn volgelingen:
de discipelen (of mensen die daar dicht bij stonden en/of in hun opdracht schreven),
waarvan later een deel de Apostelen werden genoemd.
Jezus had meer dan 12 discipelen. De Bijbel laat zien dat het er veel meer (ca.
70) waren en dat er ook vrouwen waren die tot de kring rondom Jezus behoorden
(denk bijvoorbeeld aan Maria van Magdela, Maria de moeder van Jezus, enz). Twaalf
van de mannen die met hem optrokken werden later de leiders van de kerk en nog
weer later werd er een andere apostel toegevoegd, Paulus. Hier
volgen de volgende onderdelen: - Het
belang van de studie van het Nieuwe Testament
- Het
Nieuwe Testament in hoofdlijnen
- De Evangeliën
- Brieven
- Openbaring
aan Johannes
HET
BELANG VAN DE STUDIE VAN HET NIEUWE TESTAMENT In
het NT leren we Jezus Christus kennen en zijn boodschap. Dit gaat over hoe een
mens in relatie met God en zijn naaste een zinvol en gelukkig leven kan leiden.
HET NIEUWE TESTAMENT IN HOOFDLIJNEN
De Evangeliën We kennen in het NT vier zogeheten "Evangeliën",
genoemd naar de schrijvers er van: Mattheüs, Marcus, Lukas en Johannes. Het
woord Evangelie betekent "Blijde boodschap". We behandelen ze stuk voor stuk en
tevens komen we ook af en toe de Handelingen tegen.. - Mattheüs
Mattheüs -één van de discipelen van de Here- schreef zijn Evangelie voor de Joodse
lezers. Waarschijnlijk is het ca. 10 tot 15 jaar na de dood van de Here Jezus
voltooid. Mattheüs was een belastingambtenaar. Hij geeft een goed geordend verslag
met passages over het leven van Jezus, steeds gevolgd door gedeelten met onderwijs.
Mattheüs begint zijn Evangelie vóór de geboorte van Jezus met Zijn geslachtsregister.
De reden hiervoor is eenvoudig: hij laat zijn Joodse lezers zien uit welke geslachtslijn
Jezus stamt; het Koningshuis van David. Dit omdat de profeten dit voorzegd hebben
en het is daarom belangrijk dit te vermelden! Zijn Evangelie eindigt ná het sterven
van Jezus met de "zendingsopdracht" welke Jezus geeft aan de discipelen voordat
Hij wordt opgenomen naar de hemel. Mattheüs haalt ook regelmatig het
OT aan wanneer een gebeurtenis een vervulling is van een profetie uit het OT.
Dit is -in eerste instantie- natuurlijk vooral iets wat de Joodse lezer zal interesseren,
maar ook ons als geinteresseerde "studenten"! Mattheüs toont verder aan hoe de
openbaring van God in de mens Jezus totaal en volmaakt is. Daarnaast vinden we
in Mattheüs ook diverse toekomstgerichte zaken (profetie) of, met andere woorden,
uitleg van de Here Jezus over de toekomst. - Marcus
Het Evangelie van Marcus was het éérste Evangelie
dat geschreven is, en heeft waarschijnlijk ook als bron gediend voor het Evangelie
van Lukas en dat van Mattheüs. Het is geschreven voor de niet-Joodse lezers.
Door de vondsten in de Qumran-grotten is vast komen te staan (fragment 7Q5,
een gedeelte van het Marcus-evanglie) dat het Marcus-evangelie gedateerd moet
worden vóór 63 n.Chr.
en waarschijnlijk zelfs vóór 50 n.Chr. Dit geldt namelijk in elk geval
voor dit fragment, dat een kopie was van
het originele Evangelie. Het origineel moet dus zelfs op zijn minst íets eerder
zijn geschreven! De (uiteindelijke) redactie van de evangelieën zoals wij
die kennen wortd doorgaans later gedateerd. Het inmiddels al sinds 1972 bekende
fragment, en toen reeds te dateren op uiterlijk het jaar 63 n.Chr., laat zien
dat er al veel eerder stukken op schrift stonden... [Zie: "Het Oudste Evangelie-handschrift",
C.P. Thiede, Ambts halve - boekenreeks van het Boekencentrum]
Papias verwijst in een geschrift van rond 130 na Christus naar Marcus als Petrus'
tolk die "precies heeft opgeschreven .. alles wat hij zich herinnerde van wat
Christus heeft gedaan of gezegd". Het is zeer aannemelijk dat Marcus dus het boek
geschreven heeft op basis van Petrus' herinneringen. Wellicht was Petrus' Grieks
-als hij dat al sprak?- niet goed genoeg om het verhaal op schrift te stellen.
