|
|
|
Oorsprong van het woord Carol
Het woord ` Carol ' heeft te maken met dansen, dansen in een kring: het
gaat waarschijnlijk terug op het Oud Franse `caroler' en het Latijnse
` CHORAULA ', en het Griekse ' CHORAULES ', een fluit-speler voor koordans,
en uiteindelijk naar 'cirolaos' een kring dans en de oorsprong van het
Attische toneel. Door het gregoriaans te vervangen door volksmuziek rond
dans begon de carol de moderne muziek.
Historie van de Carol.
Het is een oud volksgebruik, dat in afgelegen gebieden in de tweede helft
van de twintigste eeuw ook nog gevonden werd, om bij het zingen te dansen.
Augustinus duidt dat positief en haalt daarbij het voorbeeld van David
aan, die voor de ark danste, maar de kerk beschouwde over het algemeen
het dansen meestal als negatief en zinnelijk. Het duurde tot de .veertiende
eeuw dat het minder negatief bekeken werd. Het was zelfs zo respectabel
geworden dat Dante, in het 24e canto van het Paradijs de heiligen dansend
en zingend ten tonele voert.
De Carol als genre komt daarom pas in de late middeleeuwen naar voren,
in de vijftiende eeuw. Populaire zangers (zoals troubadours etc.) waren
er altijd wel geweest en minstrelen zongen ook met Kerst, getuige het
vroeg dertiende eeuwse Anglo-Normandische wassail zong (wassail=wees heil,
gezondheid, de term betreft een soort punch die bij feesten gezongen werd,
een wassail song is dus eigenlijk een drankliedje): ` Seignors ore entendez
a nus '. Pas in de veertiende eeuw ontwikkelde Engelse poezie zich van
het homiletische vers, de metrische kroniek, en de melancholieke treurdicht
van de vorige twee honderd jaar tot de metrische romance (verhaalvorm).
In de veertiende eeuw kwam de nadruk minder op de adel en meer op de burgerij
en het volk te liggen (de dichter Chaucer toonde de nieuwe mogelijkheden);
en religieuze literatuur in de volkstaalernacular kwam tot bloei, inclusief
gezangen. Pas tijdens het leven van Chaucer zijn er tekenen dat de carol
opkomt als iets anders dan een gedicht of een sequens zoals 'Angelus ad
virginem ' (52) Dit gezang kan alleen behandeld worden als carol vanwege
de betoverende melodie melodie. Chaucer's roundel uit c. 1382 (OBC No.
128) moet speciaal gearrangeerd worden om als Carol gezongen te kunnen
worden. Voor 1400 kennen we geen 'echte' Carols.
Net als de mirakel/mysterie spelen is de Carol een teken van de emancipatie
van de derde klasse en het loskomen van de repressie van volkse uitingsvormen
rond feestdagen door kerk en overheden. Er zijn legio voorbeelden dat
de kerkelijke overheden vormen van dramatische expressie negatief duidden
en tegengingen. Toch vond de behoefte aan expressie o.a. een weg via antifonen,
sequensen, en tropen, en daarin wordt een van de bronnen van de mysterie/mirakelspelen
gezien (naast de gezongen lezingen die gedramatiseerd werden). Paus Innocentius
III verbood 'ludi theatrales' in de kerk, een verbod dat herhaald werd
door Gregorius IX. Franciscus stond aan de andere kant, hij bevorderde
volkse zang en gaf ruimte aan vormgeving van verbeelding in de Kerstkribbe.
