NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




Getijden in de Protestantse Kerk (vervolg)

f De cantica

Cantica zijn niet aan het psalter maar wel aan de Schrift ontleende lofliederen. Al rond 400 zijn in verschillende kerken cantica-series in gebruik, die onderling weliswaar enigszins verschillen, maar vermoedelijk alle op een niet lang tevoren in het oosten opgestelde lijst teruggaan. De westerse kerk neemt ze over. Zij hebben hun plaats gekregen in de getijden. Een deel van de cantica komt uit de apocriefe boeken. Cantica zijn (in willekeurige volgorde): Dan. 3,52-88 (het lied van de drie mannen in de vurige oven); 1 Kron. 29,10-13 (een loflied v-10 (de lofzang van Hanna); Jer. 31,10-14; Ex. 15,1-19 (het lied van an David); Jes. 12,1-6; Tobias 13,1-10; Jes. 38,10-20; Juditli 16,15-21; 1 Sam. 2,1 Mozes); Jes. 45,15-26; Hab. 3,2-19; Eccl. 36,1-16; Deut. 32,1-43 (het lied van Mozes).

Aan het evangelie van Lucas werden drie cantica ontleend, die we nog altijd aanduiden met hun Latijnse aanvangswoorden: Benedictus (gezegend) of lofzang van Zacharias (Luc. 1,68-79); Magnificat (mijn ziel maakt groot) of lofzang van Maria (Luc. 1,46-55) en Nunc dimittis (nu laat Gij gaan) of lofzang van Simeon (Luc. 1,29-32). In de getijdenliturgie van de kloosters werden ze aangeheven ter afsluiting van respectievelijk lauden (vanwege 1,78 - de opgang uit de hoogte?), vespers (als avondlof vanwege Gods barrnhartigheid?) en completen (vanwege het gezien hebben van het heil?). De reformatoren namen deze drie lucaanse cantica over en in ons land bepaalt de Nationale Synode van Dordrecht in 1618: 'In de kercken zullen alleen de 150 Psalmen Davidis, de thyen Geboden, het Vader onser, de twaaelff articulen des ghelooffs. de loffsangen Mariae, Zachariae ende Simonis gesonghen worden'. We treffen berijmingen van de liederen dan ook aan bij de 'enige gezangen' die voorheen in de liedboeken stonden voorafgaand aan rijmpsalter of de gezangen. en in het Liedboek voor de Kerken (gezangen 67, 66 en 68).

De antifonen bij het Benedictus en Magnificat hebben een eigen betekenis. Ze lichten de eigen betekenis van een dag of feest eruit. Op zondagen zijn ze doorgaans aan het evangelie ontleend. Liturgisch vormen ze niet zelden een hoogtepunt van de dag. In deze Proeve verwijzen de antifonen bij de cantica naar de tijd van het liturgisch jaar. Een ruime keuze werd opgenomen.

Het is in de lijn der traditie als wij voor het morgen-gebed de lofzang van Zacharias suggereren en voor het avond- en nachtgebed de lofzangen van Maria en Simeon. Wij achten het evenwel ook heel goed mogelijk om een van de andere cantica te zingen.

g. De gebeden

De orden die wij in deze Proeve aanbieden, geven vorm aan het dagelijks gebed. In hun geheel zijn zij gebed. Zij zijn de vorm waarin het biddende leven van de gemeente mede gestalte krijgt. De aan de psalmen ontleende openingsverzen en de psalmen worden biddend gelezen en gezongen. Wanneer na de opening de hymne, het psalmengebed, de schriftlezing, de meditatie en het canticum ten slotte de rubriek 'gebeden' volgt, is dat niet anders dan een toespitsing van wat eerder al aan de orde was. De toespitsing bestaat met name in de actualiteit van de gebeden die nu worden aangeheven. De nood van het moment wordt verwoord in de voorbede. Deze kan ook, bijvoorbeeld in de vorm van een litanie, zingenderwijs worden gebeden. Het gebed van de dag bepaalt ons bij de dag van de week, en het morgen- en avondgebed bij het uur van de dag. Het Onze Vader, altijd gelijkblijvende gebed van de gemeente dat de haar zelf heeft geleerd, is een vast onderdeel in deze rubriek. Dit geldt ook van de zegenbede.

