NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




Geestelijke Liederen uit den schat der eeuwen Jongbloed Leeuwarden z.d.

KERKLIEDEREN

I. AANBIDDING

Wie is het, die zoo hoog gezeten 1
Groote God, wij loven U! 2
Wij loven U, o God, wij prijzen uwen naam 3
Heilig, heilig, heilig! Heer, God almachtig! 4
Lof zij den Heer, den almachtigen Koning der eere! 5
Alleen aan God omhoog zij eer 6
War zijt Gij, Heere, groot en goed! 7
De Heer is God, een eenig Heer! 8
Heilig is God de Vader 9
De Heer is God en niemand meer 10
Wij zullen eeuwig U verhoogen 11
Den hoogen God alleen zij eer! 12
U, o God, U loven wij! 13
God in den hooge alleen zij eer 14
Halleluja! lof zij den Heer! 15
God is tegenwoordig; God is in ons midden! 16
Heilig, heilig, heilig is de Heer Zebaoth! 17
U, o God, U loven wij ! U, Heer, U belijden wij 18

II. SCHEPPING EN VOORZIENIGHEID
O Heer der heeren, aller schepping God 19
De heem'len roemen des Eeuwigen eere 20
Gij, op wiens machtig woord 21
God des hemels en der aarde 22
Heilig, heerlijk Opperwezen 23
Gij allen, die op aarde beidt 24
Vreugde, vreugde, louter vreugde 25
Halleluja! Eeuwig dank en eere 26
God is mijn Heil, mijn Levenslicht 27
Rust, mijn ziell Uw God is Koning 28
Groot en verheven en hoog te loven 29
A1 stort de gansche wereld in 30
Wanneer de glans van zon en maan 31
God, eeuwig blijft Gij die Gij 2ijt! 32
Laat krijgen en schanden en rooven en branden 33
O Heer, die daar des hemeLs tente spreidt 34
Op bergen en in dalen 35
Gij hebt, o albestierend Koning 36
Wees stil tot God 37
Zie, hoe 't geloof door steen en staal 38
God is ons een Toeverlaat 39
God van geslachte tot geslacht 40
Zoo dikwijls als een Christenhart 41
Het is God niet te zwaar te doen war wij begeeren 42
Ik hoor trompetten klinken 43
God is gettouw 44
Getrouw is God, zijn plannen falen niet 45
Eens zal nog mijne klacht 46
O, wat zijt Gij een God 47
Wat mijn God wil, geschiede altijd 48
Wijsheid en goedheid, o God van gena, zijn uw wegen! 49
Beveel gerust uw wegen 50
War God doet, dat is welgedaan 51
Zou ik God niet eeuwig zingen 52
Waartoe toch al dat angstig schromen? 53
Eind'loos houdt Gods liefde stand! 54
Leer ons, Vader, U verbeiden 55
In de dichte duisternissen 56
Wegen Gods, hoe duister zijt gijl 57
Wie in de schuilplaats des Hoogsten gezeten 58
Wie maar den goeden God laat zorgen 59
Als de nacht van bange zorgen 60
Ons hart verheugt zich, dat bij God 61
De Almachtige is mijn Herder en Geleide 62
De Heer is mijn Herder! 63
God is mijn lied 64
O Vader trouw, ik wil U loven 65
Van U zijn alle dingen 66
1Vlijn Herder is de Levensvorst 67
Volk van God, hoe kunt gij klagen 68
Dankt, dankt nu alien God 69

