NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




De Westerse Katholieke Liturgie

Vroeg Westerse Liturgie

Het ochtendgloren van het Westerse Christendom

Het Christendom werd naar de stad Rome gebracht door de zendingsactiviteiten van Petrus, Paulus waarbij de eerste erkent wordt als de eerste bisschop van de stad. Ongetwijfeld namen zij de liturgische praktijk van de Christelijke gemeente van Jeruzalem mee. Zoals de andere vroeg Christelijke gemeenschappen vierden ze de Doop en de Maaltijd van de Heer (Eucharistie). Het vroegste document van de Roomse Kerk, de brief van Clemens aan de kerk van Korinte, bevat gebeden vol met Joodse beeldspraak. [1]

Sommige elementen van de Joodse spiritualiteit waren ongetwijfeld deel van de vroeg Christelijke eredienst, zoals het gebruik van lezingen uit de Hebreeuwse Schriften (in de Griekse vertaling, de Septuagint) en zelfs het gebruik van Hebreeuwse woorden zoals amen en halleluia. Nieuw Testamentische beschrijvingen in Lukas 4:16-30 en Handelingen 13:15-16 laten zien dat vroege Christenen vertrouwd waren met samenkomsten in de Synagoge op de Sabbath met lezingen uit de Schriften en prediking. De Christelijke woorddienst heeft wellicht ook vebanden met het Joodse gebruik van gezangen en religieuze gebruiken bij maaltijden. [2] Hoewel lezingen, gebeden en een preek te vinden zijn zowel in de later volledig ontwikkelde synagogedienst en de vroege Christelijke eredienst, moet een directe structurele verbinding tussen deze twee tradities nog ontdekt worden. [3] Een brief van Plinius de jongere uit 112 beschrijft dat Christenen vroeg in de morgen bijeenkomen voor een lofprijzingsdienst en dat ze 's avonds samenkomen voor een maaltijd. Deze dubbele bijeenkomst van de vroege Christenen doet liturgische wetenschappers wel concluderen dat de woord en tafeldienst onafhankelijk gevierd werden op verschillende tijden van de dag. Andere liturgisten gaan er echter vanuit dat de woord en tafeldien vanaf het begin een geheel was en dat wat Plinius als tweede bijeenkomst noemt een agape viering was — een maaltijd met religieuze betekenis maar iets anders dan de Eucharistie. [4]

Omdat we geen liturgische documenten hebben van het vroegste bgin van de Roomse liturgie kunnen we weinig zeggen over de vroegste praktijk. Vanwege de kleine aantallen aan het begin en later vanwege af en toe vervolgingen was de kerk genoodzaakt in grote huizen van welgestelde leden samen te komen voor de liturgieviering. Sommige kerken in de stad ROme dragen nog de naam van de huizen waar de vroege Christenen samenkwamen, zoals Clemens. We weten ook dat de taal die in de eredienst gebruikt werd in Rome het Grieks was, omdat dat de gemeenschappelijke taal was die toen door het hele Romeinse Rijk gebruikt werd. Zoals kerken in andere delen van de wereld gebruikte de Roomse Kerk de Joodse kalender om de Paasdatum en de erop volgende 50-daagse feesttijd tot Pinksteren vast te stellen. Een punt van onderscheid van de Roomse Kerk is dat het de Paasviering begon op de zondag die het dichtst lag na de 14e Nisan, en niet zoals andere kerken die Pasen op die datum vierden, welke dag van de week het ook was.

