|
|
|
De Westerse Katholieke Liturgie
De hervormingen van Karel de Grote
- De
Franken nemen de Roomse rite
- Karel
de Grote's hervormingsprogramma
- Gallicaanse
en Allegorische kenmerken
- Monastieke
invloeden
- De
toevoeging van het Credo
- Andere
Westerse Riten
- Voor meer pagina's
over de Westerse Katholieke Kerk, zie:
- Vroege Westerse Liturgie
- Gregoriaanse Hervorming
- Hervorming onder Karel de Grote
- Het Concilie van Trente
- Het Tweede Vatikaanse Concilie en de bijbehorende
Hervorming
- Zang Ontwikkeling
Westerse liturgie in
de achtste eeuw werd beïnvloed door de toename van de macht van
de Frankische koningen ten noorden van de Aplen. Hun ideaal, speciaal
onder de latere leiding van Karel de Grote, was om een Christelijke
samenleving in West Europa te vestigen. Stabiliteit en eenwording werden
tot stand gebracht door de assimilatie van de oude Romeinse cultuur
van de steden en de "barbaarse" cultuur van het platteland, het gebruik
van het Latijn als staatstaal en de vorming van een verenigde kerk-staat.
Om hun rijk te consolideren wilden de Franken de Roomse liturgie importeren
in een poging om de liturgische praktijk te standaardizeren. [1]
Hun pogingne waren uiteindelijk succesvol en resulteerden in een uniforme
eredienst, maar hadden als onbedoeld bijeffect dat Gaalicaanse elementen
vermengd werden met de Roomse praktijk en ze een hybride Rooms-Frankische
liturgie creëerden. Allegorische interpretatie van de liturgie
veranderde de manier waarop de riten werden gezien en uitgevoerd. Deze
nieuwe hybride liturgische stijl domineerde het Westen en beperkte het
belang van andere Westerse riten.
In 754 schreef Koning
Pepijn de Roomse liturgie voor in zijn rijk. Politieke eenheid was
niet de enige factor in het bevorderen van de Roomse praktijk; pelgrims
die Rome bezochten, in het bijzonder bisschoppen, waren onder de indruk
van de schoonheid van de Roomse ceremonies. De verscheidenheid van
de Gallicaanse praktijk en de corruptie van de Latijnse teksten ervan
waren andere factoren die leidden tot ongenoegen met de plaatselijke
riten. Toch had Pepijn's gebod weinig succes: Hoewel Roomse liturgischel
manuscripten die buiten Rome waren gecopieëerd al enige Gallicaanse
elementen hadden geabsorbeerd, was de Roomse liturgie in het bijzonder
geschikt voor zijn plaatselijke gemeenshap en kon die niet makkelijk
getransplanteerd worden naar Frankische landen met erg verschillende
liturgische en culturele tradities.
TERUG
NAAR BOVEN
Gedurende de jaren 785-786
vaardigde Karel de Grote wetten uit om het proces van Romanization te
voltooien en de Gallicaanse rite te onderdrukken. [2]
Hij vroeg Paus Hadrianus (772-795) om een Gregoriaans sacramentarium"in
pure vorm" naar Aken te sturen, zodat dat gebruikt kon worden als model
voor de liturgische boeken in het Frankische gebied. In 785 zond deze
Paus een sacramentarium dat rond 735 was samengesteld, nu bekend als
het Hadrianum. Dit boek leende zich slecht voor Karel de Grote's bedoelingen;
het was incomplete, er ontbraken de formulieren voor de zondagen van
het jaar en het vertegenwoordigde de meer uitgebreide Pauselijke liturgie
en niet de parochie liturgie. (In fe stad Rome waren twee liturgische
stijlen ontstaan. Een vorm werd gebruikt als de Paus voorging; de andere,
eenvoudiger vorm voor algemeen gebruik zou een beter model geweest zijn
voor Karel de Grote's doel.) Misschien begreep Paus hadrianus het verzoek
niet goed; hij zond het mooiste manuscript dat hij bezat. [3]
Om een bruikbaar
boek als model te ontwikkelen, was het nodig de Hadrianum aan te vullen
met materiaal dat erin ontbrak en het aan te pasen aan de behoeften
van de Frankische kerk. Gedurende de jaren 810-815 vulde Benedictus
van Aniane de ontbrekende delen in met teksten uit het achtste eeuwse
Gelesiaanse Sacramentarium, een andere, onbekende Roomse bron, en
Gallicaans materiaal. De inhoud van zijn supplement is uitgebreid:
niet alleen de ontbrekende missen voor de zondagen van het jaar, maar
ook diverse teksten zoals de vigilia voor Pasen en Pinksteren, missen
voor weekdagen, gewone missen voor heiligen, de wijding van geestelijken
religieuzen, de wijding voor de mindere ordes, votief missen voor
speciale behoeften, uitvaart missen, bisschoppelijke zegens en voorstellen
om Gallicaanse feesten toe te voegen aan de kalender. In zijn supplement
onderscheidde Benedictus zorgvuldig tussen dit aanvullende materiaal
en het materiaal uit de Hadrianum tekst die hij ontvangen had. [4]
Het resulterende hybride Rooms-Frankische sacramentarium werd gebruikt
als model voor liturgische veranderingen door heel het rijk en uiteindelijk
vond de hybride liturgie zelfs zijn weg naar Rome.
