NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




Over de Goddelijke Psalmodie

door Agobard of Lyons (c.836)

[Deze tekst bestrijd de praktijk van het GEZANGEN zingen -- dat wil zeggen, nieuw gemaakte "psalmen" die niet letterlijk uit de Bijbel komen. Blijkbaar had iemand hiervoor gepleit en Agobard schrijft er tegen. Interessant is de voetnoot die Paus Gregorius en zijn vermaning tegen het enkel aanstellen van zangers vanwege hun "melodieuze stem."]

Een domme en slechte Sofist, iedereen bekend vanwege zijn domheid en slechtheid,[1] is de laatste tijd naar voren gekomen en laat niet af[2] de heilige kerk van Lyons te plagen in woord en geschrift alsof die de plechtigheden van de lof van God niet op de juiste manier of volgens de gewoonte en het gebruik van de vaderen zou uitvoeren.

Het is daarom noodzakelijk geworden om de hele volgorde van heillige diensten die gevierd worden in kerkelijke bijeenkomsten door de gebruikelijke dienaren door de hele cyclus van het jaar samen te voegen en te regelen, zoals die, dank zij God, zorgvuldig en volledig bewaard is in dezelfde kerk in het boek dat gewoonlijk aangeduid wordt met de term antifonarium. De formule werd eerder ingesteld door de vrome en orthodoxe vader [3] wiens meest goedgeachte geloof en onderwijs in dienst van onze Heer God bekend werd gemaakt aan iedereen, zoals gewichtig en vaak werd verklaard. Zo herkennen alle vredelievende en verziende zonen van de kerk duidelijk dat de voornoemde kerk van Christus onder het bestuur en de bescherming van dezelfde Heer Jezus Christus geenszins is afgeweken van het rechte pad van het geloof. Zij bewaart daarentegen de gewoonte van de vaderen die de kerkelijke aanstelling vereist en verschilt daarin geenszins van de oude kerk van God, maar minacht niet een andere gewoonte van iemand als het zeker is dat die aanbevelenswaardig is.

Volgens de apostel volgt zij echter die dingen die het meest nuttig en voortreffelijk zijn. Want hij zegt, "Het is mijn gebed dat jullie liefde meer en meer overvloedig mag zijn en met meer kennis en onderscheidingsvermogen, zodat jullie goedkeuren wat voortreffelijk is, dat jullie puur en blaamloos zullen zijn voor de dag van Christus." En op een andere plaats: "Dat jullie beproeven wat de goede en acceptabele en perfecte wil van God.'' En elders: "Maar verlang oprecht naar de betere gaven." En nogmaals: "Wees niet kinderen in gedachten." Bovendien bepalen de eerbiedwaardige concilies van de vaders dat vulgaire psalmen[4] niet alle in de kerk gezongen moeten worden en dat "niets dat op dichterlijke manier samengesteld is"[5] gebruikt zou moeten worden in de lof van God.

De gezegende Paus Gregorius [de Grote], zowel als anderen, leert dat dingen niet bemind moeten worden vanwege hun locatie, maar eerder vanwege de goede dingen die daar zijn. Hij beval ons sterk aan om niet te streven naar dingen vanwege hun locatie, dus ook niet vanwege enige persoon of gewoonte van de tijd en schrok er niet van terug om met de dreiging van anathema zekere dingen in de Roomse Kerk te verbieden die afkeurenswaardig waren in haar heilige dienstwerk en eredienst, zoals zijn bepalingen duidelijk aantonen.[6] Maar als de voornoemde sofist nederig en gehoorzaam overwoog, dan zou hij niet vervallen tot de dwaasheid de woorden van mensen te verdedigen als waren het woorden van de Heilige Schrift, woorden van mensen waarvan hij de naam niet kent, noch hun gedachten of geloof; hij zou ze niet trachten te verklaren door fantastische en ingewikkelde allegorieën. Als hij over solide zaken zou willen nadenken, dan zou het volgende toch zeker genoeg zijn om hem terecht te wijzen en zijn mond te doen houden, het feit dat dag in dag uit bij de Mis niets dan goddelijke retoriek vrij geuit wordt, en zo zouden ook elke nacht bij de heilige wakes die God worden aangeboden de zelfde regels gehanteerd moeten worden.

