NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis



Christelijke Gezangen voor de Evang. Lutherse Gemeenten in het Koninkrijk der Nederlanden (1826); benevens een vervolg bijgevoegd in 1850

 

VOORBERIGT.
Reeds in de eerste Vergadering van de Synode der Evang. Luthersche Kerk in dit Koningrijk, gehouden in het jaar 1819, is een voorstel gedaan, om in overweging te nemen, of ook een algemeen, eenig en meer volledig Gezangboek, ingerigt naar de meerdere opgeklaardheid en zuiverheid van denkbeelden, met gepaste bevatbaarheid voor het algemeen, en in overeenstemming met de vorderingen en verbeteringen der Hollandsche Taal- en Dichtkunde, ten behoeve van het Evang. Luthersch Kerkgenootschap in het Koningrijk der Nederlanden , zou kunnen ingevoerd worden.

Dit voorstel, gedurende een jaarlang, in rijpe en bedaarde overweging genomen zijnde, door eene opzettelijk daartoe benoemde Commissie, welke daarvan in de volgende Synodale Vergadering van 1820 een uitvoerig en gunstig verslag heeft uitgebragt, is. Hetzelve in een besluit veranderd, en wel om de volgende redenen :

Vooreerst kan het niet anders dan allezins wenschelijk geoordeeld worden, dat de tot hiertoe bestaande verscheidenheid van Gezangboeken, door de invoering van een algemeen en eenig Gezangboek voor alle Gemeenten, ophoude. Door deze verscheidenheid, gelijk die bij ons Kerkgenootschap bestaat, van drie of meer verschillende Gezangboeken, worden vele leden der Gemeente , inzonderheid de krijgslieden en de dienstboden , in de onaangename verpligting gebragt, om zich, bij verandering van woonplaats, telkens een nieuw Gezangboek aan te schaffen, hetwelk voor hen, en vooral voor de behoeftigen zeer ongevallig moet zijn. Ook heeft de invoering van een eenig Gezangboek nog dit voordeel, dat daardoor niet alleen bet onderling verband der Gemeenten, maar ook de eenparigheid van hare openbare Godsdienstoefeningen aanmerkelijk moet bevorderd worden.

Ten tweede ontbreelct bet- den bestaandeu Gezangboeken, vooral het Amsterdamsche en Rotterdamsche , aan de vereischte volledigheid; wordende daarin verscheidene Gezangen op gewigtige onderwerpen, het zij leerstukken of zedelijke pligten, te vergeefs gezocht. Wie b.v. ontwaart niet terstond, dat, in de beide genoemde. Bundels , de bijzondere Eigenschappen van het Opperwezen, als deszelfs Eeuwigheid, Almagt, Wijsheid, Goedheid, : Heiligheid, Alwetendheid enz., alsmede vele andere belangrijke stoffen, geheel zijn voorbij gegaan; terwijl al de levenspligten slechts in zeer weinige Gezangen worden afgehandeld. Ook is in dezelve het getal der Gezangen te klein, om, op den duur, vooral bij gepaste afwisseling, tot eenen genoegzamen voorraad te kunnen dienen ; zoo dat, wanneer men de Feestzangen , en allen, die slechts voor bepaalde tijden en gelegenheden bestemd zijn , daarvan afzondert, er te weinig voor de overige Zondagen des jaars overblijven. Dus worden b. v. in het Amsterdamsche, van de 165 Gezangen, waaruit de Bundel bestaat, 80 Feestliederen, of alleen bij bijzondere gelegenheden gebruikelijk, gevonden ; waar-
van natuurlijk het gevolg moet zijn, dat dezelfde Gezangen te dikwijls gezongen, en daardoor als afgebezigd worden, en, hoe sehoon anders ook, op het laatst hunnen indruk verliezen.

Ten derde, ook met betrekking tot de opgeklaardheid en zuiverheid der denkbeelden, zijn : de thans bestaande Gezangboeken, voor een groot gedeelte, ver ten achteren. Het kan niet ontkend worden, dat vele daarin voorkomende Gezangen nog geheel den geest van vroegere, eeuwen ademen, hetwelk bij Leerredenen in den geest der 19de eeuw vervaardigd, niet alleen bontkleurig afsteekt, maar zelfs eene schadelijke tegenstrijdigheid oplevert.