Opvallend is dat hij bepaalde woorden in de oorspronkelijke taal, Aramees, laat
staan. Bijvoorbeeld in het verhaal van de dochter van Jaïrus, waar hij Jezus citeert:
"Talita Koem!" wat betekent "Meisje, Ik zeg u: sta op" (Marcus 5:41).
In het Evangelie van Marcus is de identiteit van Jezus een "geheimenis", wat langzaam
aan ontsluierd wordt; Zijn afkomst (geboorte) wordt niet beschreven en langzamerhand
komen de discipelen er achter wie Hij is. Halverwege het boek verklaart
Petrus dat Hij de Messias is. Vervolgens is het
tweede deel grotendeels gericht op het lijden en sterven van de Here Jezus. Marcus heeft een snelle verhaaltrant, 'terstond'
gebeurt er van alles. Marcus komen we verder tegen in Handelingen 12:12
- het was in het huis van zijn moeder dat Petrus en de anderen vergaderden en
waar mogelijk ook het laatste avondmaal was geweest. Marcus is dus niet zomaar
een vertaler, hij is waarschijnlijk van een aantal zaken ook zélf ooggetuige geweest.
En niet alleen diende hij Petrus als vertaler, hij was zelf een metgezel van Paulus
en Barnabas (Handelingen 12:25). Hij veroorzaakte ook onmin, door zijn gedrag,
tussen Paulus en Barnabas (Handelingen 15:37-39). Barnabas was klaarblijkelijk
'vergevingsgezinder', wellicht dat dat ook te maken met het feit dat Marcus zijn
neef was maar de Bijbel laat weten over Barnabas: ""want hij
was een goed man, vol van de Heilige Geest en geloof" (Handelingen 11:23). Later
zien wij gelukkig dat ook Paulus en Marcus weer verzoend zijn; 2 Timotheus 4:10,
Filipenzen 1:24. Petrus, tot slot, laat vanuit Babylon weten
dat hij en Marcus de gemeenten groeten namens de gemeente in Babylon (1 Petrus 5:13,
Staten Vertaling). Petrus diende toen blijkbaar de gemeente in Babylon. Dit is
niet zo gek, in die regio bevondt zich een grote Joodse gemeenschap en Petrus'
bediening was voornamelijk gericht op de Joden.
- Lukas
Het Evangelie van Lukas
en de Handelingen zijn beide geschreven door de geneesheer (arts) Lukas. Hji was
waarschijnlijk de enige niet-Joodse schrijver van een boek in het NT. Sommigen
dateren dit Evangelie rond 60 na Christus, anderen plaatsen het op ná 70 na Christus.
Hoewel hij géén Apostel genoemd werd, behoorde hij toch tot de kring rondom de
Apostelen. We zien hem bijvoorbeeld als mede-evangelist optrekken met Paulus:
"De geliefde geneesheer Lukas en ook Demas laten u groeten" [Kolossenzen
4:14] "Want Demas heeft mij uit liefde voor de tegenwoordige wereld verlaten.
Hij is naar Tessalonica vertrokken, Crescens naar Galatië, Titus naar Dalmatië.
