NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




,,Klokmuziek".

Des trompers taak de nachtelijke uren te blazen werd gedeeld door de klokken. Zo te Bergen op Zoom 0412-1413), waar de wachter de dagklok, de schelle en de nachtklok luidde. In deze tijd (± 1400) schijnen de klokken elk uur geklonken te hebben (o.a. te Utrecht). Na 1450 neemt een uurwerk die taak over.

Reeds in 1404 werden er te Saksen torenuurwerken vervaardigd, in 1468 kreeg Waarschot een in Gent vervaardigd „orologie" met wielen, touwen, gewichten en wijzers; in 1479 volgde Utrecht.

Om de goe-gemeente op de uurslag opmerkzaaam te maken werd, als voorafgaande waarschuwing, de „voorslag" gehoord. Deze bestond als regel uit drie klokken; samen met de slagbel vormden zij ook ethnologisch de grondslag voor het huidige klokkenspel (quadrillon (= vier) wordt carillon) (1 Het Nederlandse woord beiaard is afgeleid van . baren' of 'beren', d.i. klankgeven. Zie verder ook de betreffende monografie van Ferd. Timmermans blz 48, 52 en 57-58). We treffen deze combinatie reeds zeer vroeg aan, vooral in Zuid-Nederland: Middelburg (1371), Doornik (1392), Gent en Haarlem (1412); Antwerpen 1430), Leiden (1460), Utrecht 1480) etc. Waarschijnlijk werden ze bediend door de torenwachter. Van Veere lezen we echter reeds in 1466 dat het een zgn. speelton heeft (2. De uitvinding door Coeke in Aalst (1480) van de speeltrommels (door het feit dat deze zwakzinnig was, weinig geloofwaardig) komt dus te vervallen); dat is zeer waarschijnlijk een houten ton, waarbij uitstekende spijkers tijdens het ronddraaien bepaalde klokken aan bet spelen brachten. Omstreeks 1650 werd het apparaat verbeterd door de uurwerkmaker Jan Cal te Nijmegen, die een koperen trommel met uitschroefbare pennen vervaardigde.

Na de uitvinding van het mechanisch spel werden de mogelijkheden spoedig uitgebreid. Na 1450 treffen we carillons van 7 klokken aan, 100 jaar later is dit aantal reeds uitgebreid tot 18 a 20 (twee octaven, diatonisch met fis en bes).

Het spel op de voorslag is nu uitgegroeid tot een zelfstandig muziekstuk. Van Middelburg dat in 1492 zes speelklokken had weten wij dat in 1505 op het hele uur gespeeld werd de antifoon „Da Pacem Domine in diebus nostrum", op het halve uur de Maria-antifoon „Regina coeli laetare". In 1525 zijn het resp. de hymne „Ave Maris stella" (Nvb.15a) en „Da Pacem".
Wat nu het handspel betreft: reeds in 1425 was te 's-Hertogenbosch een beiaardier, Mr Alart, werkzaam. Zeer waarschijnlijk werden toen de klokken bespeeld zoals heden de staafklokken in het orkest: met houten hamers. Berichten uit Duinkerken in 1477 gewagen van deze speelwijze. Wanneer het bespelen der klokken met behulp van een klavier uitgevonden is, is niet bekend. Loosjes stelt het omstreeks 1500. De eerste berichten zijn echter verre van concreet. De stadsrekeningen van Bergen op Zoom, die het beieren regelmatig noemen, geven weinig opheldering.
In 1412-'13 lezen we: „In den yersten Bargher den wachte van sine wachtscepe van den dachclocken, die schelle ende die nachtclocke te ludene." Het gaat hier kennelijk om een collega van de torenblazer. De rekeningen van 1472-'73 vermelden: „twee koorden om mede te beyeren". Dat met „beyeren" evenvoudig het klokluiden werd bedoeld
wordt nog waarschijnlijker als we lezen dat Jan le Grijs, in 1533 tot „beyaerder" aangenomen, „ook getijdelick metten trompet des nachts de uren moet slaan". Blijkbaar was er nog geen uurwerk, en werd overdag op de uren de klok geluid en 's nachts de trompet gestoken. (In 1605 lezen we daarentegen weer dat de torenwachter 's nachts de klok luidt). In 1594 was er blijkbaar wel een uurwerk, de rekeningen vermelden tenminste een horlogiemaker, die (N.B.) „gebeiert" en de klok geluid heeft. Zeer waarschijnlijk moeten we onderscheid maken tussen beierman en beiaarder enerzijds als klokluider, en beiermeester als klokkenist anderzijds, hoewel deze ook wel beierman genoemd werd. Hoe het zij: pas na 1550 komen er meer en uitgebreider klokkespelen. Zo heeft Amsterdam in 1561 zijn beiaardier. In dat jaar wordt betaald aan: nyeuwe kerck betaelt die somme van vyff guldens ende VI stuivers hem bijde burgemeesteren toegevonden voer zijn vertreck en oncosten dat hij van Rotterdam binnen dezer stede mitter woen geccemen is omme te stellen 't cleyne vuyrwerck (1 =uurwerk; het stellen slaat op het versteken van de speeltrommel), ende beyerman te weezen inde voorsz. kerck." Ook de Oude Kerk had zijn beiermeester: in 1567 vinden we Henrick Jansz. als zodanig genoemd. In 1583 treffen we te Arnemuiden een „beiermeester" aan. Elf jaar later vinden we als zodanig op de Utrechtse Dom Daniel van Berlicom. Dat hij zijn zes (!) klokken (na 1616 waren het er twaalf) met een klavier bespeelde mag men opmaken uit de rekeningen, waarin gesproken wordt van „ijzeren pennen om te beieren"
en kettingen. Evenals dat met de muziek der pijpers het geval was zullen de beiaardiers op vaste uren gespeeld hebben. We weten dat te Haarlem elke Zondag klokmuziek klonk van 7-8, en door de week van 6-7, „maar zoo die dagen corten, te beginnen een uur voort donkert".

Zoals het klokkespel uit het Zuiden kwam (Bergen op Zoom, 's-Hertogenbosch, Arnemuiden en Middelburg komen voor Utrecht, Haarlem en Amsterdam!) werden de meeste „akkoorden van klokken" (zoals men toen de carillons noemde) in Vlaanderen of Brabant gegoten. Zo kreeg de Nieuwe Kerk in A'dam in r566 dertien klokken van Mr. Jacob Wagenes en Adriaen Steylert te Mechelen. Bekend was ook het werk van de Van Gheyns. Een beroemd Noord-Nederlandse klokgieter was Geert van Wou (2 In 1484 maakte hij drie klokken (sol,fa en mi gestemd) voor Zwolle: een voorslag in zijn eerste stadium? In de kunst de klokken zuiver op toon te krijgen schijnt Van Wou het echter een heel eind gebracht te hebben. Noch wordt als gieter genoemd Mr Anthonis uit Utrecht (N. XXII, 80), werkzaam te 's-Hertogenbosch en te Kampen, gestorven aldaar in i5z'7. Wel waren deze lieden bekwaam om losse klokken te gieten, maar voor samenspel was hun arbeid minder geschikt. Vooral de kleinere klokken waren doorgaans weinig fraai.

 

Muziek in Nederland in de 16e eeuw (Uit: W.H. Thijsse, Zeven Eeuwen Nederlandse Muziek, Rijswijk 1949)