Dit wordt wel gezien als de start van een nieuwe manier van omgaan met
muziek en dramatisering in de kerk in de dertiende eeuw. Rond de kerstkribbe
werd het kerstverhaal voortaan her en der uitgespeeld. Maar vanwege het
verbod gingen de uitgebreidere dramatische vormen een eigen leven leiden
in wagenspelen etc. Eerst gebeurde dit in Frankrijk en Duitsland, in Engeland
pas vanaf ca. 1300: de Gilden ontfermden zich over de mysterie spelen
en brachten deze tot bloei, veelal in een complete cyclus (van Schapping
tot wederkomst): de York en Towneley Plays dateren van 1340 tot 1350,
de Chester Plays zijn c. 1400, en de Coventry Plays van 1400 tot 1450
; deze vorm van toneel bereikte zijn hoogtepunt in de 15e eeuw. Hierbij
hoorde natuurlijk het schrijven van religieuze liederen in de volkstaal,
zoals in de Coventry Carol (22), en ook het gaandeweg vervangen van het
kerkelijke muzikale idioom door het muzikale idioom van het volkslied
en de danswijs. Zo ontstonden de voorwaarden voor het nieuwe genre, de
Carol.
Men was langzamerhand gewend de bijbelverhalen levendig voor zich te zien,
de dramatisering van Gabriel's bezoek aan Maria, het bezoek van de herders
aan de kribbe ('And farewell, Joseph, with thy round cap ') en van de
Wijzen uit het Oosten, of de wandaden van Koning Herodus, 'that moody
king ' is evident in veel oude Carols, net als in beelden en schilderijen
uit deze tijd. Sommige Carols, zoals de twee waarvan de melodieën
bewaard zijn in the Coventry Carol (OBC 22) en het Duitse `Joseph lieber'
(OBC 7r), werden zeker geschreven voor een kerstspel. Gregoriaans werd
langzaamaan vervangen, de vijftiende eeuw zag veel muzikale ontwikkeling,
zowel harmonisch als contrapuntisch. 'What tidings bringest Thou, Messenger'
(OBC 40) is uit de school van de leidinggevende componist John Dunstable
(overleed in 1453). De vijtiende eeuw was ook een bloeitijd voor de ballade
in Engeland. De ballade werd vaak mondeling doorgegeven en kende een lange
(volkse) populariteit. Het genre is waarschijnlijk ontstaan in het dramatiserend
zingen door een groep mensen met een zangleider, de leider zong het verhaal,
de groep het refrein.: 'Ballade ' betekent, net als 'Carol' danslied.
De balladevorm is de vorm die veel Engelse traditionele carols hebben,
bijvoorbeeld: ` The Carnal and the Crane ' (OBC 53-5) en 'The Cherry Tree
Carol' (OBC 66). Maar er zijn ook carols zoals ` I sing of a maiden '
(OBC 183) of met een heel ander ritme zoals 'Adam lay ybounden ', (OBC
180). Deze vorm, met een refrein, is eigenlijk de pure carol en deze vorm
zien we veel meer in de jaren tussen 1430 en 1460, bijvoorbeeld: ' When
Christ was born of Mary free ' (OBC 178), `This endris night' (OBC 39),
'Welcome Yule' (OBC 174).
Een andere vorm van de Carol is macaronisch, d.w.z. met Latijnse versregels,
veelal uit bekende gezangen uit de Getijden, afgewisseld met frasen in
de volkstaal, zoals in 'Make we joy' (OBC 23) en het bekende 'In dulei
jubilo' (OBC 86) (beide hebben hun oorspronkelijke melodie gehouden).
De dichter moeten gezocht worden onder geestelijken, maar er waren ook
andere klassen waarin dichters en componisten gevonden werde, zoals de
rondreizende studenten (scholares vagantes, net zozeer thuis in de kroeg,
op bezoek bij de adel, op de markt, in het klooster). Zij maakten zowel
wereldlijke als geestelijke liederen en zongen ze (vaak ongepast, zoals
in OBC No. 36) met zowel geestelijke als wereldlijke melodieën.
De Carol die opkwam in de 15e eeuw kwam waarschijnlijk tegemoet aan de
behoefte aan minder gestrenge gezangen dan de Latijnse Getijdengezangen
met levendiger melodieën dan de gregoriaanse.
