LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
De Westerse Katholieke Liturgie
Hoewel de hervormingen van Karel de Grote succesvol waren en resulteerde in één gemeenschappelijke liturgische praktijk in het grootste deel van Europa, was er nooit een poging geweest om de natuurlijke evolutie van secundaire liturgische elementen te beperken. Omdat de liturgische teksten verspreid werden in met de hand gecopieerde teksten, was er altijd de mogelijkheid om plaatselijke aanpassingen toe te voegen als er weer een manuscript werd overgeschreven. Elke diocees had zijn eigen liturgische feestkalendar en vaak zijn eigen kenmerkende manier om liturgisch detail uit te voeren. In de eeuwen tussen de tijd van Karel de Grote en de 16e eeuw was liturgische verandering op veel gebieden opgetreden zoals bijvoorbeeld de toevoeging van de sequens aan de Mis. De sequens, een uitgebreid niet-bijbels lied dat na het Alleluia toegevoegd werd, kende een veelheid aan tekstuele en muzikale vormen. De populariteit van de sequens is af te lezen uit de veelheid aan verzamelingen ervan die de ronde deden in de middeleeuwen, en uit het feit dat in sommige gebieden er een tijdeigen sequens gezongen werd op elke zondag en op elk belangrijk feest. Een dergelijke liturgische evolutie was de toevoeging van muzikale of tekstuele frasen (of beide) aan de bestaande zang; deze toevoegingen werden "tropen" genoemd. Tropen werden aangetroffen in bijna alle zang in de Mis en ook in sommige gezangen in de Getijden. Vaak funstioneerde de tropen als inleiding bij de bestaande zang, maar vele vormden een serie toevoegingen die tussen de oorspronkelijke frasen van het origineel gevoegd waren. Net als de sequensen werde de tropen het meest gebruikt op zondagen en belangrijke feesten. Beide varieeren van gebied tot gebied; een bepaalde sequens of troop werd vaak in een bepaald geografisch gebied gebruikt en niet in het totae gebied van de Roomse liturgie. phical area rather than the entire sphere of Roman Liturgy. Een muzikale vernieuwing van de middeleeuwen was de ontwikkeling van meerstemmige koormuziek. Eerst werd een traditioneel gezang uitgebreid door de toevoeging van een tweed, geimproviseerde of nieuw gecomponeerde vocale stem die tegelijkertijd gezongen werd. Een derde stem kon ook toegevoegd worden waardoor er een nieuw complex muzikaal gewaad ontstond dat het oorspronkelijke gezang omhuldde. Latere liturgische teksten werden op geheel nieuwe polyfone composities gezet, soms heel ingewikkelde meerstemigheid, zodat de teksten niet meer te volgen waren. Andere veranderingen zijn te zien in de officiele herzieningen van de liturgie, zoals in het belangrijke tiende eeuwse Romano-Germaanse Pontificaal en het Pontificaal van Willem Durandus. Deze boeken, die liturgische vieringen betroffen waarin een bisschop voorging, zijn belangrijke getuigen van de middeleeuwse liturgie. In het algemeen laten de veranderingen die vastgelegd zijn in deze boeken een zorgvuldige assimilation en beheersing van het liturgische detail zien die een groei laat zien die past binnen de traditionele vorm van de oude liturgie. Een opvallende ontwikkeling, eigen aan de Westerse liturgie, was het scheiden van de zalving met Chrism (een welriekende zalfolie) in een aparte sacramentele rite die bekend werd als Vormsel. Dit was al in de 5e eeuw gebruikelijk in Gallie, maar in de loop van de Middeleeuwen verspreidde zich dit gebruik zodat het algemeen werd in het Westen. Paus Gregorius VII was een serie algemene hervormingen van het kerkelijke leven begonnen aan het einde van de elfde eeuw om problemen met de organizatie van de kerk te verhelpen. Zaken, zoals slecht opgeleide