|
|
|
VOORWOORD Liedboek voor de kerken 1973
TER VERANTWOORDING
Iets over de historie van het Liedboek
Het omvangrijke werk dat met deze uitgave is voltooid is in hoofdzaak
voortgekomen uit een tweetal opdrachten van de generale synode der Nederlandse
Hervormde Kerk. De door haar ingestelde Commissie voor de Psalmberijming
kreeg tot taak, de mogelijkheid te onderzoeken om te komen tot een eigentijdse
psalmberijming, welke die van 1773 zou kunnen vervangen. Daarnaast werd
een Commissie voor de Gezangen belast met een aanvankelijk veel beperkter
opdracht: revisie van het Hervormde gezangboek van 1938. Het werk van
de Commissie voor de Psalmberijming, onder voorzitterschap van Prof. Dr.
K. H. Miskotte en met Dr. H. Schroten als secretaris, kwam eerst tot werkelijke
vorderingen, nadat zij in 1951 contact had opgenomen met de dichter Martinus
Nijhoff. Het was door hem, dat spoedig ook een vijftal Jongere dichters
bij de arbeid van de commissie betrokken raakte, dichters die na de bevrijding
naar voren waren gekomen met poezie, waarin een stuk bijbelse inspiratie
onmiskenbaar was: W. Barnard (Guillaume van der Graft), Ad den Besten,
W. J. van der Molen, J. W. Schulte Nordholt en Jan Wit. Samen met de oudere
Muus Jacobse (Prof. Dr. K. Heeroma) vormden zij een soort `dichtgenootschap'
, dat na Nijhoffs vroege dood in 1953 diens werk voortzette. Een eerste
proefbundel van 110 berijmingen verscheen in 1958. Inmiddels hadden ook
de Gereformeerde Kerken zich geïnteresseerd getoond. De aanvankelijk
Hervormde commissie werd als gevolg daarvan omgezet in een Interkerkelijke
Werkcommissie onder leiding van de Neerlandicus Prof. Dr. G. Kuiper. Uit
haar werkzaamheden resulteerde in 1961 de Proeve van een nieuwe berijming.
Na grondige revisie werd in 1968 de definitieve uitgave van het rijmpsalter
door de Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming in het licht
gegeven. Het is deze berijming, die het eerste deel vormt van dit Liedboek
voor de kerken.
Wat de Gezangen betreft, - de totstandkoming van dit tweede deel van het
Liedboek heeft aanzienlijk meer voeten in de aarde gehad. Omstreeks 1955
kwamen de werkzaamheden van de Hervormde Commissie voor de Gezangen, onder
voorzitterschap van Prof. Dr. E. L. Smelik, in een beslissende fase. Om
allerlei redenen leek het de Commissie ongewenst, tot herziening van de
bundel-1938 te adviseren. Dit inzicht leidde tot een verzoek aan de Hervormde
synode om ruimere bevoegdheden en tot een beroep op het reeds eerder genoemde
dichterteam om hun gaven ook in dienst te stellen van de arbeid aan de
gezangen. In dit stadium begonnen bovendien de Algemene Doopsgezinde Societeit,
de Remonstrantse Broederschap en de Nederlandse Protestantenbond belangstelling
te tonen. Van de zijde van de Gereformeerde Kerken werd in die tijd eveneens
contact gezocht. De uitgave van de bundel 119 Gezangen - in 1964 - is
mede te zien als een eerste, ofschoon nog onvoldragen vrucht van het gezamenlijk
overleg. Nauwelijks minder onrijp was trouwens de bundel 102 Gezangen,
samengesteld op aandrang van de Nederlands-Hervormde synode. Toen deze
in 1965 eindelijk verscheen, kon zij ternauwernood nog als representatief
gelden voor wat er bezig was te ontstaan. Eind 1965 kon het 713 liederen
tellende concept voor een nieuw gezangboek aan de synode der Nederlandse
Hervormde Kerk en aan de andere participerende kerken ter beoordeling
worden aangeboden. Het werd over het algemeen gunstig ontvangen, maar
wel werd terwille van de hanteerbaarheid en de betaalbaarheid op beperking
van het aantal liederen aangedrongen. Het was in dit stadium, dat ook
de Evangelisch Lutherse Kerk, die nog pas in 1956 een eigen nieuw gezangboek
had ingevoerd, bij monde van Prof. Dr. W. J. Kooiman de wens tot samenwerking
uitsprak. Daarop werd in 1966 de Interkerkelijke Commissie voor de Gezangen
gevormd, die op het laatst werd voorgezeten door Ds. A. W. Lazonder, te
voren secretaris van de Hervormde Gezangen-commissie. Zij legde na een
overleg van enkele jaren een nieuw concept voor met 491 liederen, waaronder
vele die niet tot het oorspronkelijke concept hadden behoord. Het is in
1970 door alle participerende kerken aanvaard en wordt met deze uitgave
aan de kerken ten gebruike aangeboden.
