LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
VOORWOORD PSALMEN EN GEZANGEN VOOR DEN EEREDIENST DER NEDERLANDSCHE HERVORMDE KERK (Bundel van 1938) WOORD VOORAF
Dat het Psalmboek ook in dezen nieuwen liederbundel vooropstaat en daarvan het eerste deel vormt, behoeft wel geen nadere toelichting. Het Psalmboek is van ouds het liederboek van den Joodschen, daarna van den Christelijken eeredienst en het is het oudste gezangboek der Gereformeerde kerken. De mefodieën der Psalmen hadden de bijzondere zorg der Commissie. In dezen bundel vindt men de oorspronkelijke melodieën, in den vioolsleutel genoteerd, terwijl het rhythme door wisselende maatcijfers is aangeduid. Tevens zijn de meeste later ingeslopen verhoogingen weggelaten, of, door plaatsing tusschen haakjes, facultatief gesteld; waar de weglating aanleiding kon geven tot misverstand, wordt men gewaarschuwd door een *. Van harte hoopt de Commissie, dat men nu ook in onze kerk het prachtige en sterke orspronkelijke rhythme der Psalmen in den kerkzang zal herstellen. Een herziening van de berijming der Psalmen wordt, in toenemende mate, terecht noodzakelijk geacht, maar behoorde niet tot onze opdracht. Bovendien is de hier gehandhaafde berijming, ondanks hare vele gebreken een nationaal geestelijk bezit dat gemeenschappelijk levend wordt gehouden door de protestantsche kerken van Nederland, die alle deze berijming geheel of gedeeltelijk in hun liederbundels hebben opgenomen, en deze band is te kostbaar, dan dat hij eenzijdig door onze kerk zou mogen worden verbroken, afgezien nog van het feit, dat honderden verzen terecht zoo geliefd en ingeburgerd zijn bij ons volk, dat slechts gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en groote deskundigheid en begaafdheid bevoegd zouden zijn, hier in te grijpen. Om den redenen heeft de Commissie het evenmin geoorloofd geacht Psalmen of gedeelten daarvan weg te laten, en zijn ook de "Eenige Gezangen' als zelfstandig onderdeel achter de Psalmen gehandhaafd; alleen werden zij van een volgletter (Gezang A-L) voorzien, waardoor het gebruik daarvan gemakkelijker wordt gemaakt. De nieuwe Gezangbunde! vormt het tweede deel. De Commissie heeft ernstig gepoogd het evenwicht te bewaren tusschen den eisch der verscheidenheid, die door den grooten rijkdom van het kerklied der eeuwen wordt gesteld en de noodzakelijkheid van soberheid en strengen stijl, den "ernst en de majesteit", die het ware kerklied steeds kenmerken, hetgeen Catvijn deed schrijven: II y a tousiours à regarder, que le chant ne soit pas leger et volage, mais ait pois et maiesté, comme dit Saint Augustin" (aldus Calvijn in: La Forme des prières et chantz ecclesiastiques etc., Calvini Opera VI, 1867). . Bij de vaststelling van den tekst der Gezangen heeft de Commissie zich laten leiden door eerbied voor den oorspronkelijken tekst eenerzijds en de eischen, die aan vorm en inhoud van een kerklied gesteld moeten worden, anderzijds. Bij het door haar ingestelde historische onderzoek bleek der Commissie, dat in vele liederen menigmaal met grote willekeur wijzigingen werden aangebracht, die tegenover den oorspronkelijken tekst niet verantwoord zijn. De Commissie heeft, waar eenigszins mogelijk, den oorspronkelijken tekst hersteld, of althans de oorspronkelijke bedoeling recht gedaan: vele liederen kregen hierdoor hun eigen karakter terug en dit zal den kerkzang verrijken. Anderzijds echter zijn de liederen, die van hun oorsprong af terstond de kenmerken van een kerklied hebben gedragen en als zoodanig zijn gezongen, zeldzaam: menigmaal heeft de Christehjke Kerk, door bepaalde gedeelten te wijzigen of weg te laten, zich al zingende uit een lied zelf een kerklied geschapen en aldus het oorspronkelijke lied verrijkt met een traditie en wijding, die voor latere geslachten ten minste even eerbiedwaardig zijn als de oorspronkelijke tekst. De Commissie heeft hier naar beste weten gekozen, en, de eischen van historische trouw en van kerkelijken stijl tegen elkaar afwegende, wijzigingen te niet gedaan of gehandhaafd, - een enkele maal zelfs wijzigingen aangebracht, om daarmee een lied te winnen. Dezelfde overwegingen hebben de Commissie geleid bij het opnemen zoowel van bestaande, als van nieuwe vertalingen. De melodieën der Gezangen werden, evenals die der Psalmen, verzorgd
door een sub-commissie, bestaande uit dr. G. van der Leeuw, dr. Joh. Wagenaar,
C. de Wolf, waaraan later werd toegevoegd Adriaan Fngels, die ook bij
de notatie der melodieen medewerking verleende. Bij het opsporen der muziekhistorische
gegevens verkreeg de sub-commissie de medewerking van dr. K. Ph. Hernet
Kempers. Hij de beoordeling der melodieen hebben overeenkomstige overwegingen
gegolden als bij de vaststelling van den tekst. De sub-commissie heeft
zooveel mogelijk gerekend met den vollen rijkdom van het geestelijk lied
en tevens als norm het strenge karakter van het kerkelijk koraal geeerbiedigd.
