Zang Ontwikkeling
De liturgische praktijk
en muziek van de Westers Romeinse Kerk ontspringt uit vroeg Christelijke
ontwikkelingen en volgt de plaatselijke ontwikkeling van de orde van
de Kerk van Rome. Een aantal markante punten zullen de revue passeren:
De Oud Romeinse rite, de overeenkomsten en vershcillen tussen het
Oosterse en Westerse Christendom, de ontwikkeling van het Gregoriaans,
de hervormingen van Karel de grote en het gebruik van het Latijn tegenover
het Grieks. De liturgiegeschiedenis van de Kerk van Rome werd voor
een groot deel vorm gegeven door de klap en de uitkomst van de barbaarse
invasies, een ervaring die het Westerse Christendom in veel indringender
mate doormaakte dan de broeders en zusters in het Oosten.
TERUG
NAAR BOVEN
Zoals beschreven op de
pagina over Vroeg Christelijke
Liturgie begon de vroege Christelijke Kerk in Jeruzalemonder leiding
van de de eerste bisschop, Jacobys, de broeder van de Heer Lord. Een
liturgische orde die zijn naam draagt is een van de vroegste die bewaard
is. Dankzij het zendingswerk van de apostel Paulus waren binnen weinige
jaren er overal kerken te vinden op de weg van Jeruzalem naar Rome,
de hoofdstad van het Romeinse Rijk. De liturgische orde van de kerk
van Jeruzalem werd de fundering van de eredienst vorm en praktijk van
deze nieuwe kerken van Antiochie tot Rome, en verder. Op deze fundereing
ontwikkelden zich de vorm, praktijk en muziek die later herkend werden
als de Westerse rite.
Het is opmerkelijk
dat het Grieks de voertaal was in het Romeinse Rijk en toch het Latijn
de officiele liturgische taal van de Rooms katholieke Kerk werd tot
het Teede Vatikaans Concilie in 1962. Het Romeinse RIjk ontwikkelde
zich op de grondvesten van de oudere Griekse staat en cultuur die
verspreid was over het hele Middellandse Zee gebied, en het Grieks
bleef de voertaal van het hele gebied. Zelfs aan het hoogtepunt van
zijn macht en uitbreiding sprak het grootste deel van het Romeinse
Rijk Grieks, met het Latijn voorbehouden als officiële staatstaal,
en als taal in dagelijks gebruik alleen in Rome en delen van Italiey.
TERUG
NAAR BOVEN
De liturgische vormen
van het Westers Romeinse Christendom omvatten veel riten die in de eerste
paar eeuwen na de de apostolische periode ontwikkeld waren terwijl dergelijke
ontwikkelingen zich voordeden in de Oostelijke Kerk. Terwijl al deze
riten teruggingen op de liturgische praktijk van de"moeder kerk" in
Jeruzalem, ontwikkelden zich gaandeweg plaatselijke variaties in structuur
door het toevoegen van gebeden en andere bijpassende elementen aan Eucharistie.
Deze structurele verschillen resulteerden in de verschillende bekende
riten: Ambrosiaans, Gallicaans, Mozarabisch, etc. Elke plaatselijke
kerk ontwikkelde zijn eigen muzikale vorm, voortbouwend op de oude traditie,
maar in het lokale idioom. Ondanks al deze variatie was de liturgische
vorm en muzikale praktijk in de vroege Kerk opmerkelijk gelijk gedurende
de eerste acht eeuwen. De Westerse Kerk was minder gecentraliseerd dan
de Oostelijke Kerk in de vierde tot de zesde eeuw, en liet niet alleen
verschillende liturgische gewbruike toe, maar moedigde die zelfs aan,
zo lang ze maar niet ketters waren.
De term die algemeen
gebruikt wordt voor de liturgical rite van de Kerk van Rome voor de
vroeg negende eeuw is de Oud Romeinse rite of Liturgie. De Oud Romeinse
rite en de bijbehorende zang ontwikkelden zich uit de gemeenschappelijke
liturgische praktijk van de kerk van Rome en werd vastgelegd in de
herziening van de rite door Paus Gregorius de Grote in 595. Deze rite
wordt representatief geacht voor de consistentie van de liturgische
vorm en muziek in de vroege Kerk. Deze ontwikkelde zich verder door
de 8e en negende eeuw, toen Karel de Grote zowel de liturgie als de
liturgische muziek hervormde van de Westers Romeinse Kerk. Met de
liturgische rite van Gregorius de Grote en de zang van de Kerk van
Rome als basis, wilde Karel de grote één liturgische
en muzikale norm vestigen voor heel zijn recent gevormde Heilige Roomse
Rijk. Het resultaat van deze hervorming was een uniforme liturgische
rite voor de Rooms Katholieke Kerk, en een nieuwe vorm van liturgische
muziek die we nu Gregoriaans noemen die vele eeuwen lang de norm zou
zijn.
TERUG
NAAR BOVEN
De taal van de vroege
Romeinse rite voor Gregorius de Grote was Grieks. Latijn werd echter
meer en meer gebruikt, hoewel het Grieks voor speciale delen zoals het
Kyrie en het Trisagion gebruikt bleef.