Naast het verspreiden
van 'echte' Roomse liturgische boeken wilde Karel de Grote ook dat
de zang het Roomse gebruik zou volgen. Hij zond zijn beste zangers
naar de pauselijke kapel om de zang die daar gebruikt werd te leren
zodat zij die zouden kunnen verbreiden in de rest van het rijk. Dit
gestandardizeerde repertoire werd bekend als het Gregoriaans. Voor
meer, zie Gregoriaans.
TERUG
NAAR BOVEN
Deze nieuwe vorm van
hybride liturgie had een ander karakter dan de traditionele Roomse eenvoud
en nuchterheid. De liturgie vertoonde Gallicaanse kenmerken: de hang
naar dramatisch, kleurrijk ritueel, en het groeien van de gebeden in
aantal en lengte. De toon van deze teksten is vaak subjectief en emotioneel,
speciaal in de stille gebeden van de voorgangers. Een voorbeeld van
deze Gallicanizatie is te zien in het ritueel voor het bevestigen van
presbyters. In de Roomse rite is de handoplegging duidelijk de primaire
symbolische handeling. In de nieuwe hybride liturgie wordt extra dramatisch
karakter aan de ceremonie gegeven door het inkleden, zalven van de handen,
en de presentatie van de liturgische boeken, maar daardoor lijkt de
handoplegging slechts één van de vele rituele handelingen.
Nog een factor in
de ontwikkeling van de nieuwe liturgische boeken en de interpretatie
ervan is te zien in commentaren, die bekend staan als expositio Missae.
Deze werken interpreteerden de liturgie op kleurrijke, allegorische
wijze zodat een diepere betekenis gezien werd achter elk liturgisch
detail. De intredezang werd bijvoorbeeld gezien als de stem van de
profeten die de komst van Christus voorzegden, het Gloria als de zang
van de engelen die de geboorte van Christus aankondigden en de lezing
van het Epistel als Johannes de Doper's proclamatie van Christus als
de Messias. Zulke fantasierijke interpretaties leidden tot veranderingen
in de liturgische praktijk, zoals het zacht reciteren van de canon
omdat hij gezien werd in de rol van de Hogepriester die het Heilige
der Heiligen van de Tempel alleen binnenging. Twee van Karel de Grote's
adviseurs, Alcuin en Amalarius van Metz waren voorstanders van deze
allegorische interpretatie.
Net als de mis werden
andere sacramentele riten gezien als een soort liturgisch drama waarin
scenes uit de heilsgeschiedenis uitgespeeld werden. De rite voor het
bannen van penitenten uit de kerk was gebaseerd op teksten uit Genesis
waar de penitente maar zondige Adam en Eva werden verbannen uit het
Eden, zo werden de penitenten verbannen uit het Eden van de kerk.
TERUG
NAAR BOVEN
Toen de hervormingen
van Karel de Grote zich verspreiden over Europe brachten andere invloeden
ook verandering tot stand in de Westerse praktijk, veranderingen die
door de hele mideleeuwse periode te zien zijn. Ierse en Schotse monniken
brachten hun gebruiken naar het vasteland van Europa, zoals hun vorm
van het sacrament van de boete. Terwijl de canonieke boete in zijn traditionele
Roomse vorm nog in gebruik was, werd de individuele viering van het
sacrament van de boete steeds gebruikelijker. In plaats van alleen in
gebruik voor zware zonden die publiek schandaal opriepen, kon nu iedere
persoon die zijn zondige natuur herkende dit sacrament telkens weer
ontvangen. Degene die deze monastieke Celtische vorm van het sacrament
bediende was de biechtvader presbyter (=priester) en niet de bisschop.
Nog een trend in
de individualisatie kan men zien in de Mis in de volgende eeuwen.
Oorspronkelijk werd de Eucharistie allen in de contekst van de samengekomen
Christelijke gemeente gevier. Gedeeltelijk vanwege monastieke invloeden,
werd de mis steeds meer gecelebreerd door presbyter met een enkele
assistent, of zelfs door de priester alleen. Dit leidde tot de ontwikkeling
van het Plenair Missaal, een liturgisch boek dat de teksten van het
sacramentarium bevatte, Schriftlezingen, zang en rubrieken zodat de
celebrant alleen al de nodige rollen op zich kon nemen.