En eindelijk, daar er, sedert het vervaardigen der thans in gebruik zijnde Gezangen, groote vorderingen in de Taal- en Dichtkunde gemaakt zijn, zoo is ook daardoor eene herziening en verbetering van zeer vele Gezangen, vooral van die des Haagschen Gezangboeks, noodzakelijk geworden : ten einde dezelve niet alleen door inhoud, maar ook door eenen gekuischten stijl, door zuiverheid van taal en fraaiheid van Poezij , ons Kerkgenootschap tot eer verstrekken.

De Synode bevroedde zeer wel, dat het invoeren van een Nieuw' Gezangboek met onderscheidene zwarigheden zou gepaard gaan, waartoe ook de kosten, tot den aankoop deszelven vereischt, mogen gerekend worden. Doch geene van dezelve zljn van then aard, of zij kunnen, bij eenen goeden wil der Gemeenten, aan welken de Synode, geen reden heeft om te twijfelen, gemakkelijk uit den weg genomen worden; en die weinige, die er misschien nog mogten overblijven, kunnen geenszins opwegen tegen de veel grootere voordeelen, welke zoodamg een verbeterd, en tevens algemeen en eenig Gezangboek moet aanbrengen.

Het was dan op deze gronden, en in het volkomen vertrouwen, van daarmede aan den algemeenen wensch der Leeraren, en aan de behoefte der Gemeenten van ons Kerkgenootschap in dezen te voldoen, dat de Synode besloot, om, in plaats van de bestaande en bovengenoemde Bundels, een Nieuw, algemeen en eeraig Gezangboek voor de Evang. Luthersche Kerk in het Koningrijk der Nederlanden te doen vervaardigen; en wel onder de volgende uitdrukkelijke bepalingen, dat vooreerst, wat den inhoud of de stoffe des Gezangboeks betreft, daarin zouden worden opgenomen :
1) Het beste; meest in gebruik zijnde, en bij de Gemeenten meest geliefde uit de onderscheidene, bij ons Kerkgenootschap bestaande Gezangboeken;
2) Liederen uit andere Christelijke Gezangboeken bij Protestantsche Gemeenten in gebruik;
3) geheel nieuwe, door Nederlendsehe Dichters, daartoe uit te noodigen, opzettelijk vervaardigde Gezangen.
En ten tweede, wat den vorm deszelven aangaat ; dat het Nieuwe Gezangboek al die vereischten,
als van volledigheid, zuiverheid van denkbeelden en overeenstemming met de vorderingen in Taal- en Dichtkunde,
aan zich hebbe, welke hier boven nader ontwikkeld zijn.

Dit plan door Z.M. den Koning, ten volle goedgekeurd, en door Hoogstdeszelfs medewerkende begunstiging ondersteund zijnde, heeft de Synode de uitvoering van, hetzelve dadelijk opgedragen aan eene Commissie, en daartoe uit haar midden benoemd de Leden : J. DECKER ZIMMERMAN, J.H. MOLKENBOER, E. A. DE JONGH, J. NIEUWENHUIS en H. J. BACKER, benevens haren Secretaris J. SCHULTZ; en buiten de Synode den Heer J. W. STATIUS MULLER, Predikant bij de Evang. Luthersche Gemeente te Amsterdam.