De vroegste carols komen uit manuscripten uit de 15e eeuw en uit de verzameling
die Richard Hill, de kruideniersleerling (36, note), maakte aan het begin
van de 16e eeuw. De vroegste overgeleverde gedrukte verzameling ( met
o.a.een van de Boar's Head Carols (OBC No. 19) en `a caroll of huntynge')
werd uitgegeven in 1521 door Wynkyn de Worde, Caxton's leerling (Caxton
voerde de drukkunst in Engeland in). Een latere overgeleverde verzameling
werd gedrukt door
Richard Kele, c. 1550. Het meest gebruikelijke metrum van deze vroege
carols is enkel gerijmd jambisch tercet, acht lettergrepen per regel,
met een refrein (zoalss in `Tyrley, Tyrlow', OBC 169), dat lijkt op de
vorm van de meeste oude Latijnse hymnes en als het refrein ook acht lettergrepen
(4 regels vaan 8 lettergrepen) heeft (zoals in 'In Bethlehem that fair
city', OBC 120, en 'Out of your sleep', OBC 177), dan benadert het die
vorm nog meer. Deze coupletvorm bleef in gebruik, bijvoorbeeld in het
17e eeuwse `The first Nowell ' (OBC27), met toevoeging van een refrein
en wat extra lettergrepen hier en daar. Maar de latere traditionele carols
gebruiken meestal de gewone ballade vorm (regels met 8,6,8,6 lettergrepen)
ook wel bekend als Common Measure ( zie bijvoorbeeld 'The Holy Well',
OBC OBC 56, en 'The moon shines bright ', OBC 46), en soms een verdubbeling
van de vorm ( D.C.M.) (bijv. 'The first good joy ', OBC 70) en andere
coupletvormen. Het gebruikelijke jambische metrum van de oude carols,
en het zelden voorkomen van vrouwelijk eind van de regel vormen de oorzaak
waarom Engelse teksten die hun melodie verloren hebben maar zelden op
buitenlandse melodieën gezongen kunnen worden; daarom moet voor buitenlandse
melodieën vaak een nieuwe tekst gemaakt worden.
De carol bleef bloeien tot en met de zestiende eeuw, tot het opkomende
puritanisme en de burgeroorlog in de 17e eeuw het geen ruimte meer gaf.
In 1644 moesten de Engelsen Kerst vieren als een vastendag omdat het toevallig
viel op laatste woensdag van de maand, die een wettelijk voorgeschreven
vastendag was geworden. In 1647 schafte het Puriteinse Parlement Kerst
en de andere feesten zelfs helemaal af.
Toen de Monarchie in 1660 hersteld werd (the Restoration) herstelde de
Carol zich niet. Er werden wel nieuwe carols geschreven in de volgende
anderhalve eeuw, maar dat waren niet meer dan eet-liederen over 'pork
and pudding'. Bijna de enige bijdrage aan het genre van de Carol werd
geleverd door Nahum Tate's ` While shepherds watched ' in het Supplement
van c. 1698 bij de New Version van de psalmen, en `Hark ! the herald angels
' (naar Charles Wesley's origineel uit 1739) in het Supplement van 1782.
Onderhand bleven de oude carols onder het volk in gebruik, ze werden mondeling
overgeleverd of op zangbladen uitgegeven. De Carol werd beschouwd als
een overblijfsel uit een voorbije tijd dat door eenvoudige zielen in stand
gehouden werd. Goldsmith zegt in 1766 dat de parochianen van The Vicar
of Wakefield 'kept up the Christmas carol '. In het Gentleman's Magazine
schreef iemand in Mei 1811 dat in het district North Riding in Yorkshire
hij met Kerst om ongeveer zes uur 's ochtends werd gewekt 'by a sweet
singing under my window'. Hij keer en zag zes jonge vrouwen en vier mannen
die carols zongen. De Americaan Washington Irving was in 1820 met Kerst
in Yorkshire verrast dat hij mooie muziek hoorde afkomstig van rustieke
lieden : ' I had scarcely got into bed', schrijft hij in zijn Sketch Book,
'when a strain of music seemed to break forth in the air just below the
window. I listened, and found it proceeded from a band, which I concluded
to be the waits from some neighbouring village. They went round the house
playing under the windows'; he listened with 'hushed delight', en schrijft
half verontschuldigend dat `even the sound of the waits, rude as may be
their minstrelsy, breaks upon the midwatches of a winter night with the
effect of perfect harmony '.