Het is toch zeker zo dat de zelfde Almachtige God beide keren geprezen wordt en elke keer wordt dezelfde God gediend waarvan gezegd wordt "Van U, O Heer, is de day, van U is ook de nacht; U hebt de zonsopgang en de zonsondergang gemaakt" Maar het domme en ijdele werk van die mens veroorzaakt onder de verstandige, niet twistzieke, God-vrezende mensen een grote onrust, zodat om uitwassen en fouten van dien aard te vermijden ze met meer energie en zorg zich vasthouden aan goddelijk gezag en de wetten van de kerk. Deze gezonde zorg voor het geloof en de godsdienstoefening, namelijk, dat in God's tempel en voor het goddelijke altaar alleen de melodie van goddelijke welbespraaktheid herhaald zal worden, wordt ten sterkste aan ons aanbevolen door het gezag en het voorbeeld van het Oude Testament, zoals in het boek Kronieken waar staat dat de gezegende David, koning en profeet van God, eerst in de tabernakel of tempel de koren van de Levieten instelde die God loofden en hen de door goddelijke voorzienigheid ingegeven uitingen, psalmen, gezangen, en kantieken; zijn eigen zowel als die van anderen die samen met hem profeteerden, en legde vast dat ze gezaongen moesten worden zowel 's ochtends als 's avonds bij de goddelijke brandoffers en andere offers.

Het is passend dat deze gewoonte, die overgeleverd is van de heilige profeten, uiterst zorgvuldig bewaard door de vaders die nadien kwamen zelfs tot de tijd van het Nieuwe Testament toen het noodzakelijk was dat de Tempel vernietigd werd, het is passend dat deze gewoonte wordt voortgezet met devote toewijding. Het is daarom bijzonder nodig dat we waarlijk wensen de goddelijke lof te brengen zonder de minste aanstoot of aarzeling. Laten we onzelf geheel toeleggen op goddelijke woorden waar geen fout in is, geen tweeslachtigheid, zoals hetzelfde boek Kronieken de voornoemde Levieten openbaart, de oude zangers van goddelijke lof: "Ook de Levieten also, dat zij elke morgen staan met het doel om de Heer te danken en te prijzen, en evenzo 's avond, en ook voor het offeren van geheel verbrande offers zoals op de sabbath en bij nieuwe maan en andere feesten."

Wederom bij de inwijding van de Tempel onder Solomo wordt gezegd: "Zo wijdden de koning en heel het volk het huis van de Heer. De priesters stonden op hun post; de Levieten ook, met instrumenten voor liederen voor de Heer, die Koning David maakte om de Heer te prijzen -- want zijn genade duurt voor eeuwig -- en ze zongen de gezangen van David met hun handen." Op dezelfde manier, bij het herstel en de zuivering van de zelfde Tempel onder Hizkia, staat er geschreven "Hizkia en de prinsen gaven opdracht aan de Levieten om God te prijzen met de woorden van David en van Asaph de ziener die Hem met vreugde loofde." Zo ook onder Josia, bij de viering van het Paasfeest, zegt het boek: "Bovendien stonden de zangers, de zonen van Asaph, op hun plaatsen volgens de opdracht van David en Asaph en Heman, en Jeduthun, de profeten van de koning."

Hoe plechtig en gewetensvol werd dit ingesteld, hoe zoet en eerbiedig werd het nagevolgd onder de andere voortreffelijke zaken van David. Het boek Wijsheid verhaalt aldus tot zijn lof: "In elk werk beleed hij de Heilige en Allerhoogste met glorierijke woorden; met zijn hele hart prees hij de Heer en had God lief die hem gemaakt had en hem macht gaf tegen zijn vijanden. Hij deed ook zangers staan voor het altaar en liet zoete melodieën klinken door hun stem. Hij gaf ook schoonheid aan de feesten, en versierde die tijden tot het eind van zijn leven, opdat ze de Naam van de Heer zouden prijzen en God's heiligheid elke ochtend verheerlijken. " In het boek Samuel wordt ook deze geestelijke genade van het zingen geprofeteerd door dezelfde allerheiligste koning: "David de zoon van Jesse sprak, de man op wie de aanstelling rustte als de gezalfde van de God van Jacob, de illustere psalmist van Israel, 'De Geest van de Heer heeft gesproken door mij, en zijn woord is op mijn tong."

