|
|
|
Nieuwe Interkerkelijke Psalmberijming 1968
Lijst van beginregels
1 Gezegend hij, die in der bozen raad
2 Wat drijft de volken, wat bezielt ze toch
3 O Heer, de vijand stelt zijn overmacht in 't veld
4 Laat als ik roep mij op U hopen
5 Laat mij, mijn Koning tot U spreken
6 Heer, toon mij uw genade
7 Here mijn God, Gij hoedt mijn leven
8 Heer, onze Heer, hoe heerlijk en verheven
9 Met heel mijn hart zing ik uw eer
10 Hoe komt het, Heer, dat Gij zo verre zijt?
11 Ik schuil bij God
12 Breng redding, Heer, de vroomheid is geweken
13 Hoe lang, Heer, gaat Gij mij voorbij?
14 De dwaas zegt in zijn hart: 'er is geen God'
15 Wie zult Gij noden in uw tent
16 Bewaar mij, want ik schuil bij U, o God
17 Hoor, Heer, Gij God van trouw en recht
18 Ik heb U lief van ganser harte, Here
19 De hemel roemt den Heer
20 Moge de Heer u antwoord geven
21 O Heer, de koning is verheugd!
22 Mijn God, Mijn God, waarom verlaat Gij mij
23 Ik wil van God als van mijn Herder spreken
24 De aarde en haar volheid zijn des Heren koninklijk domein
25 Heer, ik hef mijn hart en handen
26 O Heer, op wie ik pleit
27 Mijn licht, mijn heil is Hij, mijn God en Here!
28 Ik roep tot U, mijn rots, mijn Here!
29 Gij die hoog verheven zijt
30 Dank, Heer, Gij hebt het niet gedoogd
31 Op U vertrouw ik, Heer der Heren
32 Heil hem, wien God zijn ontrouw heeft vergeven
33 Komt nu met zang en roert de snaren
34 Ik loof den Heer altijd
35 Twist, Here, met mijn twisters
36 De zonde die de zondaars vleit
37 Wees niet afgunstig op de goddeloze
38 Laat toch niet uw toorn, o Here, mij verteren
39 Ik zeide wel; Nu let ik op mijn weg
40 Met heel mijn hart heb ik de Heer verwacht
41 Heil hem die den geringe helpt in nood
42 Evenals een moede hinde naar het klare water smacht
43 O God, kom mijn geding beslechten
44 Heer, wat de vaderen vertelden
45 Met luider stem breng ik de koning hulde
46 God is een toevlucht t' allen tijde
47 Volken weest verheugd, jubelt, toont uw vreugd
48 De Heer is groot, zijn lof weerklinkt
49 Bewoners van de wijde wereld, hoort
50 De Heer die leeft, de God der goden spreekt
51 Ontferm U God, ontferm U, hoor mijn klacht
52 Waarom toch het kwaad zo te prijzen
53 De dwaas zegt in zijn hart: 'Er is geen God'
54 O God, verlos mij door uw naam!
55 God, laat mij smekend tot U treden
56 Wees mij genadig, Heer, want een geweld
57 Wees mij genadig, Heer, wees mij nabij
58 Gij hoge raad, bijeengekomen
59 Kom, Heer, mij uit de hand bevrijden
60 O God, die ons verstoten had
61 O Here, verhoor mijn smeken. Haast bezweken
62 Mijn ziel is stil tot God mijn Heer
63 Mijn God, Gij zijt mijn toeverlaat
64 Behoed mij, Heer, hoor naar mijn klagen!
65 De stilte zingt U toe, o Here
66 Breek, aarde, uit in jubelzangen
67 God zij ons gunstig en genadig.
68 God richt zich op, de vijand vlucht
69 Red mij, o God, het water stijgt en stijgt,
70 Haast U om mij te redden, God!
71 Heer, laat mij schuilen in uw hoede,
72 Geef, Heer, de koning uew rechten
73 Ja, God is goed voor Israel
74 Waarom, o God, verstoot Gij voor altoos