De vergeten rijkdom werd niet teruggehaald door de pioniers van de Romantische
Beweging, en zelfs niet door Charles Dickens. In zijn tijd schreef William
Hone, de auteur van The Every Day Book, dat carol-singing binnenkort geheel
uitgestorven zou zijn. In dezelfde tijd (1822) publiceerde Davies
Gilbert de eerste moderne verzameling van traditionele carols. In
1823 was al een tweede druk nodig. Maar hij sprak in zijn verzameling
over de Carol als iets uit het verleden: deze voorbeelden uit Corwall
werde, zei hij, gezongen 'in Churches on Christmas Day, and in private
houses on Christmas Eve, throughout the West of England up to the latter
part of the late century '. De volgende verzamelaar, William
Sandys, in zijn Christmas Carols Ancient and Modern, 1833, was niet
optimistischer over het gebruik, het zingen van Carols, schreef hij, kwam
nog voor 'in de Nooordelijke graafschappen en een deel van the Midland
' ; maar het gebruik leek meer en meer verwaarloosd te worden.
Een boek dat in 1831 gepubliceerd werd bestond in zijn geheel uit gezangen
en niet uit Carols. Een ander boek uit 1848 heette wel 'Christmas Carols
A Sacred Gift' maar is een boek met gedichten over Kerst. Carol was slechts
'iets voor Kerst' gaan betekenen.
De zangbladen (broadsheets) bleven de traditie doorgeven onder het gewone
volk. W.
H. Husk, in zijn Songs of the Nativity, 1868, schreef echter dat de
carols nog wel gezongen werden maar dat de zangbladen lieten zien dat
de drukkers, in het bijzonder in London, 'find the taste of their customers
rather incline towards hymns, mostly those in use amongst dissenting congregations,
than to the genuine Christmas carol '. Dit gold ook voor de verzameling
'The Christmas Box' die in 1825 door de Religious Tract Society uitgegeven
werd, die verscheidene `new carols' bevat die in feite 'hymns' zijn, of
gekuiste Carols.
Ondanks het beschavingsoffensief van de 'betere' klassen om de Carol te
hervormen of uit te bannen bleef de folkcarol bestaan.
Sinds de regering van George III waren er mensen die uit interesse voor
het verleden dit onderzochten en de resultaten ervan publiceerden. Bekend
zijn Bishop Percy (wiens Reliques of Ancient English Poetry al in 1765
werd gepubliceerd), Joseph Ritson (zijn Ancient Songs was gedateerd 1790),
Rev. John Brand (stier 1806), Sir Walter Scott (stierf 1832), en William
Hone (stierf 1842). In 1836 publiceerde Thomas Wright vijftiende eeuwse
Songs and Carols (uit het Sloane MS. 2593), hij publiceerde meer in 1847,
en nog meer Carols in 1856. Anderen volgden, ook instellingen zoals 'the
Percy Society' en 'the Early English Text Society'. Musici raakten geïnteresseerd
: in 1855-9 publiceerde William Chappell zijn twee delen oude muziek,
maar hij negeerde het levende volkslied. E.R. Rimbault begon met 'a Little
Book of Carols' in 1846 en publiceerde belangrijke verzamelingen in 1863
en 1865.
Terwijl aan de ene kant de Carol uitstierf, werd aan de andere kant de
traditie vastgelegd.
Buitenlandse Carols werden wel vertaald en gepubliceerd, en dreigden
op hun beurt weer de kwijnende traditie te vervangen. Rev. J. M. Neale
en Rev. T. Helmore vertaalden en publiceerden uit het Zweedse Piae
Cantiones, met prachtige zestiende eeuwse melodieën (zie OBC
141 v.): Carols for Christmas-tide, twelve carols (1853). Het volgende
jaar publiceerden ze 'Twelve Carols for Easter-tide' (Carols zijn niet
beperkt tot Kerst!)