Liederen uit de schat der eeuwen - liederen van nu
Alle eeuwen door is de christelijke kerk een zingende kerk geweest. In
haar lied gaf zij antwoord op het Woord dat haar van Godswege bereikte;
in haar lied verblijdde zij zich over het heil dat aan mensen geschonken
is; in haar lied klaagde zij haar nood, als zij zich van dat heil verstoken
dacht. Zo is het ook in Israel geweest. Ja, men kan gerust zeggen, dat
de psalmen van Israel de hele geschiedenis door inspirerend zijn geweest
voor het geestelijk lied van de christelijke kerk. Het is dan ook niet
toevallig, dat dit Liedboek opent met het volledige psalter. Afgezien
van deze liederen van Israel, zal het opvallen, dat de onderscheiden perioden
van de kerkgeschiedenis in deze bundel evenwichtiger vertegenwoordigd
zijn dan in de bundels die tot dusver in de verschillende kerken hebben
dienst gedaan. Maar niet alleen in historisch (en geografisch) opzicht
is de inhoud wijder gespreid; ook op zijn geestelijk gehalte getoetst,
zal deze bundel blijken een veel geschakeerder beeld te geven van hetgeen
de gemeente van Christus de eeuwen door zingend beleden heeft dan welk
gezangboek ook. Zo vindt men hier liederen uit de hymnische traditie van
de oud-christelijke kerk in West en Oost en uit die van de Middeleeuwen,
maar uiteraard in niet mindere mate liederen uit de reformatorische en
na-reformatorische tijd, uit de periode van Pietisme en Verlichting, evengoed
als uit de tijd van Reveil en Methodisme. Zij zijn met zorg bijeengezocht
uit verschillende taalgebieden, niet in de laatste plaats uit het Nederlandse.
Het teken * achter de naam van de dichter geeft aan, dat meer of minder
belangrijke wijzigingen in de tekst zijn aangebracht.
Het teken v achter de naam van dichter of componist verwijst naar enige
Bijzondere Vermeldingen, welke te vinden zijn op bladzijde 795.
Bijzondere aandacht werd geschonken aan het eigentijdse lied. Want hoezeer
een kerkelijk liedboek ook zal moeten getuigen van verbondenheid met de
traditie van de christelijke kerk, toch is het onmiskenbaar dat allerlei
woorden en beelden, waardoor vorige generaties zich aangesproken hebben
gevoeld, tijdgebonden zijn geweest, waardoor de zeggingskracht van verscheidene
oude liederen sterk verminderd is. Daarom sprak het vanzelf, dat de samenstellers
van deze bundel er steeds op bedacht zijn geweest, juist ook hedendaagse
uitingen en vormgevingen van menselijk getrof£en-zijn door de bijbelse
boodschap op hun betekenis voor dit gezangboek te beproeven.