III. ZONDE EN VERLOSSING
Beschouwt en schouwt den weg, then gij zijt ingegaan 70
God, enkel licht 71
Heilig God, voor wien slechts waarheid 72
1Vlidden in her leven neemt 73
Heer, mijn hert is boos en schuldig 74
Heere, keere van ons af 75
O Heer, wil U ontfermen 76
Straf mij in uw gramschap niet 77
Gij, die in 't ongenaakbaar licht 78
O Heer, die in den hemel zijt 79
Welk een liefde, vol van leven 80
Uit diepen nood roep ik tot U 81
Ik vind mij, Heer, zoo broos, zoo zwak van aard 82
Vader, vol van mededoogen 83
Och, laat ons toch bedenken 84
O Vader, vol van liefde en trouw 85
O Vader aller menschen 86
Ik heb gejaagd mijn leven lang 87
Alle roem is uitgesloten! 88
'k Neem mijn kruis van ganscher harte 89
Voor Jezus' milde oogen 90
Jezus neemt de zondaars aan! 91
Vaste Rots van mijn behoud 92
Wanneer her kruis van Jezus mij 93
Ik heb in U de Bron gevonden 94
Mensch, wilt gij de banden slaken 95
God ziet en kent mijn zonde en vergeeft 96
Verlosser, Vriend, o hoop, o lust 97
Twijf'ling, zwijg; zwijg, bange smarte! 98
Ik heb den vasten grond gevonden 99
Jezus is mijn Heer en Koning 100
U bid ik aan, o macht der liefde 101
Komt, wilt nu prijzen 102
Ach, blijf met uw genade 103
Laat ons de Heere loven 104
Nu zij de Vader met den Zoon 105
O liefde, die mij niet laat gaan 106

IV. ADVENT
Dauwt, heem'len! Wolken, wijkt vaneen! 107
Halleluja! loofr den Heer! 108
O kom, o kom, Immanuel! 109
Het daget in den Oosten 110
Hoe zal ik U ontvangen 111
Min ziel verheft Gods eer! 112
Er is naar 't woord der vromen 113
Lof zij den God van Israel 114
O Kindeke klein, o Kindeke teer! 115
Heft op uw hoofden, poorten wijd! 116
Gij, heem'len, hoog verheven 117
Immanuel! God is nabij 118

V. KERSTMIS
Stille nacht, heil'ge nacht! 119
De aarde was in nacht verzonken 120
Komt alien te zamen, komt, verheugd van harte! 121
O Kerstnacht, schooner dan de dagen 122
Eere zij God! 123
Uit hoogen hemel wonderbaar 124
Juicht nu, gij hemelen, juicht nu, gij engelen koren! 125
Hoort, o menschen, hoort dit wonder! 126
Uw naam zij, Heer, gebenedijd 127
Nu zijt wellekome, Jesu, lieve Heer! 128
Van waar de zon in 't Oosten rijst 129
War vreest ge, Herodes; vijand wreed? 130
Des avonds straalt de morgenster 131
De Christenschare, blij van geest 132
Komt, verwondert u hier, menschen 133
Op U, mijn Heiland, blijf ik hopen 134
Gij, die, verheven boven tijd 135
Komt, en laat ons Christus eeren 136
Dit is de dag, then God ons schenkt 137
O mensch, loof God, wil u verblijden 138
Juicht vroolijk nu, gij vromen 139
Nog juicht ons toe die zaal'ge nacht 140
Heft aan, heft aan den luiden zang 141
Wij willen Hem de kribbe sieren 142
Daar is uit 's werelds duist're wolken 143
Zoo laat Gij, Heer, uw knecht 144
't Licht dezer wereld is reddend verschenen 145
Schoon is de aarde 146