Deze Commissie, Amsterdam tot de plaats harer bijeenkomsten verkozen hebbende, heeft dan ook spoedig aldaar hare werkzaamheden begonnen, en tot het te vervaardigen Gezangboek de ruwe schets ontworpen, alsmede een aantal Nederlandsche Dichters schriftelijk uitgenoodigd, om op zekere, daartoe opgegevene, onderwerpen Christelijke Gezangen te willen vervaardigen en inzenden:
De meesten derzelven zich daartoe gewillig betoond hebbende, is er dan ook, langs dien weg, van tijd tot tijd , een oogst van 162 oorspronkelijk vervaardigde Gezangen bij de Commissie ingekomen ; voor welke welwillendheid en volijverige medewerking den Heeren Opstellers van dezelve hiermede openlijk de hartelijkste, dank betuigd wordt.
Doch, daar de meeste leden der genoemde Commissie , wegens de verwijdering hunner woonplaatsen van Amsterdam, bezwaarlijk meer dan drie maal 's jaars; te weten bij gelegenheid van de vergadering der Synodale Commissie, konden samenkomen , bespeurden zij welras, dat het werk, op then voet voortgezet, slechts zeer langzaam zou kunnen.vorderen : weshalve zij , in het volgende ,jaar, uit belangstelling in de goede zaak, eenparig besloten, de Synode vriendelijk te verzoeken, om de toenmalige Gommissie te willen ontbinden, en eene andere te benoemen, bestaande uit heden op eene plaats woonachtig. De Synode, hierin genoegen nemende, heeft , op dit verzoek, eene nieuwe Commissie tot het Gezangboek benoemd, en daartoe verkozen de Heeren J. W. STATIUS MULLER, J. H. MOLKENBOER,
G. F. SARTORIUS,, J. D. MERCKER, C. BORMEESTER, en H.H. KLIJN, allen uoonachtig te Amsterdam. 'Doch de Wel-Eerw. Heer G. F. SARTORIUS voor deze Commissie bedankt hebbende is, in deszelfs plaats, de Wel - Eerw. Heer J. M. L. ROLL daartoe verzocht geworden , die zich, gelijk de overige benoemden, deze keus heeft laten
welgevallen. Wijders is deze Commissie vereenigd met de Synodale Commissie, namelijk om drie maal in het jaar met dezelve gemeenschappelijk over de belangen des Nieuwen Gezangboeks te spreken en te besluiten ; terwijl zij in de overige tijden des jaars hare afzonderlijke vergaderingen hield, geassisteerd door die leden der Synodale Commissie, die te Amsterdam woonachtig zijn; zijnde, behalve de reeds genoemde heeren J. D.MERCKER en C. BORMEESTER. als buiten dien reeds tot de Commissie behoorende, de Wel-Eerw. Heer G. H. LAGERS.

De Commissie, aldus zamengesteld, heeft de werkzaamheden, door de vorige leden begonnen, met nadruk voortgezet, en alles aangewend , om aan den haar opgedragen last te voldoen, en zulk een algemeen en eenig Gezangboek te leveren. als aan de bovengemelde vereischten zou beantwoorden. Zoodanig een boek in bet ruwe ontworpen, aan de Synodale Vergadering van het jaar 1824 :ter beoordeeling voorgelegd, en daarop de onderscheidene aanmerkingen van derzelver leden ontvangen hebbende , heeft zij hetzelve nogmaals herzien, verbeterd en afgewerkt, en eindelijk, op verzoek der Synode, ook den druk daarvan bezorgd. Wat nu den inhoud en den vorm van dit Nieuwe Gezangboek betreft: de Synode kan daarvan, volgens het verslag der bovengenoemde Commissie, het volgende mededeelen, ten einde de Gemeenten weten , wat zij in hetzelve ontvangen. Uit de drie, tot hiertoe bestaande Gezangboeken, namelijk het Amsterdamsche, Rotterdamsche en Haagsche, is een aantal van 125 Gezangen, dus een derde gedeelte des geheelen Bundels, het zij woordelijk, bet zij met, eenige kleine en noodige, verbeteringen, in denzelven opgenpmen.
Natuurlijk heeft de; Comwissie zich in de keuze derzelve tot de schoonste, meest gebruikte, en bij de Gemeenten meest geliefde bepaald. De overige, in dezen Bundel voorkomende, zijn deels uit de Evangelische Gezangen, bij, de Hervormden in gebruik, deels uit die van andere Protestantsche GKemeenten, en deels uit den ingezonden voorraad van geheel nieuwe, en oorspronkelijk vervaardigde Gezangen genomen.
Wie dit nieuwe Gezangboek met het 'Amsterdamsche en Rotterdamsche, vergelijkt, zal aan hetzelve het voorregt van eene meerdere volledigheid niet betvvisten. Men behoeft slechts, achter dit Voorberigt, op de onderscheidene Afdeelingen en Opschriften der Gezangen even het oog te slaan, om zich van den rijkdom en de groote verscheidegheid der onderwerpen te overtuigen alsmede dat ook voor Gezangen tot huisselijk gebruik gezorgd is.