75 U alleen, U loven wij, U loven wij, onze Heer,
76 God wordt geëerd in Israell
77 Roepend om gehoor te vinden
78 Mijn volk, ik ga geheimen openleggen
79 O GOd, nu zijn de heidenen gekomen,
80 O God van Jozef, leid ons verder,
81 Jubelt God ter eer, Hij is onze sterkte!
82 God staat in 't midden van de goden
83 Zwijgt niet, o God, verhef uw woord,
84 Hoe lieflijk, hoe goed is mij, Heer
85 Gij waart goedgunstig voor uw land, o Heer
86 Hoor mij, Heer, wil antwoord zenden
87 Op Sions berg sticht God zijn heil'ge stede
88 Heer, die mijn heil, mijn helper zijt
89 Ik zal zo lang ik leef bezingen in mijn lied
90 Gij zijt geweest, o Heer, en Gij zult wezen
91 Heil hem wien God een plaats bereidt
92 Waarlijk, dit is rechtvaardig
93 De Heer is Koning, Hij regeert altijd
94 Verschijn in lichtglans, God der wrake!
95 Steekt nu voor God de loftrompet,
96 Zingt voor den Heer op nieuwe wijze
97 Groot Koning is de Heer
98 Zingt een nieuw lied voor God den Here
99 God is Koning
100 Juicht Gode toe, bazuint en zingt
101 Ik wil, Heer, in mijn lied de zegeningen
102 Heer, hoor mijn gebed, laat blijken
103 Zegen, mijn ziel, de grote naam des Heren
104 Mijn ziel, verheerlijk God om zijne macht
105 Looft God den Heer, en laat ons blijde
106 Looft nu den Heer, want Hij is goed
107 Gods goedheid houdt ons staande
108 Mijn hart is, Heer, in U gerust
109 God die ik loof te allen tijde
110 De Here God heeft tot mijn heer gesproken
111 Van ganser harte loof ik Hem in 't midden van Jeruzalem
112 God zij geloofd en hoog geprezen
113 Prijst, halleluja, prijst den Heer
114 Toen Israel uit Egypteland ging
115 Niet ons, o Heer, niet ons zij eer gewijd,
116 God heb ik lief, want die getrouwe Heer
117 Looft, alle volken, looft den Heer
118 Laat ieder 's Heren goedheid prijzen
119 Welzalig wie de rechte wegen gaan
120 Ik hief mijn stem in vrees en beven
121 Ik sla mijn ogen op en zie
122 Hoe sprong mijn hart hoog op in mij
123 Tot U, die zetelt in de hemel hoog
124 Laat Israel nu zeggen blij van geest
125 Wie op den Here God vertrouwen
126 Toen God de Heer uit 's vijands macht
127 Wanneer de Heer het huis niet bouwt
128 Welzalig is een ieder die God van harte vreest
129 Zij hebben immer van mijn jeugd af aan
130 Uit diepten van ellende roep ik tot U, o Heer
131 O Heer, er is geen trots in mij
132 Heer, denk aan David en zijn eed.
133 Zie toch hoe goed, hoe lieflijk is 't dat zonen
134 Gij dienaars aan den Heer gewijd
135 Halleluja! looft den Heer,
136 Looft den Heer, want Hij is goed
137 Aan Babels stromen zaten wij gevangen
138 U loof ik, Heer, met hart en ziel
139 Heer, die mij ziet zoals ik ben
140 Bescherm mij, Heer, behoed mijn leven,
141 U, Heer, roep ik, U geldt mijn smeken
142 Tot God den Heer hief ik mijn stem,
143 O Here, hoor naar mijn gebeden
144 Gezegend zij de Heer, die t' allen tijde
145 O Heer, mijn God, Gij koning van 't heelal
146 Zing, mijn ziel, voor God uw Here
147 Lof zij den Heer, goed is het leven
148 Halleluja! Prijst God en zingt,
149 Halleluja! laat opgetogen
150 Looft God, looft Hem overal
|
|
|