h. Het lucernarium of de lichtzegen

Al in de vierde eeuw is er sprake van een lofprijzing van het licht in de avonddiensten, als de lamp is aangestoken en wordt binnengebracht. Daarbij wordt een hymne gezongen, vermoedelijk het zogenoemde 'Phoos hilaron'. Dit lied wordt in de oosterse kerk nog altijd gezongen, tezamen met de vesperpsalm 141. Egeria beschrijft, ook in de vierde eeuw, in haar reisverslag dat in Jeruzalem de avonddienst met een lichtrite begint. Op de achtergrond van dit gebruik staat het ontsteken van de sabbatslamp in het jodendom en misschien ook de lichtgroet uit de Helleense religie.

Veel omtrent het lucernarium blijft in het duister. De term functioneerde in de eerste plaats als tijdsaanduiding. In de zesde eeuw zien we dan ook dat lucernarium eenvoudigweg 'avondofficie' betekent. Ook de westerse kerk kent een lucernarium. We treffen het bijvoorbeeld aan in Milaan en in Spanje. De vespers beginnen met een antifoon, meteen nadat een luchter of twee brandende kaarsen op het altaar

zijn gezet. Daarmee is een aantal psalmverzen verbonden: in ieder geval 141,1 en voorts 4,7; 18,29; 36,10; 97,11; 112,4; en voorts 119,105; 132,17.

Op veel plaatsen worden aan het begin van de vesper kaarsen aangestoken. Wij hebben daarom een eenvoudige vorm van het lucernarium opgenomen als mogelijke opening van de vespers wanneer die later op de avond of althans bij het vallen van de duisternis worden gevierd. De lichtzegen fungeert als lofprijzing op het licht van de zojuist aangestoken kaarsen, dat symbool is voor de verrezen Heer. De lof van het licht' in de paasnacht heeft in deze rite zijn wortels.

In alle liturgieën keert psalm 141 terug, waarin sprake is van het gebed dat als een avondoffer, zoals wierook, ten hemel stijgt. Het valt te overwegen hier ook werkelijk wierook te branden.

i. Schuldbelijdenis en vergeving in de completen

De completen, die de dag voltooien, zijn een voorbereiding op de nacht. Zij worden gekenmerkt door de gedachte van overgave. Zo klinkt uit psalm 31 het woord dat de Heer aan het kruis spreekt: 'In uw handen beveel ik mijn geest'. De overgave aan de slaap en aan de nacht is het symbool voor de overgave aan het einde van ons leven. De overgave aan de Heer mag vol vertrouwen gebeuren, maar bestaat niet zonder de erkenning van eigen tekort. Vanouds kennen de completen dan ook een schuldbelijdenis als aanvang.

(7) Augustinus, De brief aan Proba over het gebed, IX, 18.

(8) J. Calvijn. Institutie lll.xx,50, velt. A. Sizoo, Delft z.j.

(9) F. van der Meer, Lofzangen der Latijnse Kerk, UtrechtIAntwerpen 1970, 15.

(10) Augustinus, Confessiones, IX.vii,15.

2.5.4. Het getijdengebed in de Nederlandse en Vlaamse katholieke kerkprovincie.

Uit: Directorium van de Nederlandse kerkprovincie in het jaar 2001. Zeist 2000.p.56vv

Uit: Algemene inleiding op het getijdengebed.1990.

Uit: Constitutie over de Liturgie (Vaticanum II), hoofdstuk IV.

Uit: Apostolische Constitutie Laudis Canticum van paus Paulus VI, 1 nov.1970. (zie ook alg.inleiding v.h.Getijdenboek: "nu het gebed van de heilige kerk".

Uit: J.Bluijssen, Het vernieuwde getijdengebed (NRL 1990) p.23-26. gericht op de nederlandse situatie.

(in een volgende editie)


"En wanneer je bidt, wees dan niet als de schijnheiligen; zij staan graag in de synagogen en op de hoeken van de straten te bidden, om op te vallen bij de mensen. Ik verzeker je, ze hebben hun loon al. Maar als je bidt ga dan je binnenkamer in, doe de deur dicht, bid tot je Vader die in het verborgene is; en je Vader die in het verborgene ziet zal het je lonen." Matteüs 6, 5-6