Alleen Lukas is nog bij mij" [2 Timotheüs 4:10, 11] "Aristarchus, Demas en
Lukas, mijn medearbeiders" [Filemon, vers 24] Weten wie Lukas was en
zijn positie (de mensen met wie hij omging) is van belang, omdat hij verantwoordelijk
was voor twee belangrijke boeken in het NT. Het Evangelie naar Lukas en de Handelingen
namelijk zijn bedoeld als een accurate verslaglegging. Lukas claimt ook
dat hij nauwgezet onderzoek heeft gedaan naar het leven van de Here Jezus en van
een gestudeerd man als hem mogen we ook niet anders verwachtten.... Dit betekent
niet dat de andere Evangeliën minder accuraat zouden zijn overigens. Wel zijn
zij met een ander doel, voor een andere doelgroep, geschreven. Dat betekent dat
je dan soms bepaalde informatie anders formuleert of meer benadrukt en soms anders
ordent. Een sterk voorbeeld hiervan is het Johannes Evangelie. Dit Evangelie benadrukt
bijvoorbeeld sterk de Godheid van Christus, het houdt zich niet aan de chronologische
volgorde van de andere evangelieën, binnen één tekstgedeelte
zijn er soms verschuivingen die doen denken aan moderne literaire vormen als 'flashback'
en 'flashforward' of aan moderne filmtechnieken. (Bijv. Johannes 12).
De schrijvers van de Evangeliën Mattheüs, Marcus en Johannes waren óóggetuigen.
Zij schreven, zoals Lukas 1:1, 2 ook aangeeft, met gebruikmaking van de in hun
tijd gangbare literaire middelen hun verslag van het gebeurde met het oog op hun
doelgroep (die moesten snappen waar het om ging). Lukas deed onderzoek; hij ondervraagde
iedereen die hij kon vinden. Hij legde de verhalen naast elkaar. Hij -als een
geschiedschrijver- filterde de verhalen als het ware door ze tegen- en naast elkaar
te houden totdat hij een verslag kon geven waarmee hij bij Theolfilus aan kon
komen. Dit kan betekenen dat in het Evangelie van Lukas zaken niet
beschreven zijn die bij de andere wel te vinden zijn. Bijvoorbeeld de gelijkenis
van de arbeiders in de wijngaard; die komt alléén bij Mattheüs voor (20:1-16).
Maar in het Evangelie van Lukas vinden we, als enige, de aankondiging van de geboorte
van Jezus en de geboorte van Johannes (de Doper). Bij de andere schrijvers vinden
we dit niet, klaarblijkelijk vonden zij dat niet relevant -- immers, "iedereen"
(d.i. de Joden) wist toch wel hoe dat gegaan was? Lukas schreef voor een
ander "publiek", de hoogedele Teofilus (waarschijnlijk een Romeins leider of hoogwaardigheidsbekleder)
een historische en chronologisch verslag. Hij legt de nadruk op de plaats van
het gebed en heeft bijzonder oog voor de minder in aanzien zijnden in de toenmalige
maatschappij: vrouwen en armen. - Johannes
Johannes verwijst in zijn Evangelie niet naar zichzelf in die zin dat hij zichzelf
niet noemt als schrijver maar de schrijver "de discipel die Jezus liefhad" noemt.
Veel bijbelwetenschappers gaan ervan uit dat het niet door Johannes de evangelist
geschreven zou zijn maar door één van zijn leerlingen, ná het jaar 70.
Het Evangelie van Johannes is heel anders dan de voorgaande Evangeliën, zowel
de opgenomen stof als de manier waarop Johannes die aan ons presenteert. Jezus
wordt vanaf het begin als Messias erkend. Er zijn géén gelijkenissen opgenomen
maar wel veel verschillende uitspraken van Jezus over zichzelf, de bekende "Ik
ben..." uitspraken. Johannes' Evangelie kenmerkt zich ook door de tegenstellingen;
licht tegenover donker bijvoorbeeld. Het evangelie van Johannes houdt zich niet
aan de chronologische volgorde van de andere evangelieën, binnen één
tekstgedeelte zijn er soms verschuivingen die doen denken aan moderne literaire
vormen als 'flashback' en 'flashforward' of aan moderne filmtechnieken. (Bijv.
Johannes 12).