Meer bijzonderlijk, echter, moet, de Synode de aandacht vestigen op bet gebruik, hetwelk, in, dezen Bundel, van de Psalmen gemaakt is. Alle bevoegde Beoordeelaars niet alleen, maar ook allen, die gevoel vpor zuivere Godsvrucht hebben , vinden in de Psalmen eenen rijken schat, van Godsdienstige uitboezemingen, dankzeggingen en gebeden. Hoe veel schoons, hoe veel verhevens en treffen;ds ontmoet men allerwege in dezelve ! Hoe uitnemend wordt daarin Gods
eenheid, in tegenstelling van het Veelgodendom, bezongen! hoe eerbiedwekkend de Magt, Wijsheid en Goedheid des Scheppers en Onderhouders aller dingen geroemd ! hoe veel troost en bemoediging onder den druk van rampspoed en
verriedering aangetroffen! Daarenboven zijn vele Psalmen Leerdichten van eenen allezins treffenden inhoud ; Zededichten, op eenen zachteren toon gestemd, dan de Krijgs- en Zegezangen ; Bloemverzamelingen van uitgelezene Zedespreuken, bijeengevoegd, om ze te dieper in het hart en geheugen der menschen te prenten.

Dan, bij allen lof, dien men aan dezen Oosterschen Dichtbundel moet toezwaaijen , bevat dezelve aan den anderen kant meest stukken, die, hoe schoon ook als Ppezij , nogtans geheel ingerigt zijn voor bet Israelitische volk, of alleen
toepasselijk op bijzondere en persoonlijke omstandigheden. Hoe vele Zangen komen er in voor, in den mond van Christenen niet voegende, en dus voor hunne Godsdienstoefeningen niet geschikt! Kan men b.v. eene Christelijke Vergadering voegelijk laten spreken zoo als er gesproken wordt in Psalm 38, 44, 45, 55, 58, 60, 78, 81, 83, 87, 89, 105-109, 122, 135-137, en in andere meer, daar Jezus Godsdienst eenen geheel anderen geest ademt? Verkoos men altijd, tot Kerkelijk gebruik, slechts die Psalmen, die van eenen meer algemeenen inhoud, en op de Christelijke Godsdienstoefening nog toepasselijk zijn, hoe gering zou dan het getal der Psalmen worden, op welke die keuze kon vallen ! Volgens eene vrij naauwkeurige en onpartijdige beoordeeling, leveren de 150 Psalmen geen vijftigtal kiesbare stoffen voor eene Christelijke Vergadering op; en onder deze vijftig zijn er nog velen, die meer in klank, dan wezenlijken inhoud, het bedoelde onderwerp betreffen. Niet ongepast was daarom de vraag van den grooten KLOPSTOCK
"of David, wanneer hij onder het Nieuwe Verbond geleefd had, geene andere Psalmen zou gemaakt hebben ?"

Gaat men dit alles na, hoe veel reden is er dan niet, om aan den eenen kant de Psalmen niet geheel uit een Christelijk Gezangboek te weren, noch aan den anderen kant ze allen daarin op te nemen maar onder dezelve eene wijze keuze te doen. Tot dit laatste heeft dan ook de Synode besloten, en, zich overtuigd houdende, dat eene te groote schroomvalligheid sleehts tot halve maatregelen leidt, gemeend, den prijs des Gezangboeks, alleen ten gevalle van sommigen, niet noodeloos te mogen verzwaren door bet opnemen van al de Psalmen, waarvan verre de meesten
toch zelden of nooit gezongen worden, en ook op eene Christelijke Vergadering niet passen.
Evenwel heeft zij, aan den anderen kant, het schoone, goede en bruikbare, hetwelk in deze Hebreeuwsche Dichtstukken gevonden wordt, aan de Gemeenten niet willen onthouden, en tot dat einde eene keur van vijf-en-twintig Psalmen, alle van eenen meer algemeenen inhoud, en ook in den mond van Christenen voegende, in dit Nieuwe Gezangboek overgenomen en ze, volgens derzelver inhoud, onder die Afdeelingen en Opschriften der Gezangen geplaatst, waaron-
der zij behooren , met bijvoeging van de woorden : Volgens Psalm....

Dan, om ; na deze uitstap, tot de Gezangen weder te keeren : de Commissie, door geene bepalingen van menschelijk gezag in het Godsdienstige gebonden, hee£t, bij het overnemen van oude Gezangen, ook gebruik gemaakt van de meer opgehelderde kundigheden, en met bescheidenheid verouderde en duistere begrippen voor nieuwere en klaardere verwisseld, ten einde de Christelijke Gemeenten, ook in dit opzigt, geen enkele klanken zouden aanheffen, maar met ver
stand mogten zingen, en bij bet aanhooren van Christelijke Leerredenen ook Gezangen paren , daarmede strookende, en als een geheel uitmakende.