"De lokale kerk van
Rome was begonnen als een Grieks sprekend lichaam; de meerderheid
van de leden waren Grieks sprekende mensen uit de Levant die in de
wijk voor de buitenlanders woonde. Maar de kerk begon Latijn te gebruiken
in de eredienst, waarschijnlijk ana het eind van de tweede eeuw, naarmate
het geloof zich verspreidde onder de de Latijn-sprekende bevolking;
hoewel het gebruik van Grieks doorging naast het Latijnt tot in de
vierde of zelfs vijfde eeuw. Elders in het Westen, bij voorbeeld in
Afrika, was het Latijn al door de kerk gebruikt vanaf de tweede eeuw.
"In de vierde en
vijfde eeuw, toen het Grieks niet meer gesproken werd in het Westen
en Latijn nog de voertaal was waarin de overheid zijn mededelingen
deed van Northumberland tot Casablanca en van Lissabon tot de Donau,
was het vanzelfsprekend dat de Christelijke eredienst in het Westen
in het Latijn zouden zijn. In de vijfde eeuw bracht de vestiging van
de barbaren een verscheidenheid aan Germaanse dialecten naar de verschillende
westelijke provincies, en een scheidslijn tussen de nieuwe meesters
en de oude bevolking. Zelfs onder de oude bevolking bracht het snelle
verval van de beschaving de onmogelijkheid om de oude cultuur en taal
in stand te houden. Gedurende de zesde en zevende eeuw vermengden
de barbaren en de oude bevolking en ze beïnvloedden elkaars spraak.
Talen ontwikkelden zich snel en de Europese spraak was een chaos van
lokale mengvormen. Het opstellen van lokale liturgieën in de
volkstaal was onmogenlijk; er is uit die periode dan ook geen noemenswaardige
literatuur in de volkstaal. De kerk stond voor alles wat overgebleven
was van de oude traditie van beschaving, en kon dit allen maar bewaren
door het te verdedigen tegen eigentijdse invloeden door een pantser
van Latijn.
"Het terugkomen van
beschaving vanaf de 8e eeuw vond plaats door het terugvinden van juist
die tradities uit het verleden die het opnieuw gebruiken van Latijn
bevorderden. Het culmineert in het feit dat Karel de Grote het Romeinse
Rijk 'restaureert', en dat hij in heel zijn rijk de Romeinse rite
oplegt . Geen van beide politieke maatregelen was gunstig voor de
volkstalen die toen net een herkenbare vorm kregen in de negende eeuw.Maar
het aannemen van het 'plaatselijke Romeinse' Gregoriaanse Sacramentarium
als de kern van de universele Westerse rite had een belangrijk resultaat,
naast al het kerkelijke. Het plaatste aan de basis van de hele Westerse
cultuur de enige traditie van het gebruik van het Latijn waarin de
taal zonder breuk zich had ontwikkeld uit de klassieke taal van Cicero
rn Virgilius, door het buitensporige en soepele zilverachtige Latijn
van de derde en vierde eeuwen tot het 'Kerklatijn' van de tijd van
Paus Leo en Paus Gregorius, zonder enige ernstige toevoeging van buiten
af.
"De cultuur die opsprong
door het werk van Karel de Grote, maar die uiteindelijk levensvatbaar
bleek in de elfde eeuw, was niet een formele restauratie van de klassieke
cultuur van het keizerrijk zoals de zestiende eeuw kunstmatig probeerde
te bewerken, maar was in vele opzichten wel de ware afstammeling ervan.
Als zodanig was nadrukkelijk een internationale cultuur - in dit stadium
toen naties nog geboren moesten worden is het beter om te zeggen:
een inter-regionale cultuur waarbij als natuurlijk werktuig een gemeenschappelijke
taal paste. En omdat religie in het centrum stond van deze nieuwe
cultuur bleef het Latijn (dat tegen deze tijd niet meer gebruikelijk
was in alle regio's maar in ieder geval niet tot een enkele regio
beperkt was) in gebruik in de kerk." [1]
De ontwikkeling van
veel elementen van de Christelijke Kerk waren onderhevig aan de geschiedenis
en de cultuur. De Westerse Kerk ondervond dit heel duidelijk tijdens
de barbaarse invasies van Europa tot in Rome toe, en in de 'donkere
middeleeuwen' die volgden. In die periode was de Kerk een van de weinge
constante organizaties in de maatschappij, en de vijfe eeuwen tot
Karel de Grote zijn Heilige Romeinse Rijk vestigde waren chaotisch.
Gedurende deze periode ontstonden en ontwikkelden zich verscheidene
andere riten in het Westen, maar de Kerk van Rome bleef grote invloed
uitoefenen. Zo groots, indrukwekkend en mystiek was de rite van de
Roomse Kerk dat in de jeugd van Karel de Grote zijn vader gezanten
naar Rome zond om diplomatieke relaties met het Pausdom te vestigen
en die waren daar zo onder de indruk dat binnen een paar jaar de Roomse
liturgie en zang in hun ogen de meest verheven uitdrukking was van
het soort beschaving dat zij wensten te bevorderen.." [2]
Het tot stand brengen
van een standaard Roomse Rite door Karel de Grote was het einde van
de regionale Westerse riten en zorgde ervoor dat het Latijn de liturgische
taal bleef van de Westerse Kerk (uitgezonderd natuurlijk van de protestantse
groepen die zich afscheidden tijdens de Reformatie en de volkstaal
weer aannamen) tot recente tijden. Het Gregoriaans, de liturgische
muziek die voortvloeide uit de inspanningen van Karel de Grote, werd
de standard muziek van de Westerse Rooms Katholieke Kerk tot in de
laat twintigste eeuw.