Zo lijkt het dat Jezus diverse malen in Jeruzalem was. Maar het is niet duidelijk
of de flashbacks en flashforwards die indruk wekken of dat Jezus diverse reizen
naar Jeruzalem heeft gemaakt! Zo zien
we, dat deze vier Evangeliën elkaar aanvullen, de wonderlijke
gebeurtenissen rond Jezus Christus hebben zo'n diverse beschrijving nodig om iets
van de diepte van het gebeuren te openbaren. Handelingen In
de Handelingen
lezen we verder hoe het de discipelen vergaat en over de stichting van de Christelijke
Gemeente(n), de verspreiding van het Christelijke geloof over de wereld. De Hemelvaart,
de uitstorting van de Heilige Geest, de vervolgingen, Gemeentelijke leven, de
bekering en roeping van Saulus (daarna Paulus genoemd) en zijn zendingsreizen,
Evangelieverkondiging aan de "heidenen" (vanuit de Joodse optiek geredeneerd,
dus verkondiging aan niet-Joden), stichting van de gemeente in Antiochië (die
in de latere jonge Christelijke kerk heel belangrijjk werd), etc. Het is allemaal
terug te vinden in de Handelingen der Apostelen. Brieven
- Brieven van
Paulus
Wie
was Paulus? Paulus werd geboren in Tarsus, de hoofdstad van de Romeinse
provincie Cilicië (Zuid Turkije). Hij kreeg een strenge Joodse opvoeding, maar
moet ook veel geleerd hebben van de Grieken en de Romeinen met wie hij omging.
Paulus studeerde in de Joodse Wetten, bij de geleerde Gamaliël in Jeruzalem, en
was een Farizeeër. Maar, net als alle andere schriftgeleerden had hij ook een
vak geleerd om in zijn levensonderhoud te voorzien. Na zijn bekering tot het Christendom
bracht hij -zoals hij zelf verteld in Galaten 1:17- lange tijd in Arabië door.
Sommigen nemen aan dat het dáár was dat God hem voorbereidde op zijn taak. Dit
is uit Galaten 1:16 te concluderen omdat Paulus zegt dat hij "niet te rade ging
bij vlees en bloed". Paulus was de belangrijkste Apostel voor de niet-Joodse gelovigen,
de heidenen, en reisde in totaliteit duizenden kilometers voor de verkondiging
van het Evangelie. Hij stierf in Rome, tijdens zijn 2e gevangenschap daar.
Overzicht van de Brieven van Paulus Paulus'
brieven zijn de vroegste geschreven bronnen die we hebben over het leven, sterven
en opstaan van Jezus Christus. (Voor
meer, klik hier)
Brief | Thema's | Datering, plaats |
Galaten | Paulus autoriteit als Apostel, Wet en genade,
vrijheid en verantwoordelijkheid. | 48
n.Chr., Antiochië (Syrië) | 1 Thessalonicenzen
2 Thessalonicenzen | Paulus' dienst in Thessalonica, Normen over sexualiteit
en liefde, Wederkomst van Christus Oordeel, afval van geloof,
geheim van de wetteloosheid tucht, ongeregeld gedrag. | 50
n.Chr., Korinte | 1 Korinthe | Verdeeldheid in de gemeente het hart van de Christelijke
boodschap tucht in de gemeente het Avondmaal gaven van de Heilige
Geest Agapé-liefde de opstanding | 55
n.Chr, Efeze | Filippenzen | Jezus'
voorbeeld van zelfovergave Winst en verlies... De christelijke wedloop | 54
(?) Efeze (?) | 2
Korinthe | Wet
en het nieuwe verbond Nieuwe leven in Christus Paulus en de valse apostelen | 55/56
n. Chr, Macedonië | Romeinen | Redding door geloof lijden, heerlijkheid in de
toekomst Positie van Israël (hfdst. 9 - 11) Gedrag als Christen | 56/57
n.Chr, Korinthe | Kolossenzen | Wie
Christus is Gevaarlijke wijsheid Christelijke vrijheid Het oude en
het nieuwe leven | 60/61
n.Chr., Rome | Filemon | Persoonlijke brief over de weggelopen slaaf Onesimus.