VI. LIJDENSTIJD
Ik wil mij gaan vertroosten 147
Wie heeft op aard de prediking geloofd 148
Uw liefde, Heer, zal ik mijn redding achten 149
O Christus, bitter was uw strijden 150
Welhaast is 't tijd: de avond vaalt 151
Mijn vrede geef ik u!" Dat was uw afscheidszegen 152
Noem de overtreding mij, die Gij begaan hebt 153
Des Konings standaard treft ons cog 154
Zij weten 't nietl zoo zegt de Heer 155
Christus, o Lam Godes 156
't En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die U kruisten 157
Staande - stil, door smart bewogen 158
Lam Gades, ons van God gezonden 159
O wereld, zie uw Leven 160
Laat het kruis mijn ziel bedekken 161
Gij, die, vol bloed en woaden 162
O hoofd, vol bloed en wonden 163
Mijn Heiland, die vol wonden 164
Wees gezegend duizendmalen 165
Laten wij het kruis aanschouwen 166
Aan 't kruishout hing Hij uitgerekt 167
Heft hoog her heilig teeken op! 168
Is dat, is dat mijn Koning 169
14Iijn Verlosser hangt aan 't kruis 170
Na bange stervensstonden 171
Gij, Jezus, hebt in 't graf gerust 172
Zoo sluimert Gij, o mijne Rust 173
Mijn liefde, o God, zal voor U zijn 174
Ontsluit, o Heer, ontvlam ons hart 175
Ons hart zal niet vergeten 176
O Jezus, die mijn schuld woudt boeten 177
Lam Gods, dat zoo onschuldig 178
Halleluja! lof zij her Lam 179
O Lam van God, onschuldig 180
Het Lam, voor ons op aard geslacht 181
O Jezus Christus, God en Heer 182
O Wereldschepper, heerlijk, groot 183
Her vredevaandel in triumf 184
Jezus, leven van mijn leven 185
14Iiddelpunt van ons verlangen 186
Diep, o God, in 't stof gebogen 187
O Lam van God, in lijden en nood 188
O Jezus, mijn vreugd, o Jezus, mijn kracht! 189
Komt dan, o zondaars, komt tot Hem! 190
Lof, prijs en dank zij U, Heiland 191

VII. OPSTANDING EN HEMELVAART
Wees gegroet, gij eersteling der dagen 142
Der Dageraad rozeroode gloed 193
Mijn hart, ga u verblijden! 194
Christus, herrezen 195
Jezus is ons licht en leven! 196
Hij overwint 197
Christus is opgestaan! 198
Daar juicht een toon, daar klinkt een stem 199
Zingt nu de macht van Jezus' naam! 200
Halleluja, lof-gezongen 201
Looft en aanbidt nu Jezus, onzen Heer! 202
Jezus is mijn Toeverlaat! 203
Jezus Christus is gestorven 204
Overwinnaar, fel ten strijde 205
Jezus leeft en wij met Hem! 206
Christus is de sterke Held 207
De dag der kroning is gekomen 208
Looft den Koning, alle volken! 209
Christus is verrezen! 210
O sterke God, Immanuel 211
Ten hemel voert Gij op, o Jesu, om een stede 212
U, Christus, Vorst der Wereld, Heer 213
Tot 't huis des hemels weergekeerd 214
Halleluja! Onze zangen 215

VIII. PINKSTEREN
Komt, laat ons dezen dag 216
In smeeken en in bidden 217
Hoort! Het ruischt in alle sferen! 218
Geest des Heeren, daal ter neer 219
Kom, kom, o driemaal heil'ge Geest 220
Daal op ons, o Heil'ge Geest 221
Daal, Schepper, Heil'ge Geest, daal af! 222
O Geest van Vader en van Zoon 223
Daal af, o Geest van heiliging 224
Kom, Heil'ge Geest, vervul mij gansch 225
Verhef, verhef uw vreugdezangen! 226
Wil, o Geest, mijn Trooster zijn! 227
Elk heff' met ons een lofzang aan! 228
Des Heeren vreed' en genade 229
Geest des Heeren, Geest der waarheid 230
Ja, de Trooster is gekomen! 231
Bron der hoogste zaligheden 232
Ik geloof in God den Vader 233
Wend U tot ons, barmhartig Heer 234
De genade van onzen Heer Jezus Christus 235