TERUG NAAR BOVEN

Eredienst in de Tweede Eeuw

De eerste beschrijvingen die we hebben van Chritelijke eredienst in de stad Rome zijn te vinden in de Apologie van Justinus, een gewoon lid van de Roomse gemeenschap die martelaar werd rond 160. Dit werk was geadresseerd aan de heidense overheid als uitleg van de Christelijke praktijk; en omvat een beschrijving van de ddopceremonie en twee beschrijvingen van de viering van de Eucharistie. Daar schrijft Justinus het volgende over:

"Op de dag die genoemd is naar de zon, komen allen die in de stad of op het platteland wonen samen. De herinneringen van de apostelen of de geschriften van de profeten worden gelezen zo lang de tijd het toestaat.Als de lector opgehouden is spreekt de voorganger ons toe en roept ons op om de geweldige dingen die we gehoord hebben na te volgen. Dan gaan we allen staan en bidden. Zoals we eerder al zeiden, als we klaar zijn met het gebed worden brood, wijn en water naar voren gebracht. De voorganger bidt dan en dankt naar beste kunnen, en de mensen betuigen hun instemming met een Amen! Daarna worden de gaven, waarover een dankzegging uitgesproke is, uitgedeeld en iedereen deelt daarin, terwijl ze ook gebracht worden door de diakenen naar de afwezige broeders." [5]

Uit deze beschrijving kunnen we opmaken dat rond het jaar 150 de kerk van Rome regelmatig op zondag bijeenkwam en dat de woord en tafeldienst als één geheel gevierd werd. De liturgie begint direct met schriftlezingen, en er is al een persoon die als lector aangeduid wordt. Aan het einde van de lezingen preekt de voorganger (van het Grieks proestaminos, degene die voor de samengekomen mensen staat) — waarschijnlijk de bisschop of zijn plaatsvervanger. Nadat de gaven van brood en wijn naar voren gebracht zijn improviseert de voorganger een dankgebed (of eucharistia) waaraan de samengekomen mensen deelnemen met hun acclamatie Amen. Uit de tekst van alle latere Eucharistische gebeden die overgeleverd zijn maken we op dat dit gebed van de voorganger niet een vrij geimproviseerd gebed was maar een standaard structuur volgde te vergelijken met het Joodse hodayah gebed van lof en dankzegging. [6] Elders in de Apologie, maakt Justinus duidelijk dat de "gaven" van brood en wijn waarin allen delen niet beschouwd worden als gewoon voedsel, maar als het "vlees en bloed van de vleesgeworden Jesus."

In deze beschrijving zien we de zelfde elementaire liturgische vorm die alle oude liturgieën hebben, Rome schijnt geen eigen bijzonderheden te hebben. We hebben een aanwijzing dat dat inderdaad zo was, want in 154 bezocht Bisschop Polycarpus van Smyrna Paus Anicetus, die hem vroog in zijn plaats voor te gaan in de viering van de Eucharistie, blijkbaar zonder angst dat dat verschillen in praktijk in de weg zouden staan.

TERUG NAAR BOVEN

Groei en Latinizatie

Rond het jaar 251 begon de kerk van Rome significante veranderingen te ervaren. Er wordt geschat dat de Christenen in Rome toen tussen de 10, 000 en 30, 000 in getal waren. Mensen waarvoor de kerk financieel verantwoordelijk was omvatten de bisschop (Paus Cornelius), 46 presbyters, 7 diakenen, 7 subdiakenen, 52 leden van een mindere orde (lectoren, exorcisten en deurwachters), en 1500 weduwen en andere behoeftigen. Ook kwam het Latijn langzamerhand in plaats van het Grieks als de liturgische taal in Rome zoals eerder was gebeurd in de Romeinse provincies in Noord Afrika. Zo begon de Romeinse oreerstijl invloed te krijgen op de Roomse liturgie — een retoriek gekenmerkt door eenvoud, nuchterheid, beknopte juridische bewoording in tegenstelling tot het meer breedsprakige Grieks. De Apostolische Traditie is uit deze periode, vaak toegeschreven aan de Romeise Presbyter Hippolytus en bevat veel litrugische informatie, zoals een a compleet Eucharistisch gebed, maar veel vragen blijven onbeantwoord over het auteurschap en over welke delen latere toevoegingen zijn en of het niet de praktijk van Alexandrie weerspiegelt in plaats van die van Rome.