Oorspronkelijk had de sub-commissie een indeling gewenscht, waarbij het
onderscheid tusschen koralen en geestelijke liederen duidelijk zou zijn
uitgekomen; zij meende echter gevolg te moeten geven aan den wensch der
Commissie tot indeeling naar het kerkelijk jaar, overwegende dat in een
bundel, bestemd voor kerkelijk gebruik, het muzikaal beginsel bij het
kerkelijk moet achterstaan. Ook deze sub-commissie heeft gestreefd naar
historische trouw, met inachtneming der zingbaarheid. Niet altijd is dus
de oudste vorm eener melodie gekozen, maar wel een, die haar karakter
zoo goed mogelijk doet spreken en tevens uitvoerbaar is. De sub-commissie
heeft zorg gedragen, dat elke melodie in den bundel slechts in één
lezing voorkomt. De psalmmelodieën hebben in den Gezangbundel dus
dezelfden vorm als in het Psalmboek; de Gezangen; die op eenerlei wijze
worden gezongen, hebben die dan ook steeds ongewijzigd; van de melodie:
Wachet auf, ruft uns die Stimme (zie Gezang 30, 68 en 98) werd echter
bij Gezang 216 en 242, om het karakter van den inhoud dezer liederen,
de uiting van Bach gegeven. De boven gestelde regels voor tekst en melodie
der liederen zijn niet zonder uitunderingen gebleven, zoodat eenige gezangen
of gedeelten daarvan zijn opgenomen, omdat zij, ondanks hun feilen, algemeen
bekend of geliefd zijn. Een enkele maal werd naast een minder goeden,
maar zeer bekenden tekst, een andere gesteld, terwijl eenige malen naast
een moeilijke of minder schoone melodie een tweede, gemakkelijker of meer
kerkelijke melodie werd gegeven; bij de tweede melodie werd dan de tekst
opnieuw afgedrukt, en het Gezang behield hetzelfde volgnummer met toevoeging
van de letter A. . Het auteursrecht op dezen bundel als zoodanig, alsook op hetgeen daarin voor het eerst openbaar wordt gemaakt, is eigendom der Synode. . Inzake de spelling heeft de Commissie, gezien de dienaangaande heerschende onzekerheid, gemeend de schrijfwijze volgens De Vries en Te Winkel te moeten handhaven. De Commissie spreekt de hoop uit, dat de koorbewerking van dezen bundel, die onder toezicht van dr. Joh. Wagenaar vervaardigd werd, in belangrijke mate zal bijdragen tot het bekend worden der liederen, en tot een waardiger en schooner kerkzang in het algemeen. De Commissie begon haar arbeid in het najaar van 1928. De dood beroofde haar van de medewerking van Mejuffrouw S. M. van Woensel Kooy en den Heer C. de Wolf. Zij gedenkt beiden met dankbaarheid. De Commissie heeft bij haren arbeid de eischen der kerkelijke praktijk
steeds voor oogen gehad; hare leden, vrijwel alle in de kerkelijke praktijk
staande, zouden gedurende tien jaren niet zoo veel tijd aan dit werk hebben
besteed,. indien de praktijk van het kerkelijke leven hun de noodzakelijkheid
van dezen arbeid niet voortdurend had voorgehouden. De moeilijkheden en
bezwaren, gelijk die, ook bij den kerkzang, telkens weer blijken, zijn
|
|