Ook Gezangen op leerstellige onderwerpen, in onderscheiding van zedekundige, zijn in dezen bundel niet yergeten; terwijl men op de voornaamste en gewigtigste waarheden, die het wezen van de Godsdienst in het algemeen, en inzonderheid van bet Christendom uitmaken, eenen ruimen voorraad van Liederen zal aantreffen

Wat, eindelijk, de Zangwijzen betreft, in dezen Bundel gekozen : bij de overgenomene Gezangen zijn die alle gebleven, zoo als zij waren, zonder , bijna eenige verandering. Voor de geheel nieuwe Liederen zijn insgelijks meest de bekende Wijzen der oude Gezangen genomen, behalve dat er nog eenige zeer fraaije, in Duitschland algemeen bekende en geroemde Zangwijzen, die ook in bet Haagsche Gezangboek gevonden, doch in het Amsterdamsche nog gemist worden, zijn bijgevoegd. Slechts voor eenige weinige Liederen, waarop geene bekende Wijzen te vinden
waren, heeft men geheel nieuwe doen vervaardigen, hetwelk de zeer kundige en vermaarde Componist, de Heer J. W. WILMS, wel heeft willen op zich nemen ende bewerkstelligen, zijnde ook het stellen der Zangnoten en de Correctie der Muzijk-proeven door denzelven geschied. Ook is de Commissie bedacht geweest, om verscheidene algemeen geroemde , en inderdaad zeer schoone, deels verhevene, deela roerende Zangwijzen , als b. v. die van Psalm 150, Gezang 70, en meer andere des Amsterdamschen Bundels, die daarin echter sleehts een- of weinige malen voorkomen, ook voor meer andere Gezangen te kiezen, zoo dat dezelve nu meermalen kunnen aangeheven worden; waarmede zij meent aan de Gemeenten geene ondienst te hebben bewezen. Meer hierbij te voegen acht de Synode overbodig. Dat deze Bundel verre af is, van zonder gebreken te zijn - wie zou dit willen betwisten? De verzamelaars van denzelven althans niet. Hij is het werk van menschen; en alle, menschenwerk draagt den stempel van het onvolkomene:
Met dat al meent de Synode, dit Gezangboek boven de reeds bestaande in ons Kerkgenootschap, als dezelve in waarde verre overtreffende, met den meesten nadruk te mogen aanbevelen. Als zoodanig biedt zij het dan der Geineenten van ons Evang. Luthersch Kerkgenootschap in ons,Vaderland bescheidenlijk aan, met then hartelijken wensch, dat God, de Vader en Weldoener zijner menschen, naar die liefde, die Hij ons in zijnen Zaon bewezen heeft, ook dit Christelijk Gezangboek bij allen, die bet gebruiken zullen, wille doen strekken tot grootmaking van zijnen allerheiligsten naam, tot verheerlijking van onzen geeerbiedigden Verlosser, tot bevordering van ware Godsdienstigheid; ter aankweeking en versterking van echt Christelijke gezindheden en deugden, en' tot verkwikking en opbeuring van troostbehoeftigen in leven en in sterven.

's Gravenhage; den. 17 van Bloeimaand 1823.
Uit naam der Synode voornoemd,
J. SCHULTZ,
Secretaris.

 

V00RBERIGT TOT HET VERVOLG DER CHRISTELIJKE GEZANGEN; BIJGEVOEGD IN 1850.