Rev. J. E. Vaux schreef in Church Folk Lore, 1894 dat Neale en Helmore
bijdroegen aan het niet langer gebruiken van de geliefde oude Carols,
zodat die waarschijnlijk binnenkort vergeten zullen zijn; en hij noemt
'A Virgin unspotted ' dat te Grasmere rond 1860 niet meer gezongen werd,
maar kort tevoren weer in gebruik was genomen. Aangespprd door het voorbeeld
van Neale en Helmore publiceerde Edmund Sedding in 1860 'nine Antient
Christmas Carols' met nog zeven meer in 1863, zowel Engelse als Nederlandse
en andere buitenlandse Carols (bijv. OBC 153).
In 1871 werden 42 Christmas Carols
New and Old gepubliceerd door Rev. H. R. Bramley, Fellow of Magdalen
College, Oxford, en Dr. John Stainer, toen organist van dat college. De
invloed van dit boek was enorm. Deze verzameling gaf 13 traditionele carols,
met muziek en leidde tot algemeen gebruik ervan. De nieuwe Carols die
erin gegeven werden waren minder geslaagd. De vijftien of zestien oude
carol melodieën en twee afkomstig van Neale en Helmore (zo werd OBC
no. 136 populair) openden een nieuwe weg voor de Carol. Het vervolg bevatte
zeventig Carols, 27 traditionele en 43 eigentijdse.
Rev. Richard R. Chope, Carols For
Use In Church
The Cowley Carol Book
Cambrige Book of Carols
Hierna werden veel nieuwe carols geschreven en gepubliceerd en ook enige
verzamelingen traditionele Carols Het zingen van Carols werd weer populair.
Maar veel dat gepubliceerd werd was van povere kwaliteit.
Het was pas in de laatste tien jaar van de 19e eeuw dat volksmuziek systematisch
werd verzameld. De Folk-Song Society werd pas gesticht in 1898 ; en Cecil
Sharp, in zijn English Folk-Songs: Some Conclusions (1907), zegt dat
`Twintig jaar geleden was het nog maar bij heel weinig mensen bekend dat
er in dit land volksliederen bestaan', en het woord 'folk-Song ' schijnt
pas na 1880 gevormd te zijn naar (analogie van het duitse woord `Volkslied').
In het Oxford Book of Carols zijn de Carols als volgt gerangschikt
1. Tradritionele Carols met hun bijbehorende melodieën
2. Traditionele Carol melodieën met andere traditionele of oude teksten
3. De woorden zijn niet traditioneel, de melodieën wel.
4. De melodieën zijn modern, de teksten traditioneel of oud
5. Compleet nieuwe Carols
.
Zie voor veel materiaal over Christmas Carols: The
Hymns and Carols of Christmas
Voor directe links naar het belangrijkste materiaal op The
Hymns and Carols of Christmas, klik hier
Nederlandse
kerstliedjes 1
Nederlandse/Vlaamse
Kerstliederen
A1 Stille Nacht
A2 'n Kind Geboren Te Bethlehem
A3 De Herdertjes Lagen Bij Nachte
A4 Herders Hij Is Geboren
A5 O Denneboom
A6 Komt Kinderen, Nadert
A7 Er Is 'n Kendetje Geboren Op Aard
A8 Ons Is Geboren Een Kindekijn
A9 Daar Gingen Drie Herders
A10 Wij Komen Tezamen
B1 Nu Zijt Wellekome
B2 Hoort Hoe D'Engelen Juichend Zingen
B3 Er Is Een Rijs Ontsprongen
B4 Klein, Klein Jezuken
B5 Wiegenlied Der Herders
B6 Ik Groet U Maged Schone
B7 Te Bethlehem Geboren
B8 In 't Stedetje Van Nazareth
B9 Maria Die Zoude Naar Bethlehem Gaan
B10 Ere Zij God
|
|
|