TERUG NAAR BOVEN

Eredienst na de Legalizatie van het Christendom

Het Edict van Milan van Keizer Constantijn bracht in 312 verdere verandering. De kerk was voortaan vrij om openlijk de eredienst te houden en kon bezit op zijn naam hebben. De Roomse bisschop kreeg de status en privileges van een rijksrechter. Zoals hun wereldlijke gelijke had de bisschop nu het recht om in processie voorafgegaan te worden door fakkels, wierook en zangers. Deze rituele elementen begonnen de liturgie binnen te komen, zowel om de intocht van de bisscop als van het evangelieboek. Met de toevloed van bekeerlingen ten gevolge van de legalizatie van het Christendom werden de plaatsen van samenkomst te klein. De nieuwe Christelijke basilicas, in ontwerp gelijkend op de Romeinse hofgebouwen, waren eenvoudige grote rechthoekige ruimten geflankeerd door zuilenrijen met een halfronde apse aan een korte zijde. Deze nieuwe ruimte maakte statige processies mogelijk en een prachtige uitvoering van de liturgie. Een georganizeerd systeem van catechese was noodzakelijk om tegemoet te komen aan het grote aantal mensen dat nu lid van de kerk wilde worden in zijn nieuwe politieke situatie.

Het sacrament van de Boete was in het Westen deel van zijn vroegste tradition, zoals Origenes en Cyprianus getuigen. Het werd gezien als een remedie tegen een ontsporing na de doop — voor ernstige zonden die publiek schandaal opriepen zoals: moord, echtbreuk en van het geloof vallen. Zoals in de Oostelijke Kerk werden ordes van penitenten gevormd, maar iets anders behandeld. In Rome werden zij niet weggezonden samen met de catechumen aan het eind van de liturgie van het woord. Ze mochten de hele dienst bijwonen, maar ontvingen de communie niet. Speciale zegengebeden voor penitenten voor of na de communion zijn teruggevonden zowel in Noord Afrika als in Rome. De penitentiele periode liep ten einde met een sacramentele viering met handoplegging; aan het begin van de vijfde eeuw vond dit plaats op Witte Donderdag.

Hoewel de kerk te Rome de Paascyclus al heel vroeg vierde, vierde de Roomse kerk de Kerst cyclus pas vanaf de vijfde eeuw uitgebreid. In navolging van de Oostelijke kerken begon Rome het feest van de Epifanie rond 400 te vieren. Na het Concilie van Efeze in 431, werden Kersvieringen verrijkt met een nachtmis in de kerk van Maria Major in Rome.

Deel van de vroegste Christelijke traditie waren dagelijkse gebeden op het derde, zesde en negende uur, ofwel als individuele gebeden, of als huisdiensten. Deze gebedstijden waren analoog aan de Joodse gebedsuren. In de vierde eeuw treffen we de openbare viering van het morgen gebed (Lauden) en het avondgebed (Vespers) aan in al de belangrijke kerken van Rome.

TERUG NAAR BOVEN

Eredienst buiten Rome en Noord Afrika

Gedurende de tijd dat het Christendom een plek kreeg in Rome, verspreidde het zich ook door de Westelijke provincies van het Romeinse Rijk. In het Oosten waren er verscheidene invloedrijke centra, zoals Jeruzalem, Antiochie en Alexandrie; in het Westen was Rome allen het centrum dat maatgevend was voor de liturgische praktijk. Dat blijkt wel uit het feit dat het Latijn algemeen werd aangenomen voor de Westerse Christelijke liturgie. Wenemen aan dat de Westerse kerken buiten Rome de uniforme liturgische praktijk van het vroege Christendom deelde, met lokale variatie in detail.

