INHOUD DER GEZANGEN, MET OPNAME VAN DIEN DER BIJGEVOEGDEN IN 1850.
I. BIJ DE Viering DER OPENB. GODSDIENST-OEFENING.
A. vóór DE Predikatie
Gez.
1-8. Bij den aanvang der Openbare-Godsdienstoefening ................1
- 9
9-16, 377. Lof van God ............. 9-17,477
17. Belijdenis des Geloofs............17
18: Uitnoodiging tot het bijwonen van de Godsdienstoefening....... 18
19. Nuttigheid der O. Godsdienstoef. ...19
378. Waarde der O. Goddienstoef. . ... . 477
20-23. Weldadigheid van het Goddelijke Woord....................... 20-26
24. Om zegen over het te spreken Woord.26
25, 26. Bedezang om aandacht........... 27-29
27, 28. Viering van den Zondag .......... 29 -'31
B. 29-32. TUSSCHEN DE PREDIRATIE........ 31-33
C. 33 - 36, 379. BIJ HET EINDE DER OPERBARE GODSDIENSTOEFENING. .....
34-36,478
D. 37, 38, BIJ HET OPENBAAR KATECHETISCH ONDERWIJS................. 363
37
II. VAN GOD EN ZIJNE VOLMAAKTHEDEN.
39, 40. Het Bestaan van God.. . . . . . . . . . .37-39
41. Gods Onzienlijkheid ........ ..40
42, 43. Gods Oneindigheid ............... 41-43
44, 45. Gods Onbegrijpelijkheid.......... 43-46
46-48. Gods Grootheid ...................46-49
49. Gods Eeuwigheid ..... . ...........49
50. Gods Almagt....................50
51. Gods Wijsheid .................. 51
52-54,380. Gods Goedheid......... 53-57,479
55, 56. Gods Genade...............:... 57-61
57. Gods Heiligheid................. 61
58, 59. Gods Alwetendheid.............. 62-65
60. Gods Overaltegenwoordigheid .,... 65
61. Gods Waarachtigheid en Getrouwh, 66
62, 381. Aan God den, Vader, Zoon en H. Geest..................... 67,
480
III. VAN DE SCHEPPING EN VOORZIENIGHEID.
63-66. Lof des Scheppers .............. 69-76
67,68. De Natuur, een spiegel van Gods Grootheid ....................
76-80
69. De Sterrenhemel............ 81
70. De Engelen ............... -92
71-74, 382, 383,384. Van de Voorzienigheid'....,........ 83-89, 481-483
IV. VAN DEN MENSCH:
75. 's Menschen leven ............... 89
76, 77. De voortreffelijkheid van den Mensch 91, 92
78 - 80. Onsterfelijkheid ................. 92-97,
81, 's Menschen nietigheid ........... 98
V. VAN DE VERLOSSING DER MENSCHEN Door JEZUS GHRISTUS.
82. De Ontfermer ................. 99
385. Jezus Christus.................483
83, 84. Aan Jezus .................... 99-102
85. Jezus trouw.................... 102
386. Jezus , ons verblijden .......... 485
387: Jezus weldadige omwandeling op aarde. .................... 489
388. Jezus, de weg, de waarheid en het leven . ................. 488
86, 87, Voortreflelijkheid van Jezus leer . .103-105
88: Over de Verlossing .... ....... 106
89, 90, 389, 390. Troost der Verlossing .............. 107-108, 489-491
91. De Christelijke Kerk............ 149
92. De lnstelling van Doop en Avondm: 111
391. Bij de bediening des H..Doops... 491
93. Voorregten van den Christen. . . . 113
94. De mensch., groot als Christen .. 114
392. De regtvaardigmak,ing des Geloofs 492
393. Jezus volgeling................ 493
VI: VAN DEN DOOD EN DE EEUWIGHEID.
95, 96. 's Menschen sterflot ........ 116-119
97. Op den dood ................ 119
98-100. Gedurige overdenk. des doods ... 120-125
101. Opstanding .... .. ..... 125
102,103. Wat de mensch zaait , dat zal hij oogsten ................. 126-129
104,105. Het eeuwige leven............ 129-134
VII. VAN DE CHRISTEL. GEZINDHEDEN EN GEDRAGINGEN.
A. BOETE EN BEKEERING.
106. Opwekking tot boete en bekeering 134
107, 391: Terugkeering tot God ......... 137,494
395, 396. Boetzangen aan Jezus........ 496-498
108. Tegen het uitstel der verbetering 139
109 , 110: Het geweten................141-143
111. Zelfbeproeving ................ 143
112. Onstandvastigheid onzer goede voornemens.........,.....: 145
113. Schuldbelijdenis .............146
114. Goede: voornemens ........... 148
B. VAN HET HEILIGE LEVEN EENS CHRISTENS.
115-119. Christelijke wandel............ 149-156
120, 121. Noodzakelijkheid eens Christelijken wandels .............. 157-161
122, 123: Het loon der deugd ............ 161-164
397. Het heil 'der godsvrucht...... 498
124. Zaligheid eens Christel. wandels 164
125. Bron van goede daden........ 166
126. Om standvastigheid in de deugd 168
127,128. Ongeveinsde Godsvrucht...... 169-171
129. Vroegtijdige Godsvrucht ...... 171
398. Om leiding in Gods wegen.... 499
C GEZINDHEDEN EN GEDRAGINGEN OMTRENT GOD.
