LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
Antifonaal en Responsoriaal GezangAntifonaal gezang betekent het op zo'n manier in tweeën delen van een groep zangers dat ze (normaal) gescheiden geplaatst zijn van elkaar, bij voorbeeld de rechter en linker kant van een kerk; voor in de kerk en achter op de gallerij, etc. De groepen wisselen elkaar af (één groep zingt en de andere groep antwoordt). Responsoriaal gezang betekent het zingen van een respons op een gecantileerd (op zangtoon) of gesproken gedeelte uit de Bijbel (gewoonlijk een psalm). Een cantor of voorganger zingt of leest het gedeelte en het koor of de gemeente zingt de respons. Antifonaal gezang was gebruikelijk bij oud Griekse religieuze riten (zie deIlliad, c. 850 BCE) en toneel (zoals dat van Aeschylus en Sophocles), waar koren van zangers bestonden uit één van vier combinaties van groepen: (1) mannen, (2) vrouwen, (3) mannen en vrouwen, (4) mannen en jongens. Er zijn ook aanwijzingen in het Oude Testament dat antifonaal gezang werd gebruikt in de Joodse Tempel dienst (1 Kronnieken 15:16; 1 Kronieken 15:22; 2 Kronieken 5:12-13; Nehemia 12:31-9). Philo van Alexandrie beschrijft antifonale gemeentezang door
een Joodse secte genaamd de Therapeutae:
Philo's gebruik vanantifonaal kan onjuist geweest zijn omdat het de praktijk van de Joodse gemeenschappen was om solisten de psalmen te laten cantileren. Daarom was de praktijk waarschijnlijk eerder responsoriaal dan antifonaal. De vroeg Christelijke Kerk ontbrak het aan de financien om beroepszangers te betalen voor koren. Bovendien (omdat ze vaak in het geheim moesten samenkomen), waren er niet de omstandigheden om koren met getrainde zangers te vormen. Daarom ontwikkelde zich de zang in de vroege Christelijke Kerk vooral als een gemeenschappelijke activiteit. Origenes (ca. 185 - ca. 254) merkte op dat,
Hoewel aanvankelijk mannen en vrouwen waarschijnlijk samen zongen, begon de vroege Kerk Paulus' aanwijzing te volgen (1 Korinthiers 14:34) en rond 200 AD was het vrouwen niet langer toegestaan om deel te nemen aan de gemeentezang. De vroege Christelijke Kerk leende Joodse muzikale Tempel en Synagoge praktijken, in het bijzonder het antifonale en responsoriale zingen. Eusebius, Bisschop van Caesarea (ca. 260 - ca. 340) merkte op in zijn Historia ecclesiastica dat de Christenen zich nog steeds hielden aan de antifonale en responsoriale praktijk die door Philo beschreven was (zie boven). Nadat het Christendom de officiele staats religie was geworden na 313 AD, begon de kunst van het zingen te bloeien toen koorscholen gesticht werden. Gedurende de hele periode van de Middeleeuwen bleef deantifonale en responsoriale zang zich verder ontwikkelen. De ingewikkelde zangen waren bedoeld voor virtuose getrainde zangerss terwijl eenvoudige zangen met één lettergreep per noot bedold waren om gezongen te worden door priesters en gemeente.
|
|
|