Filemon was een rijke Christen. | 60/61
n.Chr., Rome | Efeze | Gods
plan (geheimenissen) Jood en heiden, één in Christus De Gemeente, het
lichaam van Christus De wapenrusting God's Het Huwlijksleven | 60/61
n.Chr., Rome | Titus | Orde
in de gemeente; aanstellen van leiders binnen de gemeente. Waarschuwing tegen
dwaalleer en 'dom gezwets' binnen de gemeente. Titus was leider van de
gemeente op Kreta. | na
62 n.Chr, Efeze? | 1
Timotheüs | De brieven aan Timotheüs worden ook wel de
"Pastorale brieven" genoemd. Waarschuwingen tegen dwaalleer Voorschriften
voor de gemeente (samenkomsten) Aanstellen van opzieners en diakenen Zorg
voor de weduwen | na
62 n.Chr, Macedonië | 2
Timotheus | De
dienst van Timotheüs Dwaalleer en waarschuwing voor de 'zware tijden'
Oproep tot het blijven bestuderen van de Schrift Timotheüs'
opdracht: Verkondig! | 66
(?) n.Chr, Rome | In
de laatste brief schrijft Paulus nadrukkelijk over het
belang van de studie van de Schrift en de verkondiging van het Evangelie.
Paulus schrijft aan Timotheüs: "de heilige Schriften kent, die u wijs kunnen maken
tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus. Elk van God ingegeven schriftwoord
is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden
in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen
toegerust" [2 Timotheüs 3:14 v.v). Algemene- of overige
brieven Naast de brieven van Paulus zijn er ook nog andere brieven
geschreven, te weten: de brief aan de Hebreeeën, Brief van Jakobus, 1e en 2e brief
van Petrus, 1e, 2e en 3e brief van Johannes, de brief van Judas. Hebreeën
Over de schrijver van de Hebreeën brief is onduidelijkheid; sommigen denken dat
Paulus de brief heeft geschreven, maar Paulus' brieven waren altijd duidelijk
'gesigneerd'. Deze "handtekening" ontbreekt in deze brief. Het is in een verfijnde
taal opgesteld. Er wordt gesuggereerd dat de brief ook door een metgezel of vrienden
van Paulus zou kunnen zijn geschreven (bijvoorbeeld Priscilla en Aquila, Barnabas
of Timotheüs). De brief is gericht aan Joodse christenen. Het gaat in op het offer
van de Here Jezus, het nieuwe verbond, etc. en grijpt daarbij vaak terug op het
OT. Jakobus
Deze brief is geschreven door de broer van de Here Jezus en leider
van de Christelijke gemeente in Jeruzalem, Jakobus. Jakobus stierf als martelaar
in 62 n.Chr, de brief moet dus vóór die datum zijn geschreven. De brief wordt
door veel Christenen als "voor de Joden" gezien; niets is minder waar. Dit komt
echter omdat (a) in het begin van de brief Jakobus de "twaalf stammen in de verstrooiing"
groet en (b) in de brief geloof en daden een belangrijke rol spelen. Christenen
denken vaak dat "alles uit genade" is, en dat daarom "werken" (daden) minder noodzakelijk
zijn. Jakobus laat juist het tegengestelde zien, hij vraagt: wat heeft het voor
zin als je zegt te geloven,
maar het blíjkt nergens
uit (Jakobus 2:14v.v.)? Hoewel de brief -uiteraard- in éérste instantie aan de
Christen-Joden was gericht, is deze evenzeer van toepassing op de "heiden-Christenen".
Brieven van Petrus Ook deze brieven zijn geschreven,
in eerste instantie, aan de Christen-Joden (1 Petrus 1:1, 2 Petrus 3:1).
Ze worden gedateerd op tussen 63 - 66 n.Chr. De brieven staan in het
teken van (spoedige) vervolgingen, gezin en gemeentelijke aangelegenheden, waarschuwing
tegen dwaalleer en de spoedige terugkeer van de Here Jezus. Petrus schreef
deze brieven, in elk geval de éérste, vanuit Babylon (1 Petrus 5:13).
