|
|
|
Hymni ofte Loff-Sangen op de Christelijcke Feest-Dagen, ende Ander-sins
In ' Graven-haghe Bij Hillebrant Iacobsz Drucker Ordinaris van
Ho.M.HH.Staten Generael Anno 1615.
Alfabetische lijst van beginregels:
Ah, Ah, Mijn Godt, hoe bangh is 't hert
Al wat hier op der Aerden woont
Als een hert met Dorst bevangen hijght na Water-beken koel:
Christus was in 's Doodts banden swaar
Comt die der Wereldt Heylandt sijt
Comt Heyl'ge Geest van boven met uw' stralen
Comt Heyl'ge Geest, en Schepper groot
Comt laat ons blijd' in de Heer
Comt laat ons vrolijck singen
Dancket alle nu de Heere
De helle Son, en aller Wereld Oogh
Die Wereldt groot sy nu ter tijdt
Dit 's den dagh die vruechde geeft
Een Kindeken is ons geboren in Bethle'em
Ghij Volckeren doet op uw ooren
Ghy Ioden nu seer weynigh Christum acht
Ghy Volck'ren wilt den Heer met Loffsangh prijsen
Godt nemmermeer zijn Volck en sal verlaten
Godt zijn Schat-Camer heeft onsloten
Godt, die den Cloot der Wereldt hebt gesticht
Helpt Heer, Christum in dit Lijden
Het glinst'righ Firmament, verciert met gulden loov'ren,
Het is voorwaar een Wonderwerck
Hier voor ick was van alle Man ge-eert:
Hoe haast can Godt een saack verkeeren
Ick bidd' u helpt my o Godt goedertier:
Ick hebb' een wijl geswegen
In d'Hooghste Heem'len zy Godt eer
In tijdts sijt ghy comen IESV CHRISTE HEER
Mijn Godt wat wonder dingen
Myn hert o Vader vlieght niet hoogh:
Myn Iongeren wilt hooren
Na dien Augustus door zyn landen
O Christe die ons aller Coningh sijt
O Christe Schepper eeuwigh Licht,
O Christi die zijt Licht en Dagh
O Godt wilt ons doch bewaren
O Heer hoe bitter is dit lijden
O Heer men heeft van jonghs my niet gespaart:
O Petre, u tot bidden stelt:
Onder vele vrome Mannen Die Kroon spannen
's Avonds als de Son gingh duycken
Siet Emanuel (o Naam seer wijdt vermaart Die van Gabriel ons was geopenbaert)
Soo rasch der Eng'len Schaer
't Is tijdt laat ons Godt gaan loven
Troost u Soon, Heer
Van Godes Throon com' ick tot u
Waar heen waar heen o Mensch droeff van gemoed
Wat gaat u voose Menschen aan
Wat sal 't doch met ons nu wesen
Weest nu verhuecht al ghy Oprechten
Weest welcom o ghy edel Gast
Wel op mijn harp 't en moet u niet vervelen
Wie magh dit sijn die hier comt gaen soo moedigh
Wie moet hem niet ten hooghsten nu verwond'ren
Wilt onsen God een nieuw liedt singen
Wilt onsen Heer nu vallen t' saam te voet
Wy willen Christo onsen Heer
|
<H 24>
<H 3>
<H 34>
<H 39>
<H 2>
<H 48>
<H 46>
<H 53>
<H 38>
<H 51>
<H 54>
<H 19>
<H 11>
<H 13>
<H 45>
<H 31>
<H 9>
<H 47>
<H 49>
<H 56>
<H 25>
<H 58>
<H 50>
<H 32>
<H 43>
<H 33>
<H 29>
<H 7>
<H 4>
<H 28>
<H 20>
<H 21>
<H 6>
<H 17>
<H 1>
<H 55>
<H 57>
<H 35>
<H 30>
<H 23>
<H 37>
<H 36>
<H 10>
<H 8>
<H 52>
<H 27>
<H 12>
<H 15>
<H 18>
<H 42>
<H 16>
<H 14>
<H 41>
<H 44>
<H 26>
<H 5>
<H 22>
<H 40>
|
|