LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
Het Volkslied. (zie ook Volkslied: Het Geuzenliedboek) Bij de grote bewegingsvrijheid, die de derde stand tijdens de Renaissance genoot, kan het niet verwonderen dat het volkslied een ongekende bloei beleefde. Van het verlangen naar levenslust was het de gepaste uiting. Het was het eigen, levende, onvervreemdbare bezit van het volk. De maker was onbekend: Die ons dit liedeken dichte (Let op het in een adem noemen van dichten en zingen: de muziek is een integrerend deel van het volkslied, zoals we zeiden). Of: Het was niet noodzakelijk dat de melodieen genoteerd werden; gebeurde
dit toch: dan op de allereenvoudigste wijze, pro memorie (zie Nvb. 12b).
Toch zijn veel melodieen bewaard gebleven (1 Het is opmerkelijk dat de
voornaamste verzameling wereldse volkspoezie, het Antwerps Liederboek
van 1544 gaan muziek afdrukt, maar zich bepaalt tot de aanwijzing: 'op
de wijs van') en wel in enkele verzameiingen geestelijke liederen: zeer
veel van deze liederen maakten Een devoot ende Profitelyck Boecxken,,inhoudende veel ghestelycke Liedekens ende Leysenen, diemen tot deser tijt toe heeft connen ghevinden in prente (= in druk) oft in gheschrifte (= in hs.) uit diversche steden ende plaetsen bi een vergaedert ende bi malcanderen ghevoecht." Een specimen van de bizondere notatie gaven wij reeds in Nvb. 20a. O weerde mont ---------------- O waerde mont Van vele wereldlijke liederen schijnt in die tijd de wijs reeds verloren:
Een jaar na het Devoot en Profitelyck Boecxken verscheen te Antwerpen in 1540 bij Simon Cock een bundel geestelijke poezie genaamd Souterliedekens". Souter is afgeleid van Psouter, Psalm. De bundel bevat n.l. de door de Utrechtenaar Willem van Zuyleri van Nyevelt in dichtmaat vertaalde 150 Psalmen Davids. Zo is deze bundel zeer typerend voor de tijd van ontstaan, met zijn steeds groeiende drang naar persoonlijk beleven van de Bijbelse teksten. Ook in geestelijk opzicht gaat de derde stand zich meer onafhankelijk voelen. Bij de behandeling der Middel-eeuwen hebben wij meermalen gelegenheid gehad hierop te wijzen. Reeds in 1480 verscheen te Delft een proza-vertaling der Psalmen, en
Erasmus vermeldt dat in zijn jeugd de Begijnen in Vlaanderen Psalmen zongen.
Een schrijver uit de 16e eeuw (Florimond Remond, 1546) De Psalmen werden van een yegelyck begeert, en aangenomen, met alleenlyck van die naer het Lutherdom roken maer oock van de Katholycken selfs, een yegelyck had syn vermaeck in die te singen; want sy waren inder daet vermakelyck(! ?), en licht om te leeren en bequaem om op de violen en andere instrumenten te spelen." Men kan Van Nyevelts berijmingen zelfs beschouwen als een Rooms-Katholiek antidotum voor de vrijere vertalingen van Marot, die van de hebreeuwse tekst zei: Que la rigueur du long temps les avait Dat ze niettemin in een verdachte reuk bij de Clerus gestaan moeten hebben
is door de onderzoekingen van Scheurleer aan het licht gekomen (zie literatuurlijst).
Hij heeft n.l. vastgesteld dat er alleen al negen clandestiene herdrukken
zijn uitgegeven onder het jaartal 1540. Behalve uit verschillen in de
tekst bleek dit uit de titelprent, in welks cliche een Dat een geestelijk tegenwicht tegen de soms wel erg vleeselijke" en wereldse" liederen gewenst was kan men zelf aan de hand der bij de melodieen behorende teksten, die Mevr. Mincoff Marriage bijeengezocht heeft (zie literatuurlijst) constateren. Typerend voor de tegenstelling Noord-Zuid is het feit dat wij in Noord-Nederland
een heel wat ernstiger lied-literatuur hadden: de Geuzenliederen. Ook
deze gingen op bekende en geliefde wijzen: de Wilhelmus-melodie b.v. vinden
we 15 maal gebruikt, die van Psalm 36 negen maal (deze melodiewerd reeds
in Frankrijk als strijdlied gebruikt;
Muziek in Nederland in de 16e eeuw (Uit: W.H. Thijsse, Zeven Eeuwen Nederlandse Muziek, Rijswijk 1949)
|
|