IX. KERK EN KONINKRIJK GODS
Waarlijk, Gods rijk zal op aarde niet worden verslagen 236
God, die ons schiep, en redt vit aardsche kolken 237
Wij staan thans in den laatsten strijd 238
Wachter, wijkt nog niet de nacht? 239
Nog zien wij uit, wij droeven 240
Blijf Hem maar trouw! 241
Zijn banier staat opgericht! 242
Nochtans zal op aard geschieden 243
Houdt Christus zijne Kerk in stand 244
Behoed uw Kerk, opdat zij nimmer fale! 245
Wat winden, dat er ruischen 246
Heer van ons leven, sterke God der krachten 247
't Is uwe zaak, o Hoofd en Heer 248
Den eenigen God zij eeuwige eer 249
Wij roemen in het Koninkrijk 250
Wees niet vervaard, gij kleine schaar 251
Een vaste burcht is onze God, een tegenweer en wapen 252
Eens moet genade overwinnen 253
Een vaste burcht is onze God, een toevlucht
voor de Zijnen 254
Christus wandelt langs de straten 255
Wachter op de heil'ge muren 256
Nabij of ver - wij zijn verbondenl 257
Onuitspreek'lijk zijn uw schatten! 258
Kwaamt Gij, Jezus, eens van boven 259
Eene kudde zal 't eens zijn 260
Heer, wij staan nu hand in hand 261
Om alle heil'gen in de eeuw'ge rust 262
O, als eens der verlosten schaar 263
Jeruzalem, o stad zoo hoog gebouwd 264
Guldene Sionstad 265
Hart en hart, tezaamverbonden 266
O Christus, laat ons niet alleen! 267
Kome uw Rijk! 268
Met 't kruis in top 269
Die zegepralen in 's hemels zalen 270

X. DE LAATSTE DINGEN
O Rechter, kom! De wereld wacht 271
Schouwt, Christenen, den Heer, die eenmaal
uit zijn hoven 272
Kom, Heere Jezus, wat toeft Gij nog langer? 273
De Heer genaakt 274
Eens zullen op 't bazuingeschal 275
O heilige dag, naar wiens komst wij verlangen 276
O, haast U en kom, Heer! Gij Koning der wereld! 277
Dag des oordeels, dag des Heeren 278
Wat wij geloovig hopen 279
Waakt, ontwaakt! de dag gaat gloren! 280
Waakt en bidt te allen tijd 281
Zie, Ik kom haast'lijk, roept Gods Zoon 282
Wanneer zullen alle neev'len 283
Hoe konden de volken in broederschap gaan 284
Wij buigen ons ootmoedig neer 285
Als nevel en mist onze velden bedekt 286
Heer, onze God, wij geven in uw banden 287

XI. DOOP, BELIJDENIS EN AVONDMAAL
In Unen Heer zijn onze harten 288
Zie hier de kind'ren tot U komen 289
Zie op ons neer naar uw barmhartigheid 290
Verheerlijkt Hoofd! 291
Zie, Heer Jezus, ons hier saam 292
De Heer kent al de zijnen 293
God, uw woord heeft eeuwig waarde 294
Leid, goede Herder, leid ons 295
Als ik Hem behoore 296
Jezus, die mijn ziel bemint, laat mij vluchten,
dicht bij U 297
Heer Jezus, denk aan mij 298
1Vlijn goede Herder is de Heer: 299
Zegen ons, Algoedel 300
Schaart u om den Goeden Herder! 301
Ja, U kiest ons hart 302
Heil'ge Jezus, mij ten leven 303
Ik weet, dat mijn Verlosser leefr! 304
'k Heb geloofd en daarom zing ik 305
Als Christus de Heer in 't harte ons woont 306
Laat ons saam met Jezus wand'len 307
Ontsluit mijn lippen, Heere 308
Laat me in U blijven, groeien, bloeien 309
Komt, knielen wij voor Jezus samen 310
Hoogl Omhoog, mijn ziell Naar bovenl 311
Wees getrouw tot in den dood! 312
Hoe zou ik Hem verl,aten 313
O groote God, o goede Heer 314
O allerhoogste 1VIajesteit 315
Wil Gij, ons hart, o Heer 316
Wij knielen voor uw zetel neer 317
'k Heb Jezus lief! Hij is mijn licht en kracht 318
Aan 't Avondmaal des Lams genood 319
Brood nit den hemel, voor allen gebroken 320
U, verborgen Godheid, bid ik vromelijk aan 321
Hef u, mijn ziel, eerbiedig hemelwaart! 322
Gij, Jezus, hebt voor de uwen 323
Jezus is het Brood des Levens 324
Heer, wij willen saam belijden 325
O Leven onzer ziel, o Jezus, kom ons nader 326
Wijk thans, o wereld, uit mijn cog 327
Doe ons, o Heer, nu uwe smart 328
Zie, ik strek, Heer, vol verlangen 329
Zoo als ik ben, in zonde dood 330
Getrouwe Heer, die ons uw tafel spreidt! 331
Dat thans zich aller hart ontsluit' 332
'k Zal mijn Jezus nooit vergeten! 333
Verhoogde Heiland, trek ons hart 334
O Jesu, vol genaden 335