geestelijkheid en bisschoppen die niet in hun diocees woonden moesten nog aangepakt worden. Similar issues such as poorly educated clergy and bishops not living within their diocese, still needed to be addressed. De directe aanleidng voor een Concilie was echter de uitdaging van de Protestantse Hervorming. De Hervormers zetten vragen bij de Mis als offer en de ware aanwezigheid van Christus in de Eucharistie. Ze kenmerkten ook veel liturgische praktijken als bijgelovig en vroegen om eredienst in de volkstaal in plaats van in het voor leken overstaanbare Latijn. Het Concilie van Trente werd bijeengebracht door Paus Paulus III in 1545 en vergaderde tot 1563 onder leiding van vier verschillende pausen in een politiek roerige tijd. Het concilie zette een system van seminaries op om de opleiding van geestelijke te verbeteren en stelde vast dat iedere bisschop in zijn eigen diocees moest wonen. Als antwoord op de Protestantse Hervormers bevestigde dit Concilie het traditionele geloof in de sacramentele aard van de Eucharistie en in dhe leer van de Presentia Realis. Het bevestigde het gebruik van Latijn in de liturgie maar veroordeelde het gebruik van de volkstaal niet. In feite werd zelfs gevraagd om uitleg van sommige liturgische teksten binnen de liturgie op zondagen en heiligendagen..[1] Polyfone muziek werd toegestaan naast de traditionele zang zolang de tekst maar te volgen was. Tropen werden afgeschaft, net als de sequens, op een paar geliefde sequensen na. De liturgische ideeën van het Concilie van Trent kregen vorm in het Missaal van Pius V uit 1580. Hoewel uitgebreid onderzoek naar de geschiedenis van de liturgie in die tijd niet voorkwam, kozen de samenstellers van het missaal gebeden die zij dachten te kunnen identificeren als deel van de oudere traditie en schaften ze meestal gebeden af waarvan ze wisten dat die een middeleeuwse oorsprong hadden. De structuur van de Mis bleef dezelfde algemene vorm die deze al had in de tijd van Karel de Grote, hoewel middeleeuwse aangroeisels aan het begin en eind van de Mis nu vastgelegd werden als deel van de liturgie. Wat voorheen sacristie gebeden waren van de geestelijkheid werden de gebeden aan de voet van het altaar aan het begin van de Mis. In middeleeuwse tijden dacht men dat de lezing van het eerste gedeelte van het Evangelie naar Johannes zegen bracht over de hoorders, daarom werd deze praktijk behouden als het"Laatste Evangelie" aan het einde van de Mis. Het belangrijkste effect van het Concilie van Trent en van het nieuwe Missaal van Pius V was de strakke regelgeving voor elk liturgische detail. In tegenstelling tot de overgeschreven boeken van vroegere eeuwen, zorgde het drukken hiervan ervoor dat alle liturgische boeken ook tot in details gelijk waren in elke kerk. De Paus verordende dat al de riten en teksten gebruikt moesten worden precies zoals voorgeschreven en zonder verandering of toevoeging, en dat de liturgie die in dit missal stond definitief en voor alle tijden was. Deze stricte uniformiteit was bedoeld om er zorg voor te dragen dat ideeën van de Protestantse Reformatie niet in de katholieke eredienst zouden binnendringen. Ondanks de wens naar extreme uniformiteit stonden de Concilievaders het voortgaande gebruik van de Milanese en Mozarabische Riten toe, hoewel het gebruik van de laatstgenoemde teruggelopen was tot slechts een paar parochies rond Toledo ana het einde van de 11e eeuw. Religieuze ordes die al meer dan 200 jaar varianten op de Roomse rite in gebruik hadden, speciaal Dominicanen-, Karmelieten- en Braga-gebruiken, werd toegestaan deze kenmerkende gebruiken te behouden. De
Tridentijnse Mis (1580) Voor de Tridentijnse Mis na Trente, klik