Al vroeg ontdekken we twee stromen van liturgische traditie in het Wesent: de Noord Afrikaanse en Roomse traditie, en de Gallicaanse traditie die de rest van het West Romeinse Rijk besloeg, inclusief noord Italie. De term "Gallicaans" is enigszins verwarrend want die wordt zowel gebruikt om in het algemeen de liturgische familie van Westerse riten buiten de Noord Afrikaanse en Roomse traditie, en meer specifiek om de liturgie van de regio Gallie te beschrijven. Omdat uitgebreide Gallicaanse liturgische bronnen ontbreken uit deze periode, is het onmogelijk om met zekerheid te zeggen of hun oorspronkelijke vormen het eenvoudige, nuchtere Romeinse karakter deelden, of dat hun vroegste teksten het uitgebreide karakter van de Oosters Romeinse teksten hadden dat we ook in Gallicaanse teksten van later datum aantreffen.

De Westerse traditie die het meest lijkt op de Rooms-Noord Afrikaanse rite wordt gewoonlijk de Ambrosiaanse of Milanese liturgie genoemd. Het Eucharistisch gebed dat door Ambrosius in 390 wordt aangehaald is substantieel hetzelfde als de canon die later in Roomse documenten wordt gevonden. Zelfs in de tijd van Ambrosius had de Milanese rite een aantal kenmerken die deze onderscheidde van de Roomse praktijk, zoals voetwassing als deel van de doopviering, en het verbod op vasten op zaterdag, zelfs gedurende de 40-dagen tijd. De praktijk van het zingen van antifonen en hymnes (gezangen) is deel van het erfgoed van de vroege Milanese kerk.

De Spaanse of Visigotische liturgie, gewoonlijk de Mozarabische Rite genoemd, werd gepraktiseerd op het Iberische Schiereiland. Er wordt aangenomen dat Noord Afrikaanse en Roomse bronnen de kern vormden van de vroegste praktijk, hoewel latere vormen ook karkateristieken van de Oosterse Kerken vertonen.

De Gallicaanse liturgie die gepraktiseerd werd in Gallie vertoont een grotere verscheidenheid aan plaatselijke gebruiken. Een Celtische variant werd gebruikt door de Ieren, Schotten en de Welsh. Een kenmerk van de Gallicaanse liturgie is het gebruik van een serie korte variabel gebeden waar de Roomse rite een enkel geintegreerd gebed gebruikt. Een ander distinctief kenmerk is het gebrui van gecentonizeerde lezingen, waar een enkele lezing bestaat uit een collage van teksten uit verscheidene boeken van de Bijbel.



TERUG NAAR BOVEN

Selecte Bibliografie

Adam, Adolf. Foundations of Liturgy: An Introduction to Its History and Practice. Translated by Matthew J. O'Connell. Collegeville, MN: The Liturgical Press, 1992.

Paul Bradshaw, Daily Prayer in the Early Church, Alcuin Club Collection 63, London 1981

Bradshaw, Paul F. The Search for the Origins of Christian Worship. New York, 1992.

Deiss, Lucien. Springtime of the Liturgy. Translated by Matthew J. O'Connell. Collegeville, MN, 1979.

Jungmann, Josef. The Early Liturgy. Translated by Francis A. Brunner. Notre Dame, IN, 1959.

Metzger, Marcel. History of the Liturgy: The Early Stages. Translated by Madeleine M. Beaumont. Collegeville, MN, 1997.

Wegman, H.A.J.. Geschiedenis van de Christelijke eredienst in het Westen en Oosten. Hilversum 1983

 

BACK TO TOP


[1] Lucien Deiss, Springtime of the Liturgy, pp. 81-85.

[2] Paul Bradshaw, Daily Prayer in the Early Church, pp. 21-22, 44-45.

[3] Paul Bradshaw, The Search for the Origins of Christian Worship, pp. 27-29.

[4] Adolf Adam, Foundations of Liturgy, p. 16.

[5] Deiss, pp. 93-94.

[6] For a discussion of the hodaya prayer, see Paul F. Bradshaw, The Search of the Origins of Christian Worship, pp. 16-17, 50-51.