XII. TAAK DER KERK
Wij hebben een woord voor de wereld 336
Te middernacht weerklinkt een stem 337
Gij dienaars van Hem, die alles regeert 338
De dorre vlakte der woestijnen 339
O machtige Evangeliewoorden 340
Heugelijke tijding 341
Straks groeten we onze moederstranden 342
Voorwaarts, Christ'nen, voorwaarts! 343
Bergen in 't Noorden, juicht! 344
De Kerk van Christus, eens door Hem gewijd 345
Waak op, waak op, o Christenheid 346
Geef in den grooten wereldnood 347
Heer der wereld, groote dingen 348
Wanneer redt Gij de volken? 349
Heer, onze God, laat niet te schande worden 350
Eeuwige Bron van kracht 351
Rijk van God, Rijk van God 352
Een is de Heer van heel ons leven 353

XIII. TIJDEN EN GELEGENHEDEN
Roemt 's Vaders welbehagen! 354
Verhoor hen, die hier steeds vergaad'ren 355
Vader, wil ons thans vereeren 356
Zie, o Jezus, ons hier saam 357
Kom, Vader, kom, en spreek uw woord 358
Welzalig 't huis, o Heiland onzer zielen 359
Waar werd oprechter trouw 360
Gaat saam van hier, niet twee, maar een 361
U zeeg'ne God! 362
Uren, dagen, maanden, jaren 363
Een jaar van sterf'lijkheid 364
't Jaar heeft haast zijn loop volbracht 365
Daar vaart langs heel de wereld 366
Een jaar zinkt in der tijden nacht 367
Halleluja! Prijst den Onbegonnen' 368
Het jaar gaat stil ten einde 369
U, die ons steeds ten Vader zijt 370
Komt, laat ons samen nederknielen 371
Het oude jaar ging henen 372
De lendenen omgord en brandende de lampen! 373

XIV. MORGEN EN AVOND
De donk're schaduw is aan 't breken 374
In 't Oosten klaar, laat blozen 375
Bij 't gloren van 't herboren licht 376
Algoede Schepper van den dag 377
De vogel, die den dag aankondt 378
De zon met haar stralen 379
Het licht ontwaakt 380
Het licht is al verschenen 381
Ik dank U, God, dat Gij uw macht 382
De morgen komt, nu wijkt de nacht 383
Gij, Weerglans van des Vaders pracht 384
Wij darken U, barmhartig God 385
Zonne der gerechtigheid 386
De stem des wachters meldt in 't rond 387
De moerbeitoppen ruischten 388
De avond komt, zie, hoe de zon gaat neigen 389
't Daglicht neigt ter kimme 390
De nacht, de moeder van de rust 391
De maan is opgekomen 392
Aleer het licht ten avond raakt 393
'k Wil U, o God, mijn dank betalen 394
Nu 't eind des daags gekomen is 395
Komt, laat ons voortgaan, kind'ren 396
In dezen nacht 397
Zoo blij de landman, moe van 't ploegen 398
Met mijnen God, mijn hoop, mijn lust 399
1Vlorgenglans der eeuwigheid 400
Nu 't licht der zon verzonken is 401
O groote Christus, eeuwig Licht 402
O Jezus, wondervolle Heer! 403
Gij, Christus, zijt de Levenszon 404