De viering van de
Getijden kreeg ook steeds meer een monastieke vorm. In plaats van
het repeterend gebruik van psalmen van de kathedrale getijden werd
de monastieke praktijk van het reciteren van het hele Psalter in een
week standaargebruik. Het recitateren van de langere diensten in monastieke
stijl werd verplicht voor alle geestelijken, die zichzelf zagen als
bidders in plaats van de kleken. Daarom werdden de getijden steeds
meer een zaak van de geestelijken waaraan leken zelden deelnamen.
TERUG
NAAR BOVEN
Hoewel de Gallicaanse
toevoegingen en interpretaties vele details van de liturgy veranderden
en de manier waarop de liturgie gezien werd, bleef toch de structuur
van de Mis ongeveer hetzelfde als die geweest was in de tijd van Gregorius
de Grote. Een toevoeging van Karel de Grote was het Credo, of de Geloofsbelijdenis
van Nicea, in de Frankische gebieden aan het einde van de achtste eeuw.
Sinds het eind van de zesde eeuw werd het Credo gebruikt in de Spaanse
liturgie samen met een aangroeisel dat bekend is als de "filioque" frase.
Als antwoord op twisten van ketterse groepen betreffende de aard van
de Drieëenheid, werd de frase over het voortkomen van de Heilige
Geest veranderd, zodat het nu werd, "En ik geloof in de Heilige Geest
... die voortkomt uit de Vader en de Zoon." Het Credo met deze toevoeging
verspreidde zich snel naar de Frnakische kerken. Paus Leo III schreef
aan Karel de Grote in 808 met de wens dat de filioque frase niet zou
worden toegevoegd, en liet een zilveren wandbord met de originele tekst
graveren en hing die op in de St. Pieter. Het Credo werd niet gebruikt
als deel van de Mis in de stad Rome tot ver in de elfde eeuw, toen Paus
Benedictus VIII toegaf aan politieke druk en het invoegde in zondagse
missen en belangrijke feesten. [5]
TERUG
NAAR BOVEN
Met de verspreiding van
de hervorming van Karel de Grote werd de Gallicaanse rite compleet onderdrukt
in West Europe, hoewel de invloed ervan sterk bleef in detail en 'smaak'
van de nieuwe hybride liturgie. De hervormingen hadden geen invloed
op Spanje dat zijn eigen Mozarabische liturgie tot de elfde eeuw hield.
Het is niet duidelijk uit middeleeuwse bronnen of Karel de Grote een
poging deed de Ambrosiaanse rite te onderdrukken, of dat hij die enkel
beperkte tot het gebied rond Milaan. Hoe het ook zij, het is de enige
Westerse litugie die niet uiteindelijk vervangen werd door de Rooms-Frankische
rite en wordt nog steeds gebruikt.
- Voor meer pagina's
over de Westerse Katholieke Kerk, zie:
- Vroege Westerse Liturgie
- Gregoriaanse Hervorming
- Hervorming onder Karel de Grote
- Het Concilie van Trente
- Het Tweede Vatikaanse Concilie en de bijbehorende
Hervorming
- Zang Ontwikkeling
Selecte Bibliografie
Adam, Adolf. Foundations
of Liturgy: An Introduction to Its History and Practice. Translated
by Matthew J. O'Connell. Collegeville, MN, 1992.
Dix, Gregory. The
Shape of the Liturgy. London, 1945.
Jungmann, Josef.
The Mass of the Roman Rite: Its Origins and Development. II
vols. translated by Francis A. Brunner. New York, 1951.
Vogel,Cyrille. Medieval
Liturgy: An Introduction to the Sources, translated and revised
by William Storey and Neils Rasmussen. Washington, DC, 1986
Ware, Kallistos.
The Orthodox Church. 2nd. Ed. New York, 1993.
Wegman,
H.A.J.. Geschiedenis van de Christelijke eredienst in het Westen
en Oosten. Hilversum 1983
TERUG NAAR BOVEN
[1]
Voor een samenvatting van deze complexe culturele en politieke achtergrond,
zie Wegman, H.A.J.. Geschiedenis van de Christelijke eredienst
in het Westen en Oosten,
pp. 143-149.
[2]
Adolf Adam, Foundations of Liturgy, p. 27.
[3]
Herman Wegman, Christian Worship in East and West, pp. 154-155.
[4]
Cyrille Vogel, Medieval Liturgy, pp. 85-92.
[5]
See Gregory Dix, The Shape of Liturgy, 487; Kallistos Ware,
The Orthodox Church, p. 59; and Josef Jungmann, The Mass
of the Roman Rite, Vol 1, pp. 469-470.
|
|
|