De traditie geeft aan dat Petrus in Rome de marteldood stierf. Brieven
van Johannes De datering van de brieven van Johannes is niet met
zekerheid vast te stellen. Men denkt ergens tussen 85 - 96 n.Chr. De
éérste brief is geschreven aan Christenen in "brede zin"; 1 Johannes 5:13. Oftewel
aan de Gemeente van Jezus Christus. Hij legt in deze brief getuigenis af van het
feit dat Christus Jezus, die hij persoonlijk heeft gehoord, gezien en getast (aangeraakt)
heeft God's Zoon is. De brief besteed aandacht aan het gnosticisme, een geheime
leer die "verborgen kennis" pretendeerde te bezitten. De gnostici brachten de
gelovigen in verwarring en Johannes toont aan dat zij het niet bij het juiste
eind hebben! De twééde en derde brief zijn "persoonlijke brieven" maar toch -uiteraard-
leerzaam voor ons anders waren zij niet in de Bijbel opgenomen! Sommigen denken
dat de 2e brief niet een persoonlijke brief is, maar dat met de ''vrouw'' de Gemeente
wordt bedoeld. Het is mogelijk deze boodschap als boodschap voor de Gemeente op
te vatten. In de derde brief richt Johannes zich tot Gajus, een vriend van Johannes
en leider van een gemeente. Hij spoort Gajus aan zich te hoeden voor een opgeblazen
leider die Diotrefus heet. Gajus wordt geprezen voor zijn steun aan (jonge?) evangelisten
die hij op weg helpt -- dit in tegenstelling tot Diotrefus die deze rondreizende
evangelisten niet eens wil ontvangen en de mensen die dat wel doen de gemeente
uitzet. Judas De schrijver van deze brief, Judas,
was eveneens een broer van de Here Jezus. Hij verwijst daar indirekt
naar doordat hij zichelf "een broeder van Jakobus" (vers 1) noemt. Hij verwijst
dus in zijn brief niet rechtstreeks naar zijn bloedband met de Here Jezus maar
stelt zich op deze manier op als een mede-gelovige en je zou zelfs kunnen concluderen
dat hij zich "lager in rang" achtte dan Jakobus. In elk geval blijkt uit een dergelijke
zin ook zijn respect voor Jakobus, hij éért hem feitelijk hiermee. De
brief is geschreven tussen 65 - 70 n.Chr. en gericht aan de gelovigen in algemene
zin. De brief heeft veel overeenkomsten met de 2e brief van Petrus. Beide schrijvers
zijn geschokt door de ongeestelijke toestanden in de Gemeente, doordat ongelovigen
zijn 'binnengeslopen': vers 4. Het is niet verbazingwekkend dat juist Judas
en Petrus, die alles van zó dichtbij meegemaakt en aan den lijve hebben ondervonden,
zich hiertegen zo uitspreken. Openbaring
De Openbaringen zijn het laatste boek van de Bijbel, geschreven door Johannes.
Sommigen voeren aan dat de stijl van de Openbaring teveel verschilt met de brieven
van Johannes om van zijn hand te zijn.
De Openbaring wordt gepresenteerd als rechtstreekse openbaring die Johannes op
schrift moest stellen: "Hetgeen
gij ziet, schrijf dat in een boek en zend het aan de zeven gemeenten: naar Efeze,
en naar Smyrna, en naar Pergamum, ennaar Tyatira en naar Sardes en naar Filadelfia
en naar Laodicea" [Openbaring 1:11].
De
hervormer Calvijn noemde de Openbaring eens 'een duister boek'. Er wordt veel
beeldspraak gebruikt, de beelden zijn uit de Apocalyptische traditie zoals we
die in Ezechiel en Daniel ook al tegenkwamen. Datering
Het boek zelf geeft feitelijk géén
duidelijke aanwijzingen voor de datering. Irenaeus, een vroege kerkvader die leefde
van 130 - 200 n.Chr., werpt licht op de zaak: hij zegt dat Johannes zijn openbaring
schreef "niet lang geleden maar bijna tijdens onze eigen generatie, tegen
het einde van de regering van Domitianus". Deze keizer regeerde, en dat
weten we natuurlijk vrij precies, van 81 - 96 n.Chr. Hij eistte dat hij als God
aanbeden werd en vervolgde de christenen die dit niet wilden. En hier zien we
dus twee aanwijzingen: - de regeringsperiode
van deze keizer en de opmerking van Irenaeus dat aan het einde van deze periode
de Openbaringen zijn geschreven;
- het feit dat
Johannes op Patmos was, in ballingschap en lijdend onder de verdrukking "om het
woord Gods en het getuigenis van Jezus". Oftewel het werd geschreven in een periode
van Christenvervolging.
G. Quispel
heeft laten zien dat de beeldtaal voor een groot deel gaat over de vervolgingen
van de Christenen. De strijd die zich afspeelt is niet in de verre toekomst, maar
om je heen. | |