XV. STERVEN
Daar is geen nacht bij U 405
Alle mensehen moeten sterven 406
De ure is gekomen 407
O Jezus, wil bij 't scheiden 408
Mijn God, ik weet, dat ik zal sterven 409
Heer, Gij hebt mij het leven 410
Hoe zal 't mij dan, o dan eens zijn 411
Ver van mijn Vaderland, vreemd hier beneden 412
Wachtend zit ik in de schaduw 413
Ach, dat ik ginder rusten mocht 414
Blijf bij xnij, Heer! haast daalt de donk're nacht 415
Ik heb van verre 416
Hoe zal 't ons zijn, als we eind'lijk, moe van 't dwalen 417
De wereld ga 'k verlaten 418
Naar den hemel smacht mijn harte 419
ik reis naar den hemel 420
Hoe zacht zien wij Gods vromen 421
Gelukkig is hij, die leert sterven 422
Gelijk als de witte zwanen 423
Dat Jezus Overwinnaar is 424
Heere Jezus, Gij zijt mijn 425
Stille rustplaats van Gods dooden 426
Aan 't gras des velds gelijkt ons leven 427
Opgestaan, mijn stof, eens opgestaan 428
In God rust mijne ziele 429
Ja, Christus is mijn leven 430

XVI. LEVEN
Vader, ik ben moede 431
Wees stil, mijn ziel: 't is God, die voor u strijdt 432
Als ons hoofd in leed zich neigt 433
Jezus, help winnen, Gij Koning des levens! 434
Jezus, mijn Heiland, U zoekt mijn verlangen 435
Niet zoo treurig; o mijn ziel! 436
Kort is op aard mijn levenstijd 437
Komt, gij mistroostigen, fel-wreed geslagen 438
Ik wil nog bidden als weteer 439
Des avonds, als het donker was 440
U, Heiland, Heer en Koning 441
Des drijvers geweldige roede 441
Komt herwaarts, gij vermoeiden, komt Mij nader 443
Mij roept Gods stem 444
Daar moet veel strijds gestreden zijn 445
Neem mij gevangen, Heer ¢¢6
Genadig God, die in mijn boezem leest 447
Merk, Heer! hoe zeer uw volk nu tot U schreit 448
A1 weet ik zelf den weg ook niet 449
Ik heb om uw gena, o groote God, gebeden 450
Ik meende ook, de Godheid woonde verre 451
Jezus, leer mijn kruis mij dragen ! 452
O God, die de gedachten 453
Hef uw handen zeeg'nend, Heer 454
Hoort God reeds het stil gebed 455
Leid, vriend'lijk Licht, mij als een trouwe wacht 456
Laat af van strijden, geef u over 457
Klaag aan God uw nooden 458
Moet gij steeds met onspoed strijden 459
Ja zalig, wie niet ziet en nochtans blijft gelooven 460
Wijd waaien de winden langs wouden en weiden 461
Het leven is: een krijgsbanier 462
In zangen, die zwaar door de werelden bruisen 463
Die vast'lijk op den Heer 464
Heer, Gij zijt mijn; uw naam zij eeuwig eere! 465
Vader, eeuw'ge Vader, hoor mij, help mij strijden! 466
Jezus, die mijn ziel bemint, nooit riep een vergeefs U aan! 467
Jezus, die mijn ziel bemint, 's levens stormen 468
Jezus Christus, Heil der aarde 469
O Gij, die mijn ellende 470
Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doon 471
Jezus, ga ons voor! 472
De stem van Jezus klonk zoo schoon 473
Al ruischen alle wouden 474
O Jezus, Gij mijn Toeverlaat 475
O, Schoonste aller menschenkind'ren 476
U zij altijd 477
Wie ontrouw worden mogen 478
Ik wil U minnen, Heer, mijn Sterkte 479
Hij is op aarde God gelijk 479
Aan Jezus denken is mij goed 481
Mijn kleinood schoon, mijn levenskrans 482
Hoe helder straalt de morgenster 483
De Heer in zijnen troon, zeer schoon 484
Blijf met ons. Zij die bede 485
Laat ons saam met blijde klanken 486
Hoe zalig, Vader, is ons lot 487
1Vlensch, verhef uw hart tot God! 488
Zalig, zalig, niets te wezen 489
Die eens omlaag is, vreest geen val 490
Laat me, ook slapend, op U wachten 491
Die mijns harten vrede zijt 492
Heer, uit mijn nooden 493
Wandel maar stillekens achter Hem aan 494
Vader, leid mij dag aan dag 495
Dag aan dag viel manna neer 496
Jesu, wijs en wonder rnachtig ¢97
O Vader, buig U diep terneer 498
Komt nu met zang van zoete tonen 499
Dankt, dankt den Heer! 500

