LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
VOORWOORD Nieuwe Psalmberijming 1968 In vele gemeenten werd die berijming reeds bij wijze van "Proeve" in gebruik genomen. Het "groene boekje", dat in mei 1961 verschenen was, moest echter nog aan de goedkeuring van de kerken onderworpen worden, nadat de ingebrachte bezwaren waren getoetst en, waar nodig, ondervangen. Tussen november 1961 en februari 1967 heeft de werkcommissie 31 maal
vergaderd om de kritiek van de zijde van particulieren en van kerkelijke
vergaderingen zorgvuldig te overwegen. Het resultaat was een grondige
revisie van de Proeve. Weliswaar bleven ruim De herziene bundel werd als "revisie-1967" aan de kerken aangeboden. Op 21 juni 1967 is hij na uitvoerige bespreking door de Generate Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland en tegelijkertijd door de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk voor kerkelijk gebruik aanvaard. Dat deze aanvaarding plaatsvond met vrijwel algemene stemmen, was bijzonder verblijdend. Op veler aandrang is besloten, aan bet begin van de versregels geen hoofdletters meer te plaatsen, behalve waar een nieuwe zin aanvangt. Ook bleef de hoofdletter staan bij de naam van God en bij eigennamen. Waar sprake is van God kregen alleen de persoonlijke voornaamwoorden nog een hoofdletter, de overige voornaamwoorden niet. Hierachter schuilen geen theologische motieven, zoals een ontkenning van de Messiaanse zin van sommige psalmen. De werk-commissie heeft eenvoudig het gebruik van hoofd- en kleine letters in overeenstemming gebracht met de huidige spelregels in de Nederlandse taal. Leestekens zijn spaarzaam aangebracht; de apostrof is zoveel mogelijk vermeden. Buigingsuitgangen zijn alleen gebruikt waar ze een functie hebben, dus tot verduidelijking van de zinsbouw of ter wille van klank en melodie. De muziek-notatie werd met gewijzigd, alleen zijn enkele drukfouten verbeterd. De namen van de medewerkende dichters werden in bet "groene boekje" niet vermeld. Het ligt voor de hand, dat ze nu wel gepubliceerd worden. Tot degenen die intensief bij de arbeid in zijn eerste fase betrokken waren, behoren de dichters Fedde Schurer en Martinus Nijhoff. Nijhoff ontviel ons echter in het begin van 1953 door de dood. Schurer moest reeds in 1952 wegens andere werkzaamheden de kring verlaten. Behalve hun namen moet die van prof. dr. K. H. Miskotte genoemd worden. Voor de inspiratie die van hem uitgegaan is, zijn we hem dankbaar. Nog tijdens bet leven van Nijhoff, namelijk op een driedaagse conferentie te Nijmegen in juni 1952, constateerden de dichters dat de beste methode zou zijn: samenwerking in een soort van "dichtgenootschap". Heel veel is dan ook tot stand gekomen op de talrijke dichtersconferenties op "De Pietersberg" te Oosterbeek. Daar ontstond het dichterteam: dr. W. Barnard, A. C. den Besten, prof. dr. K. Heeroma, G. Kamphuis (tot 1954), W. J. van der Molen (tot 1960), prof. dr. J. W. Schulte Nordholt en ds. J. Wit. In een alfabetisch register, achterin deze bundel opgenomen, kan men nagaan, van welke dichter of dichters een bepaalde berijming afkomstig is. Tengevolge van de "dichtgenootschappelijke werkwijze" was het niet in alle gevallen gemakkelijk, de eigenlijke dichter(s) van een berijming vast te stellen. Niet alleen dat aan psalm 119 door vijf dichters - Barnard, Den Besten, Heeroma, Schulte Nordhof en - Wit -gewerkt is, maar herhaaldelijk hebben de dichters ook bijdragen - soms enkele regels, soms een hele strofe - geleverd aan berijmingen, waarvan zij zelf met als auteur te boek staan. Aan de hand van de archiefstukken zijn de auteursnamen echter zo zorgvuldig mogelijk vastgesteld. De dichters hebben hun arbeid gezien als dienst aan de Kerk. Vele leden der Kerk zullen het echter op prijs stellen te weten wie deze dienst verricht hebben. De Interkerkelijke Werkcommissie, die in 1958 als sub-commissie toegevoegd
werd aan de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming, heeft sinds
haar ontstaan in mei 1953 haar werk verricht onder voorzitterschap van
prof. dr. G. Kuiper te Amsterdam; dr. H. Schroten te Rotterdam was van
meet af aan haar secretaris. De commissie bestond verder o.a. uit de hebraici
prof. dr. M. A. Beek, prof. dr. W. H. Gispen en prof. dr. Th. C. Vriezen,
de muziekdeskundigen A. C. Schuurman en drs. M. Geerink Bakker, de letterkundige
adviseur dr. C. Rijnsdorp, en de dichters Barnard, Den Besten, Heeroma,
Schulte Nordholt en Wit. De waarnemers van de Christelijke Gereformeerde
Kerken, ds. A. Bikker (sinds 1953) en Leden van de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming zijn thans: de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland, de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Doopsgezinde Societeit, de Remonstrantse Broederschap en de Evangelisch Lutherse Kerk. Haar statuten geven aan andere kerken gelegenheid tot toetreding. Over de aanvaarding van de psalmbundel voor kerkelijk gebruik beslist elke kerkgemeenschap volgens de bij haar gebruikelijke procedure. Voorzitter van de Stichting was van 1958 tot aan zijn overlijden in 1966 ds. P. D. Kuiper te Sassenheim. Hij is opgevolgd door dr. P. G. Kunst te Amsterdam. Haar secretaris is sinds de oprichting ds. F. H. Landsman te 's-Gravenhage. Het adres der Stichting is Carnegielaan 9, 's-Gravenhage. Alle auteursrechten op de bundel berusten bij de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming, gevestigd te 's-Gravenhage. De Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming: De Interkerkelijke Werkcommissie 6 december 1967
|
|