LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
Meerstemmige wereldlijke Muziek. Het zgn. Kamper liedboek werd hier 1540 door Jan Petersz. alias Joh. Petrejus op voorbeeldige wijze gedrukt (afb. 14). In tegenstelling tot de houtgravure van Van Borculo (die later, toen het hout door een koperen plaat werd vervangen, zoveel verbeterd werd dat zij het monopolie kreeg) drukte Petersz. eerst de lijnen, daarna de noten hierop. Zeer waarschijnlijk heeft Petersz. (1 Zie T. XVI, 48 en ME. Kronenberg in 'Het Boek' 1935, blz 165) de kunst in Antwerpen geleerd. Het Kamper liedboek luidt in ieder geval de bloeitijd van het Nederlandse polyfone lied in (± I540-I5'75), dat zich, gezien zijn meestal leutige of oubollige aard meer nog dan de kerkmuziek in Vlaanderens dreven gecultiveerd zag. De ghildekens" (nakomelingen van de bemanning der blaue scute") vonden in de Nederlandse Chansons genoeg teksten van hun gading (2 Zie de door Lenaerts (zie literatuurlijst) geciteerde samenspraak (blz 54), vgl. ook het proefschrift van L. Walther Boer 'Chansonvormen op het eind der 15e eeuw' en de studie van Ds Bernet Kempers 'De Waalsche en Nederlandsche Chanson in de eerste helft der 16e eeuw'(M.VI, 199)), hoewel deze ver in de minderheid waren bij de Franse of Italiaanse. Het wordt tijd dat de dirigenten van onze koorverenigingen eindelijk eens gaan putten uit de Nederlandse Chansons. Verreweg de meesteri zijn gemakkelijk bereikbaar in moderne uitgaven: (Een duytsch Musyck Boeck", Het ierste Musyck Boexken
van Tielman Susato", 25 drie-stemmige Oud-Nederlandsche Liederen",
alle uitgegeven door de Ver. voor Nederl. Muziekgesch. Nederlandse liederen
vindt men ook in de bundel Deutsche Lieder aus fremden Quellen",
die als Heft 45 in de serie Das Chorwerk" (1 Uitgave G. Kalmeyer,
no. 64) verscheen. Wie eenmaal deze muziek heeft leren verstaan, wie eenmaal begrijpt dat
ze van binnen uit, van het standpunt der uitvoerders is geschreven, zal
van de pseudo-concert-muziek der liedertafels spoedig genoeg hebben. Aan
de vreugde van het-samenmusieeren komt de polyfonie der oud-Nederlandse
muziek in elk opzicht tegemoet. Maar dan mogen de Een andere zetting der Souterliedekens (ook het feit dat ze in meerstemmige
vorm bewaard zijn, spreekt voor hun grote populariteit!), van Gerardus
Mes, is zo goed als geheel verloren. In 1562 gaf de organist der Oude
Kerk te Delft, Cornelis Boscoop (t 1573), een vierstemmige bewerking in
het licht van een vijftigtal der Souterliedekens (4 Boscoop was van 1
Mei 1554 tot Maart 1573 in Delft werkzaam, daarna tot zijn dood (oct '73)
in Amsterdam, eveneens aan de Oude Kerk (zie de studie van Drs Bank, genoemd
op blz 89, noot 3). Blijkens het voorwoord van een latere uitgave in 1568
had hij ook die andere Psalmen ... met vijf ende ses partijen int
musick Geschreven ter liefden allen Musikers ende Speelluyden" zijn
ze vrijer, moderner dan de meer eenvoudige bewerkingen van Clemens. Maar
daarom ook minder gebonden aan de tijd. Want wat de tweede helft der 16e
eeuw vroeg, was niet zozeer het kerkelijke motet als wel het wereldlijke
madrigaal, chanson en danslied. En hier kwam, Italie te hulp, dat nu i.p.v.
ontvangend gevend werd. Aan de Nederlanders had het zijn ontwaken te danken;
eenmaal van zichzelf bewust wist het zijn eigen nationale voelen in tonen
Met de sterke verbeeldingskracht en beweeglijkheid de Zuiderling eigen,
komt het zo in het Madrigaal tot een muziek, die de tekst van woord tot
woord volgt en die haar zoveel mogelijk wil uitbeelden. In het dansliedwordt
met de gedegen polyfonie geheel gebroken. Aan de periode der onpersoonlijke
schrijfwijze schijnt een einde gekomen; schijnt, want hoewel beide vormen
in ons land veel geimporteerd werden, is het toch voor een groot deel
aan Noord-Nederland te danken dat deze kunst niet verloren is gegaan.
Noord-Nederland heeft de nieuwe, moderne elementen weten samen te binden
met de polyfone traditie. Na 1590, als de oorlogsstorm wat gaat liggen,
begint de opbloei. En zo keert de Amersfoortse componist Jan Tollius (Van
Tol) nadat hij in Italie rondgezworven had, na i5qo naar het Noorden terug.
Als muziekmeester der Lievevrouwekerk begonnen (± 1568) werd hij
na de Unie van Utrecht balling in Italie De genoemde bundel Madrigalen is door de Vereniging van Nederlandse Muziekgeschiedenis opnieuw uitgegeven (1 Madrigali sei voci. A'dam. Leipzig 1901). Meer dan de latere Madrigaal-componisten Schuyt en Sweelinck blijkt Tollius beinvloed door het Italiaanse modernisme.
Voorbeelden
van realistische toonschilderingen treffen wij dan ook in groten getale
aan.
Muziek in Nederland in de 16e eeuw (Uit: W.H. Thijsse, Zeven Eeuwen Nederlandse Muziek, Rijswijk 1949)
|
|