LIEDEREN VOOR HUISGEZIN, SCHOLEN EN SAMENKOMSTEN

I. NATUUR
O Schepper aller dingen 501
Als klare dauw weerspiegelt 502
Voor wien bracht Gij de aarde 503
Had ik uw adem, nachtegalen 504
Alles bezielende 505
Waak op, mijn hart, ga zingen 506
Komt, Mat ons nu gaan zingen 507
Wie kent de pracht, waarme: God's werken
pronken? 508
Juicht, juicht den Heer! 509
Wat is de 1Vleester wijs en goed 510
Uw wereld, Heer, is schoon en goea 511
Van God den Schepper gaan wij zingen 512
God, uwe goedheid reikt zoo ver 513
Gouden zon - in 't dalen, ach, zoo heerlijk
schoon 514
Prijs en lof en eere 515
Nu willen wij zingeh ons avondlied 516
Ziet, hoe de stille nacht met hoogen sterrenhemel 517
Daal, o nacht, stille nacht! 518
Dit is des Heeren dag! 519

II. KERKELIJKE FEESTTIJDEN
Meest oude Kerstliederen ; van lied 550 af voor Palmzondag en Paschen.

Aan de deur van 's harten woning 520
Mij kwam een schoon geluid in mijn ooren 521
Gloria, gloria 522
Schalt, bazuinen, over d'aard! 523
't Eng'lenheir kwam nederdalen 524
Vrolijck en blij 525
Lofzingt, lofzingt den Heer! 526
O, blijde nacht! 527
Herders, hebt gij niet vernomen 528
De schaduwen verdwijnen 529
O, hoe heerlijk 530
Gij kleine stede Bethlehem 531
Geboren werd te Bethlehem 532
Komt, Christ'nen! Komt, Christ'nen! 533
In den ijz'gen winter 534
Halleluja, halleluja 535
O herders, al zoetjes, maakt geen gedruisch! 536
Heil U, Jezus, God en Heere! 537
Koningen, uit 't ll3orgenland her 538
Drie Koningen uit 't 1Vlorgenland 539
Ik buig mij voor uw kribbe neer 540
O Kindje zoet 541
De Bewaarder 542
Allerhoogste, waarom ligt Gij 543
In ootmoed wil ik stille gaan 544
Slaap, mijn jongen, slaap! 545
O, wat Zon is komen dalen 546
Ben Kindeken is ons geboren 547
Nu, broed'ren, klinke uw zang! 548
Jezus, xnijn Heiland 549
Dochter Sions, wees verheugd! 550
Geeft eere den Heere 551
Ben groene heuvel, ver van hier 552
Plechtig zwijgen, zoete vrede 553
Laat nu 't halleluja klinken 554
Christus is opgestanden 555

