Zang Ontwikkeling
Krachten
die leidden tot het Concilie
Gedurende de negentiende
en vroeg twintigste eeuw bloeide het litugische onderzoek en leverde
een veel beter begrip van de geschiedenis van de liturgie. Vele oudere
manuscripten werden ontdekt en geinterpreteerd, en er werd licht geworpen
op de vroegere vormen van viering. De wetenschap van de vergelijkende
liturgiek ontstond waar de verschillende vormen van van Westerse liturgie
werden bestudeerd naast de Byzantijnse en andere Oostelijke tradities.
Dit deed wetenschappers de gemeenschappelijke wortels van alle Christelijke
eredienst ontwaren, en een terugkeer naar een puurdere en meer primitieve
vorm wensen. Dit onderzoek wees erop dat de liturgie van het Concilie
van Trente niet leek op vroegere liturgieën in sommige kenmerken,
en prominente wetenschappers zoals Joseph Jungmann, begonnen liturgische
hervorming aan te bevelen.
In de 50er jaren
van de 20e eeuw werd een aantal hervormingen van de liturgie van de
Stille Week door Paus Pius XII ingesteld. Ouder, meer traditionele
vormen van deze vieringen vervingen de laat middeleeuwse versies van
het Missaal van Pius V; in het algemeen werd de restauratie goed ontvangen.
Het werd duidelijk dat de uiterste onveranderlijkheid van de Tridentijnse
liturgie geen mogelijkheid overliet om de vieringen aan te passen
aan veranderende omstandingheden van een latere tijd. Bovendien waren
er velen die vroegen om het gebruik van de volkstaal omdat die pastoraal
effectief bleek te zijn in de Orthodoxe en Protestante kerken. Ondanks
deze factoren, was er geen directe crisis die vroeg om een hervormingsconcilie.
TERUG
NAAR BOVEN
Het
Tweede Vaticaans Concilie
Tot verbazing van
iedereen vroeg de net verkozen Paus John XXIII om een algemeen Concilie
van de Rooms Katholieke Kerk op 25 January 1959. In de eerste zitting
in 1962, zette deze Paus een toon van uiterste openheid in het debat
en toonde hij een pastorale benadering van hervormingen. De onderwerpen
die besproken werden waren zo verscheiden dat ze moeilijk onder een
noemer te brengen zijn; drie van de belangrijkste gebieden die aan
de orde kwamen waren de verhouding van de Rooms Katholieke Kerk met
andere Christelijke kerken, de toenemende rol van de leken in het
dienstwerk van de kerk, en een complete hervorming van de liturgie.
Toen het concilie sloot in 1965 onder leiding van Paus Paulus VI,
had het 16 uitgebreide documenten geproduceerd.
Het liturgische document,
"Constitutie over de Heilige Liturgie," was een van de eerste die
uitkwam en de principes werden al uitgevoerd terwijl het concilie
nog vergaderde. Het was de eerste keer in de geschiedenis dat zulke
uitgebreide herzieningen van de liturgische praktijk allemaal in een
keer tot stand kwamen.. De verregaande hervormingen vroegen om de
restauratie van traditionele vormen van liturgie terwijl tegelijkertijd
de mogelijkeheid gegeven werd om in te spelen op pastorale behoeften.
Dit document was erg expliciet in de roep om veranderingen die de
gemeente in de gelegenheid zou stellen om volledig deel te nemen aan
de liturgische handeling en niet alleen stille toeschouwer te zijn.
Om het eerste doel
te bereiken (het restaureren van traditionele vormen) schreef de Constitutie
een vereenvoudiging van de liturgische riten voor zodat hun oorspronkelijke
structuur duidelijk zou worden, in het bijzonder door aangroeisels
uit latere perioden te verwijderen. De constitutie reataureerde ook
het normale gebruik van de traditionele liturgische dienstwerk van
de diaken[1], lector en acolyt. Wat betreft stijl
riep het op tot het vermijden van herhaling en lange gebedsteksten,
in de geest van de Roomse eenvoud en nuchterheid.
Tegelijketijd schreef
de Constitutie enige nogal vernieuwende veranderingen in de geest
van tegemoetkomen aan de pastorale behoeften van een moderne tijd
met veel verschillende culturen die de Roomse rite gebruiken. Hoewel
de constitutie vroeg om het behouden van het Latijn als taal van de
eredienst, beval deze het gebruik van de volkstaal aan waar dit pastoraal
dienstig zou zijn. Terwijl de constitutie het traditionele systeem
van een lectionarium voor de schriftlezingen behield, leverde deze
een vernieuwing dat de lezingen verdeeld werden over drie jaar in
plaats over één jaar, zodat de gelovigen beken konden
worden met een groter aantal bijbelgedeelten. In tegenstelling tot
het Concilie van Trente stond de Constitutie flexibiliteit toe in
het creëren van variatie en aanpassing van rituele elementen.
TERUG
NAAR BOVEN
Het
Missaal van Paulus VI
De veranderingen
die bedoeld werden door de Constitution over de Heilige Liturgie werden
vorm gegeven in het Missaal van Paul VI dat uitkwam in 1969. Ironisch
genoeg, het gebruik van een "missaal" een enkel boek waarin
al de teksten voor de viering van de Mis verzameld zijn werd
achterhaald door dit missaal. De nieuwe rite restaureerde het gebruik
van de traditionele liturgisch boeken: het sacramentarium, het lectionarium,
en zang boeken, zodat het missaal nu een naslagboek werd in plaats
van een vierboek.