130. Geloof aan God.............. 172
131. Kennis van God ............. 1,74
132. Gedurig denken aan God. ... . 175,
399. Liefde tot God .......,...... 501
133-135. Dankbaarheid aan God ....... 176-180
136. Gehoorzaamheid jegens God... 180
400. De tien Geboden............. 502
137 - 141, 401, 402. Vertrouwen op God.............. 188-195,503-505
142. Onderwerping aan God....... 195
143. Eerbied voor God ........... 196
144, 145. Van het gebed tot God ....... 198-2d2
146. Tegen verstrooing van de gedachten 202
147-149.. Het gebed des Heeren ........ 203-205
403. Om bijstand in den strijd tegen de zonde.................. 505
404. Om den goddelijken bijstand in het algemeen ............... 507
150. Pligtmatige ijver voor Gods eer 205
151. Verdraagzaamheid in de Godsd. 207
D. GEZINDHEDEN OMTRENT JEZU5.
152. Om versterking in het geloof aan Jezus.......... ........ 208
153: Liefde en dankbaarh. jegens Jez. 210
154, 155. Om getrouwheid aan Jezus.... 211-214
156. Dadelijke betracht. vanJez. leer . 214
E. PLIGTEN JEGENS ONS ZELVE.
157. Zelfkennis ................... 215
158: De ware wijsheid............. 216
159. Vin de zorg voor het ligchaam 218
160. Gevoeligheid des harten ...... 219
161. Zelfbestuur en zelfverloochening 220
162. Ootmoedigheid.............. 222
163. Waakzaamheid ................. 224
164. Arbeidzaamheid ............... 225
165. Tegen de gierigheid ...... .226
166. Levensgenot................. 227
167. Van het regte gebruik der ijdelijke goederen .............. 229
168, 169. Vergenoegdheid.............. 230-232
170. Blijmoedigheid......... ...... 233
F. PLIGTEN JEGENS DEN NAASTE.
171, 172. Algemeene menschenliefde ... . . 233-236
173. Menschlievendheid........... 236
174. Liefde tot vijanden.............237
175. Regtvaardigheid . 238
176-179. Weldadigheid ................ 239-243
180. Dienstvaardigheid............ 243
181. Zachtmoedigheid .......... 244
182. Opregtheid.................. 245
183. Eerlijkheid.............. 246
184. Tegen kwaadsprekendheid . . 247
G. PLIGTEN IN BIJZONDERE BETREKKINGEN.
185. Pligten van Ouders en Kinderen. 248
186. Pligten van Heeren en Vrouwen. 243
187. Pligten van den Burger...... 250
VIII. Op de CHRISTELIJKE FEESTDAGEN.
A. OP JEZUS GEBOORTE.
188, 405. ijoorbereiding tot het Kersfeest. 251, 508
189-495, 406. Op -het Kerstfeest . . . 253-262, 510
407, 408. - Beurtzangen ................ 511, 512
196, 197. Tussqhen de Predikatie...... 26262,263
198. Na de Predikatie ......... 263
B: BIJ DE WISSSELING DES JAARS.
199, 200, 409: Op het einde des Jaars 264-266, 513
410: Beurtzang................... 514
201, 202: De wisselvalligheid aller dingen. 266-209
293-208. Op den eersten dag des Jaars. 289-276
410. Beurtzang.................... 277
210. Tusschenzang ............ 278
211. Nazang................. .... 279
C. LIJDENSGEZANGEN.
212, 411. Om eene aandachtige overdenking van Christus lijden.. . . .
280, 515
412. De Christen in den lijdenstijd. 516
213, 214, 413. Jezus grootheid in zijn lijden ................ 281- 284,
517
215-220, 414: Op Jezus lijden in het algemeen ............... 284-294,519
415. Na de predikatie............. 520
221. Jezus in Gethsemane......... 294
222. Jezus werraden en gevangen... 295
223. Verloochen. en berouw van Petrus 298
224. Jezus voor Pilatus..... ...... 298
225. Ziet den mensch ! ............ 299
226. Jezus veroordeeld........... 300
416. Jezus, naar Golgotha uitgaande. 521
417. Jezus gekruisigd............. 522
227, 228. Jezus laatste redenen ........ 301-303
229. Jezus dood..,............... 303
418. Viering van den stillen Vrijdag. 523
419. Jezus afgenomen van het kruis. 524
230. Jezus in zijn lijdenonsvoorbeeld. 304
420. Jezus naar het graf gedragen.. 525
231-233, Jezus begrafenis ............. 306-309
D. BIJ DE VIERING VAN HET HEILIGE AVONDMAAL,
234, 236, 421, 422. Voorbereid. tot het H. Avondmaal .. 309-311, 526,
527
236-238, 423. Voor de bediening van het H. Avondmaal..... . .... 312-314,528
239-244, 424, 425, 426. Onder de bediening van het H. Avondmaal .............