hier. Verschillende vormen van viering Drie soorten viering van de Eucharistie waren vastgelegd in het Missaal van Pius V, afhankelijk van de mate van plechtigheid: de Plechtige Mis, de Hoogmis en de Laagmis. De Plechtige Mis volgde de traditionele vorm van de liturgie waar de voorgaande bisschop of priester geassisteerd werd door en of meer diakenen, subdiakenen, lectoren, acolyten en zangers. Het ambt van diaken, een van de drie ambten van de Vroege Kerk raakte in in onbruik in de Middeleeuwen in het Westen. Het diaconaat werd een tijdelijk stadium in de opleiding van de geestelijkheid, niet meer een blijvend ambt. Hetzelfde gold voor de mindere ordes. Behalve in de seminaris, werden daarom in de viering van een Plechtige Mis de liturgische rolen van diaken, subdiaken en lector uitgevoerd door gewijde priesters in de kleding van deze mindere ordes. Behalve in seminaries, kloosters en grote kathedralen, waren er niet vaak genoeg geestelijken beschikbaar om de Plechtige Mis uit te voeren, daarom werd meestal de Hoogmis gebruikt. In dit geval voerde een enkele priester de rollen van diaken en lector uit, gehopen door een paar assistenten, leken of kinderen die de rol van acolyt vervulden. In een Hoogmis voerde een koor alle gezangen uit, hoewel de priester geacht werd al de teksten te reciteren die het koor uitvoerde. In een Laagmis was er geen koor; de teksten van de gezangen werden door de priester gezegd. De meeste mensen maakten de Mis alleen in deze twee vormen mee, met de Plechtige Mis bij heel bijzondere gelegenheden. Zo nam de liturgie een ongewone vorm aan: in plaats van een Christelijke gemeenschap die samenkomt en samen de Eucharistie viert, ging de Mis steeds meer lijken op een ritueel dat do een enkele priester uitgevoerd werd ten bate van de samengekomen gemeente, maar waarbij zij enkel toeschouwers waren bij de handelingen. Dit doen samenvallen van verschillende liturgische rollen in één persoon hielp ook om te waken tegen ongewenste veranderingen die het Concilie vreesde het was eenvoudiger het gedrag van een enkele persoon te regelen dan dat van een groep mensen die de liturgie samen uitvoerden met verschillende opleidingsniveaus. Gedurende deze period
veranderen de heersende Rococo kunstrichting en de polifone muziek de
beleving van de liturgie. Deze nieuwe kunstrichting met zijn levendige
kleuren en dramatische uitbeelding van bijbelse taferelen, vulde het interieur
van de kerk met indrukwekkende visueel vertoon. Meerstemmige koormuziek
en het gebruik van muziekinstrumenten leidden tot de schepping van grote
muziekwerken in de contekst van de lliturgie. De gelovige, die het Latijn
niet meer machtig was en ook niet op een andere manier kon deelnemen in
de handeling, bleef geen andere manier van deelnemen over dan kijken en
luisteren, maar wat er te zien en te horen was soms een prachtig dramatisch
ritueel kunstzinnig tot klinken gebracht.
Selecte BibliografieAdam, Adolf. Foundations of Liturgy: An Introduction to Its History and Practice. Translated by Matthew J. O'Connell. Collegeville, MN, 1992. Decrees of the Ecumenical Councils, Vol. II. Ed. Norman Tanner. Washington, DC, 1990. Duval, André. Des Sacraments au Concile de Trent. Paris, 1985. The New Saint Andrew Bible Missal. Ed. The Missal Commission of Saint Andrews Abbey. New York, 1966 [An English translation of texts for the Tridentine liturgy with commentary] Wegman, H.A.J.. Geschiedenis van de Christelijke eredienst in het Westen en Oosten. Hilversum 1983
[1] Vergelijke: Session 22 Chapter 8 and Canon 9, Session 24 Canon 7. Engelse vertaling te vinden in: Decrees of the Ecumenical Councils, Vol. II. Ed. Norman Tanner.
|
|