III. GELOOF EN LEVEN
Tot de taak van hoofd en handen 556
Ga niet alleen door 't leven 557
O houd terug elk haastig woord 558
Dichter, mijn God, bij U 559
Geen ander Lam, geen and're naam 560
Houd Gij mijn hand 561
Ik schep met, als in vroeger dagen 562
Houd Gij mijn handen beide 563
Heer, ik hoor van rijken zegen 564
O, die ouderwetsche godsdienst 565
Als ge, in nood gezeten 566
Vrees niet, o mijn ziele 567
Als ik maar weet, dat hier mijn weg 568
Begraaf stil uw droefheid: elk mensch heeft zijn pijn 569
Staat op en strijdt voor Jezus 570
Kind'ren van een Vader 571
Iemand zal gaan door de paarlen poort 572
Wat Jezus Christus ons komt vragen 573
In vrede leg 'k mij neder om te slapen 574
Als onze doodsnacht valt in 't dageluister 575
God, in uw trouwe hoede en wacht 576
Laat ons 't lichaam nu begraven 577
Hij slaapt in de groeve zoo zacht 578
Veilig in Jezus' armen 579

IV. HET HEMELSCH VADERLAND
Hoe kan mijn hart uit 't aardsche dal 580
Drown van geluk, den sterv'ling beschoren 581
Waarheen, pelgrims, waarheen gaat gij 582
Zie ons wachten aan de sttoomen 583
'k Zie het land, waar de zon nimmer daale 584
Hoor, hoor, mijn ziel! Hoor om ons eng'len zingen! 585
Ginds is een hemelsch land 586
Als het dagwerk is gedaan 587
Ver boven 't prachtig stergewelf 588
Boven de sterren, daar zal het eens lichten 589
Louden eenmaal wij ook komen 590
O, daar te zijn 591
Ben zaaier om te zaaien 592
In den hemel is her schoon 593

V. HET AARDSCHE VADERLAND
Bewaar, o God, ons volkbestaan! 594
Wilhelmus van Nassouwe 595
Zij zullen het niet hebben 596
Wilt heden nu treden 597
Hoe groox en goed, hoe wonderbaarlijk 598
Gelukkig is her land 599
Hoe groot, o Heer, en hoe vervaarlijk 600

VI. KINDERLIEDEREN
Er is een Kindeke geboren op aard 601
Wie klopt daar aan? 602
Jozef en Maria samen 603
In schamele kribbe, op stroo ingesust 604
Op, herders! Hij 's geboren 605
Laat ons, laat ons gaan bezoeken 606
Herders, hoe ontwaakt gij niet? 607
Kindeke teer, hoe ligt Gij hier? 608
De herdertjes lagen bij nachte 609
Heerlijk klonken eng'lenkoren 610
Den herders ging een enge( voor 611
Laat ons gaan naar Bethlehem 612
Hoe komt Gij in deez' donk're tijden 613
Heer Jezus heeft een hofken 614
Jozef, lieve Jozef mijn 615
In windselen gewonden 616
Maria had een stal tot woon 617
O, eng'len, komt, daalt allen, komtl 618
Sterre van 't Oosten, wil nog eens verrijzen! 619
Zingt, verlosten, blij te moe 620
Laat het vroolijk loflied rijzen 621
Op een lichten wolkenwagen 622
Daar ruischt langs de wolken 623
De trouwe Heiland is nabij 624
't Scheepken onder Jezus' hoede 625
Jezus, vol meedoogen 626
Jezus, Goede Herder, hoor mij! 627
Uit den hemel neder 628
War zoudt ge kunnen doen voor Jezus 629
Lieve Jezus, trouwe Heer 630
Ziet, hoe dansen, ziet hoe glanzen 631
De wolkenschaapjes weiden 632
Zend, Heer, uw licht en uwe waarheid 633
O, wij kind'ren, wij leven 634
Dat ik Jezus toebehoor 635
Zingt nu met een blij gemoed 636
Moe gewerkt en moe gespeeld 637
Ik ga slapen, ik ben moe 638
'k Sluit mijn oogjes, vouw mijn handjes 639
Wij danken U, o Hemelheer 640