Toen in 1826 de Synode onzer Kerk het sedert dat tijdstip bij haar ingevoerde Gezangboek aan de Gemeenten, ten dienste harer openbare en huisgodsdienst, opdroeg, geschiedde zulks onder het uiten der meening (zie Voorberigt, bladz, xi,) van "dit Gezangboek boven de reeds bestaande in ons Kerkgenootschap, als die verre in waarde overtreffende, met den meesten nadruk te mogen aanbevelen." Nergens vernam zij daaromtrent wederspraak, hoe meerder met het in gebruik stellen van dit boek aan eene destijds algemeen gevoelde , vooral tweevoudige
behoefte (aangewezen Voorbericht bladz. iii v. o. en bladz. iv) wenschelijk voldaan was. Met bescheidenheid nogtans kenmerkte de Synode haar geleverde werk "als dat van menschen, dragende in zoover den stempel van het onvolmaakte" eene onvolmaaktheid, die eerst meerder door 't gebruik zou kunnen blijken; en die dan ook eerlang deed wenschen naar nog eenige uitbreiding. Toevallige omstandigheden voegden zich hierbij , en oefenden, ter vergaderde
5ynode der latere jaren, almede haren invloed.
Zoo ontstond weldra bet besluit, waaraan deze tegenwoordige uitgave, bevattende eene aanvulling van 64 Gezangen, om met en benevens den Bundel van 1828 dooreen te gebruiken (en alzoo ook doprloopend genommerd,) gevolg geeft.
Vervroegd echter verschijnt zij door de eindelijk tevens zich opgedaan hebbende gelegenheid ter bekoming van eenen in prys veelverminderden druk des boeks in zijn geheel, bepaaldelijk voor behoeftigen lang begeerd; eene gelegenheid tot gelijktijdige aanbieding van haar bestemde bijvoegsel, die de Synode, om in het oog springende redenen, oordeelde niet te mogen laten voorbijgaan.
De uitvoering overigens droeg zij van aanvang op, onder daarover van jaar tot jaar door haar gevoerd, toezigt, aan de geregeld vergaderende Synodale Commissie, die gaarne bet volgende, ter, nadere aanduiding van het geleverde, hier nog bijvoegt :

Vooreerst derhalve heeft men gemeend, naar veler verlangen, en ofschoon ten volle instemmende met het gestelde Voorberigt bladz. ix en x, eenen nog wel wat overvloediger oogst te kunnen ontleenen aan bet Psalmboek. Geheel of gedeeltelijk zal men hierdoor toegevoegd vinden Psalm 23, 25:, 34, 36, 113, 117, 121, 126 en 128.

Ten anderen ontving eene uitbreiding de rubriek boet- en bedezangen (tevens ten deele bij de voorbereiding tot het H. Avondmaal bruikbaar) waaraan, bij eenen wenschelijk ruimen overvloed van troostgezangen, de bestaande Bundel, volgens aller klagt, min of meer arm was. Ook de lijdens- en bijzonder mede de avondmaalsliederen werden, naar den algemeenen wensch, vermeerderd.

Ten derde is voldaan geworden aan de begeerte , wegens hergeving , uit de voormaals bestaande Boeken, van nog eenige Gezangen op welke de Gemeente prijs stelde en misschien ten deele nog stelt. Hiertoe behooren sommigen der reeds vermelde, boet- en bedezangen, benevens eenige anderen, ligt te onderkennen.

Ten vierde werden opgenomen eenige, van oorsprong Duitsche , zoogezegde kernliederen, welke ongaarne tot hiertoe gemist werden, of die men alsnog der Gemeente meende te moeten aanbieden. Onder dezen staat LUTHERS "Ein feste Burg" (Gez. 437) billijk bovenaan : maar daartoe zijn ook te rekenen het bekende "Wie schön leuchtet der Morgenstern" (Gez. 385) (hier geleverd naar eene Duitsch oorspronkelijke omwerking , met vermijding van datgene,
't welk van ouds het zwakke dezes lieds was, en schier algemeen zoo werd gerekend ; voorts het aloude "Allein Gott in der Höh' seij Ehr" (Gez. 381) in zijne oorspronkelijke voetmaat, "Es ist das Heil uns kommen her" (Gez. 392) "Jesu, meine Freude!" verkort (Gez. 386) "In allen meinen Thaten" (Gez. 401) enz.

Eindelijk werden de voorhandene beurtzangen op het paaschfeest en den nieuwjaarsdag met dergelijken voor de overige feesten aangevuld, onder bijvoeging eens zulken voor den oudejaarsavond enz. ; terwijl men almede op de zangwijzen eenige hijzondere acht sloeg, en boven den aanvang van bet Ein' feste Burg meer de oude melodij volgens Luther's eigen compositie (zoo wel als boven Gezang 210.) hersteld.

Zij hiermede ook dit voortgezette Werk aan de Gemeenten opgedragen tot eene welwillende ontvangst, eene bescheiden beoordeeling, en vooral tot een gezegend gebruik ter eere van God en Christus !

Mei 1850 Op last en in naam der Evang. Luthersche Synodale Commissie in het Koningrijk der Nederlanden.

J. DECKER ZIMMERMAN, President.
J. G. LOMAN, Secretaris.