NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




De Huismuziek.

De activiteit van de Noord-Nederlandse burger was op muzikaal gebied in de 16e eeuw nog niet tot volle ontplooiing gekomen. Daar hij alle aandacht nodig had voor de bevestiging van zijn ontwaakt nationaal zelfbewustzijn, voor zijn positie in Europa, kan men moeilijk anders verwachten. In tegenstelling tot de gelijktijdige Vlaamse schilderkunst
en die van onze Gouden Eeuw treffen we hier nog maar weinig musicerende gezelschappen aan. Een andere voorwaarde voor bloeiend muzikaal gezelschapsleven werd evenmin vervuld: de muziekdruk. De oudste Noord-Nederlandse gedrukte muziek dateert van ± 1540 (zie blz. 96 en afb. 14). De gereproduceerde pagina (afb. 12) is er een uit „Omnes Georgii Macropedii Fabulae" („Alle de Fabelen van Georgius Macropedius") en gedrukt bij Herman van Borculo te Utrecht in 1552, „onder de Domstoren int Vliegende Hert". Wat er ver-
der tot i boo aan muziek in NOOrd Nederland werd gedrukt is niet de moeite waard: Oden van Horatius (1556 te Deventer), Psalmen van Datheen (1578 te Leiden), Geestelijke liederen („De Sendt-
brief Pauli tot den Romeynen op stichtsangen gheset, door Jan Fruytiers, nemende daertoe de bequamste veerskens ende oock de bequamste voyzen der Psalmen (1 We geven de titel in haar geheel, omdat het gebruik dier dagen: nieuwe veerskens op bestaande wijzen te zingen, duidelijk omschreven wordt)" ; 1582 te Leiden) Psalmen van Marnix (1591 te Middelburg).

Aan de Utrechtse muziekdruk (2 Ter vergelijking: in Zuid-Nederland begonnen de drukkers S. de Cock, P. Phalèse, H. Waelrant en P. Susato hun werkzaamheden resp. in 1539, 1546, 1554 en 1543.) is nog een andere opmerking vast te knopen. De auteur, die zich verschuilt achter de Latijnse naam is George van Langhveldt, die geboren werd te Gemert in Noord-Brabant en als rector van de latijnse
school te Utrecht in i558 overleed. In deze kwaliteit vervaardigde hij verschillende schooldrama's: toneelstukken, die door de leerlingen
uitgevoerd werden. De onderhavige blad-zijde is er een uit zijn spel van
de rijke man en de arme Lazarus. Naar klassiek voorbeeld werden de
beschouwende reien aan het eind van elk bedrijf gezongen, de dialoog
werd gesproken. We mogen aannemen dat Macropedius de muziek zelf vervaardigde, want dat hij zich op muzikaal gebied bewoog blijkt ook uit het feit, dat hij muziekinstrumenten vervaardigde. Wat de tekst betreft,
ook die is in klassieke vorm gegoten; te weten de sapphische ode:

Cum tibi fidam / dominator uni
Orbis, haud quaque / pudens fiam in aevum
Hoc me ab aerunna / tua in aequitate Eripe tandem.

Waarop een tweestemmig antwoord van de Engelen: Ad sinus blandos Abrahae vocaris Lazare fide, volgt.

De ontcijfering van dit laatste stuk geeft ons geen erg hoge dunk van de zuiverheid van druk en van de waarde der compositie. (Vgl. Nvb. 21 met afb. 12).

.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bij haar opvoeding was de jeugd van muziek geenszins verstoken; maar van een diepgewortelde muziek-cultuur kunnen we toch niet spreken. Maar dan is daar weer de inventaris van de Heer van Brederode, op wiens kasteel te Vianen in 1567 werden aangetroffen o.m.:

Twee giternes, zeven luiten, twee maal een „accoord" (= stemwerk) van. vier (!) „cromhoorns", een accoord van vijf violen, een „citert" (= cister, soort luit met plat lichaam), „twee luyr ofte zackpijpen daer van d'eene met fluweel is ende d'ander met leer", een accoord van vijf pijpen, een custodie (= foudraal) van vier pijpen, twee instrumenten
,,In maniere van blaesbalcken"' (waarschijnlijk de toen nieuwerwetse doedelzakken, die met een blaasbalgje werden gevuld en niet met de mond bediend), drie „cincken", een fagot, drie clavecimbels, een „custodie" van violen, een basconter van de „hantpijpe" (een basfluit dus!).

De meeste van deze instrumenten zullen wel in Vlaanderen vervaardigd zijn. De stad Utrecht bestelde in 1559 bij de Antwerpse „luthier" Pietro Lupo vijf violen in etui, een jaar later leverde Guillaume Emo, eveneens uit Antwerpen, aan Utrecht een bombarde (= bas-schalmei), een cromorne (= kromhoorn) en een hautbois. Gelet op de algemene
stroom Zuid-Noord zullen deze leveranties wel niet op zichzelf gestaan hebben.

Muziek in Nederland in de 16e eeuw (Uit: W.H. Thijsse, Zeven Eeuwen Nederlandse Muziek, Rijswijk 1949)