De Mis van Paulus
VI restaureerde één oud element dat ontbrak uit de Roomse
liturgie sinds de tijd van Gregorius I dee voorbeden aan het
eind van de liturgie van het Woord zoals beschreven door Justinus
Martyr in 150 A.D. Er werd niet zozeer een bepaalde tekst voorgeschreven
maar het gaf de mogelijkheid dat gemeenschappen hun eigen voorbeden
formuleerden uitgaande van de lokale pastorale behoeften. Deze werden
afgerond door een collectagebed dat verwoord werd door de voorganger.
Het is interessant om te zien dat de modellen voor de vormen van voorbeden
die in het nieuwe missaal gegeven worden in de stijl van de Byzantijnsee
litanie zijn en niet in de oude Romeinse vorm van voorbede zoals die
te vinden is in de liturgie van de Goede Vrijdag. In het algemeen
zijn er veel keuze elementen die afhangen van de pastorale situatie,
bij voorbeeld de verschillende schuldbelijdende riten aan het begin
van de Mis.
Het nieuwe missaal
leverde een aantal nieuwe Eucharistische gebeden waaruit de voorganger
kon kiezen naast de traditionele Roomse Canon. Eén ervan is
een bewerking van het oude Eucharistische gebed van Hippolytus. In
al de Eucharistische gebeden is de epiclese explicieter, maar behoud
het de traditionele gespleten vorm van afsmeken van de komst van de
Heilige Geest over de gaven en over de mensen. De communie en de afsluitende
riten behouden dezelfde vorm die ze hadden sinds de tijd van Gregorius
I, hoewel het middeleeuwse aangroeisel van het "Laatste Evangelie"
onderdrukt werd.
Hoewel de Constitutie
over de Heilige Liturgie vroeg om het voortgaande gebruik van het
Latijd naast het facultatieve gebruik van de volkstaal, werd er geen
duidelijke indicatie gegeven welke delen in het Latijd gesproken of
gezongen zouden moeten worden. Vanwege de grote populariteit van de
volkstaal wordt het Latijd in veel parochies nauwelijks gebruikt.
Voor meer over de Novus
Ordo Missae, klik hier
TERUG
NAAR BOVEN
Muziek
sinds Vaticanum II
De Constitutie over
de Heilige Litugie beval aan het Gregoriaans te blijven gebruiken
maar ook andere stijlen toe te laten. Het Missaal van Paulus VI geeft
de mogelijkheid al de traditionele Gregoriaanse tijdeigen gezangen
te gebruiken, maar staat alternatieven in ruime mate toe, zoals bijvoorbeeld
de rubriek voor de intredezang: "De antifoon en psalm van het Graduale
Romanum of Het Graduale Simplex kunnen gebruikt worden, of een ander
lied dat passend is voor dit deel van de Mis, de dag, of het seizoen,
en dat een tekst heeft die goedgekeurd is door de (regionale) bisschoppenconferentie."[2]
De grote keuzevrijheid wordt nog vergroot door het feit dat een aantal
bisschoppenconferenties geen corpus van goedgekeurde teksten hanteert
maar uitgebreide richtlijnen heeft gepubliceerd.
De documenten van
Vaticanum II hebben bijna de omgekeerde benadering van het Concilie
van Trente: Er worden veel mogelijkheden gepresenteerd waaruit de
plaatselijke kerk en de voorganger(s) in het specifieke geval kunnen
kiezen. Dit geeft grote pastorale flexibiliteit, maar tegelijkertijd
gaan de documenten ervan uit dat degenen die de keuzen maken oog hebben
voor de liturgische traditie. Dat was niet altijd terecht.Terwijl
sommige gemeenschappen de liturgie zorgvuldig vieren en het traditionele
Gregoriaanse repertoire blijven gebruiken zijn er veel parochies die
doorgeslagen zijn en liederen zonder enige tekstuele of muzikale kwaliteit
gebruiken waarin weinig of geen verband met de liturgische traditie
te vinden is.
Voor meer pagina's
over de Westerse Katholieke Kerk, zie:
Zang Ontwikkeling
TERUG
NAAR BOVEN
Selecte Bibliografie
The Documents
of Vatican II: with Notes and Comments by Catholic, Protestant, and
Orthodox Authorities. Ed. Walter M. Abbott, trans. by Joseph Gallagher.
Piscataway, NJ, 1966.
The Liturgy Documents:
A Parish Resource, Third Edition. Ed. Elizabeth Hoffman, et al.
Chicago, 1991.
The New American
Sunday Missal. Ed. Bernard Benziger. Cleveland, 1975 [An English
translation of Sunday and holy day texts of the Missal of Paul VI.]
TERUG
NAAR BOVEN
[1]
De nieuwe invoering van het diakonaat was het resultaat van een Vaticanum
II document, "Dogmatische Constitutie over de Kerk," gewoonlijk genoemd
naar de latijnse beginwoorden, Lumen gentium.
[2]
Algemene Instructie bij het Roomse Missaal, Par. 27. reprinted in
The Liturgy Documents, Third Edition, edited by Elizabeth Hoffman,
et. al. Chicago, 1991.