Er is daarom geen twijfel dat onderwezen gelovigen vrijelijk zullen instemmen met zulke heilige authoriteit en zulke evidente waarheid. Maar als enig twistziek en koppig persoon probeert het ermee oneens te zijn en zou willen drinken uit een modderige sloot en niet uit een klare bron, dan moet hij oppassen dat hij niet ziek wordt van die lamleggende ziekte waarvoor sommige oude vaders al waarschuwden en opmerkten dat als de waarheid veracht wordt degenene die denkt dat hij zich houdt aan de gewoonte ofwel jaloers en ijverzuchtig is ten opzichte van de broeders aan wie de waarheid is geopenbaard of ondankbaar tegen God door wiens inspiratie Zijn kerk op orde gebracht wordt..


Notes

1. Amalarius of Metz, locum tenans of the see of Lyons during Agobard's exile, 834 (or 835)- 838.

2. "Nupher...erupit...sed etiam...lacerare non cessat..."Deze woorden impliceren dat Agobard nog verbannen was en dat Amalarius nog het bewind voerde in de kerk van Lyons, dus tussen 834 en 838.

3. Leidrad, bishop of Lyons, c. 798-815, onder wiens patronage Agobard zijn kerkelijke carriere begon.

4. Canon LIX, Synod of Laodicea, A.D. 381: "Geen psalmen gemaakt door privé personen noch enig niet-banonisch boek mag gelezen worden in de kerk, maar enkel de Canonische boeken van het Oude en Nieuwe Testament." Omdat niet alle kerken dit uniform uitvoerdem is er wel aangenomen dat bedoeld wordt psalmen geschreven door niet erkend epersonen of personen zonder kerkelijk ambt en niet alle niet-bijbelse liederen. Maar: zowel de privé psalmen als de niet-canonische boeken moesten vervangen worden door "de Canonische boeken van het Oude en Nieuwe Testament." Zo werd het begrepen door Agobard hierboven, zo ook Canon XII, Eerste Concilie van Braga, A.D. 561.

5. Canon XII, Eerste Concilie van Braga, A.D. 561.

6. Gregorius de Grote, Decreta, IV, indict.13, epist. 44: "In zijns heilige Roomse kerk waarover de goddelijke Voorzienigheid mij heeft willen aanstellen, is een uiterst kwalijke praktijk ontstaan waardoor sommige zangers gekozen worden voor de dienst van het heilige altaar en om te dienen in het diakonaat vanwege de melodieuze kwaliteit van hun stem. Er was overeengekomen dat zij ontlast zouden worden van de versplichting om te preken en zich bezig te houden met het liefdadige werk van de kerk. Waardoor vaak gebeurt dat in het heilige dienstwerk een behagende stem wordt gezocht terwijl een harmonieus leven wordt verwaarloosd, en de zanger als dienaar van de Heer aanstoot geeft aan het volk door zijn levenswijze hoewel hij hen pleziert door zijn stem. Daarom bepaal ik door deze constitutie dat in dit diocees de dienaren aan het heilige altaar helemaal niet moeten zingen, uitgezonderd enkel dat ze de lezing uit het Evangelie mogen cantileren. Ik bepaal dat psalmen en andere lezingen door subdiakens of, in geval van nood, door mensen met een nog mindere wijding weergegeven worden. En als iemand zal pogen deze beslissing van mij tegen te gaan, laat hem anathema zijn." Geciteerd door Agobard, De correctione antiphonarii, XV (MPL 104.336BD).