314-320, 529-535
245, 246. 427. Na de bediening van het H. Avondmaal ......... 321,322,
535
428. Dankzegging na het H. Avondm, 536
E. OF HET PAASFEEST.
247-255. De opstanding van Jezus ...... 322-331
256. Maria bij het graf van Jezus... 331
257,429. Beurtzangen ................. 333,537
258. Tusschen de Predikatie . . . . . . 334
259. Na de Predikatie ............. 334
F. OP JEZUS HEMELVAART
260-264 Jezus HemeIvaart .. ............. 335-340
430. Beurtzang ., : ....... . 538
265. Tusschen de Predikatie ...... 340
266 Na de Predikatie ............ 341
267, 258. Jezus in de heerlijkheid ...... 342-344
G. OP HET PINKSTBRFEEST.
288 - 279, 431. De zending van den H. Geest ................. 344-357,
539
432: Beurtzang............::..... 540
280; Tusschen de Predikatie....... 357
281. Na'de Predikatie............ 357
IX. TROOSTGEZANGEN.
282. Onder rampen ............... 358
283, 284 Opwekking tot geduld onder 't lijden 359-362
285, 286. Gelatenheid . . .. ... 382-364
287-295: Troost in lijden............364-376
296-298. Tevredenheid met Gods schikkingen .................... 376-379
299. Tegen onmatige zorgen ....... 380
300. Troost in wijfelmoedigheid ... 381
301. In mistroostigheid en moedeloosheid ............... 382
302. Onder de moeijelijkheden en bezwaren des levens ........ 383
303. Troost bij de onvolmaaktheden van dit leven............... 385
344. Troost bij den voorspoed der goddeloozen................ 387
305. De Christelijke hoop......... 388
306-308. Tegen de verschrikkingen des doods..................... 389-393
309, 310, Troostzang bij het graf........ 393-398
311. Het wederzien............ 396
312-314. Troost des eeuwigen levens ... 398-403.
X. OP BIJZONDERE TIJDEN EN OMSTANDIGHEDEN.
A. BIJ DE WISSELING DER JAARGETIJDEN.
315, 316. Op de Lente ................ '403-406
317. Op den Zomer .............. 406
318, 319. Op den Herfst..............: 407-410
320-322. Op den Winter .............. 410-413
B. OP BEDEDAGEN EN IN BIDUREN.
323, 324, 433. Op eenen Bededag..414-416,541
325. In algemeene Nooden ........ 416
326. In Oorlogstijden ............. 417
327. In Watersnood .............. 418
328, In groote droogte............ 419
329, Bij overvloedigen regen ...... 419
C. IN DANKSTONDEN
330. Het Te Deum laudamus..... 420
331-335. Lofzangen ................... 423-429
336, 337. Op een Vredefeest ........... 430-432
338 Na Storm en Watersnood ..... 432
434. In den oogsttijd ............. 543
435. Beurtzang................... 544
D. VOOR LAND EN OVERHEID
339 Om zegen over het Landsbestuur.............433
E. BIJ KERKELIJKE PLEGTIGHEDEN.
340. Bij de Inzegening van een Leeraar................... 433
341. Voor de, Inzegening van een Leeraar 435
342. Na de inzegening van een Leeraar..................... 435
343. Voorzang ................... 436
344, Tusschenzang ............... 437
345. Slotzang................... 438
346. Op de Intrede van een Leeraar. 439
347, 348. Bij de Inzegening van Kerkdienaren ..................440-442
436 Bij den aanvang van het Kerkjaar...................... 546 ,
349-351, 07, Op het Feest der Kerkhervorming .............. 442-446,547
438. Beurtzang.... 548
352-354. Bij de openbare Aanneming van Lidmaten ..................446-449
355: Voor de Plegtigheid ........ . 449
356: Onder de Plegtigheid ........ 450
357. Na de Plegtigheid ................ 451
439. Beurtzang:. .................. 549
440. Bij de inzegening des Huwelijks 551
358. Bij Lijkredenen........... 452
F. OP BIJZONDERE TIJDEN VAN DEN DAG.
359-362. Morgenzangen................ 453:458
363 Middagzang:............... 458
364-366. Tafelzangen .................. 459-461
367-371. Avondzangen ................ 462-468
G. IN PERSOONLIJKE OMSTANDIGHEDEN
372 In ziekten ........ .......... 468
373. Bij het aanvaarden eener gevaarlijke reis ............... 470
374, 375 Bij het naderen van den dood ......... 471 474
376. Verlangen naar de eeuwigheid. . 474
|