Opzet en inhoud, tekst en melodie
Over de opzet van het Liedboek behoeft naar onze mening niet veel te worden
gezegd. De bundel volgt slechts gedeeltelijk de gang van het `kerkelijk
jaar'. Een strikte liturgische ordening van de eredienst, waarbij wordt
uitgegaan van vaste lezingen en gebeden, wordt immers slechts in een enkele
participerende kerk gevonden. Wel zullen zij die zich nauw bij een kerkelijke
kalender willen aansluiten bemerken, dat er voor vrijwel iedere specifieke
zondag passende liederen aanwezig zijn.
Wat de inhoud van de bundel betreft, - men zal er liederen van zeer verschillend
type in aantreffen. Daarvan dient een bepaald genre speciaal te worden
vermeld: In de rubriek `Bijbelliederen' zijn liederen bijeengebracht zoals
we ze bijvoorbeeld in de Lofzang van Zacharias en de Lofzang van Maria
reeds lang kenden: getrouwe, de grondtekst op de voet volgende vertolkingen
van bepaalde, meest hymnische gedeelten uit Oude of Nieuwe Testament.
Daarnaast zal men ook teksten aantreffen, die een meer parafraserend karakter
dragen, maar toch even duidelijk geinspireerd zijn op onmiddellijk herkenbare
bijbelplaatsen. Voor een gemeente die Gods woord liefheeft moet het een
vreugde zijn, de lezing en prediking der Schriften te begeleiden met het
zingen van liederen als deze.
Wat de schrijfivijze der teksten betreft is uitgegaan van de thans in
gebruik zijnde spelling, waarbij een uitzondering werd gemaakt voor de
oud-nederlandse liederen. Ten aanzien van de naamvals-n zijn de huidige
spel-regels niet consequent toegepast. In sommige gevallen hebben de dichters
terecht op handhaving van de buigings-n aangedrongen. Het gaat hier in
bepaalde gevallen immers om meer dan een onbelangrijke medeklinker, omdat
door bet weglaten ervan niet zelden ook de klank van de voorafgaande klinker
verandert. Bij het gezongen lied betekent dit vaak een gevoelig verlies.
In dit verband moet ook iets worden gezegd over de relatie van woord en
toon. Liederen behoren vooral zingende te worden beproefd en beoordeeld,
- anders doet men ze in wezen onrecht. Bij het werk aan deze bundel is
veel tijd en aandacht besteed aan de saamhorigheid van tekst en melodie.
Hedendaagse componisten en kerkmusici hebben hun best gedaan om nieuwe
teksten zo goed mogelijk tot klinken te brengen. Bovendien is van hun
kant herhaaldelijk opmerkzaam gemaakt op ten onrechte vergeten kostbare
melodieen uit de schat der eeuwen. Niet zelden hebben juist deze de dichters
tot nieuwe liedteksten geïnspireerd en daarmee in dubbele zin onze
bundel verrijkt.
Voor de kerken
In zijn titel heeft dit Liedboek de aanduiding meegekregen, dat het bestemd
is voor de kerken. Men kan daarbij denken zowel aan verschillende kerkgenootschappen,
als ook aan plaatselijke gemeenten, ja zelfs aan al die plaatsen waar
de lof van God wordt gezongen. Dat hierbij tevens aan de huisgemeente
is gedacht, blijkt uit de ondertitel. Wij hopen echter niet minder, dat
dit Liedboek in de scholen zal worden gebruikt. Wanneer de kinderen deze
liederen leren zingen, volgen de kerken vanzelf. Een aantal liederen,
vermeld in een apart register, leent zich wel bij uitstek om door kinderen
gezongen te worden, hoewel dit niet betekent dat zij uitsluitend voor
kinderen geschikt zouden zijn. Het zal velen goed doen te bemerken dat
ook de kinderen in het Liedboek enigszins `aan hun trekken komen'.
Liedboek voor de kerken, - nog niet zo lang geleden zou her verschijnen
van zulk een bundel in Nederland ondenkbaar zijn geweest. In dit licht
gezien, is de vertraging van de uitgave dan ook vooral als winst te waarderen.
Het was een bijzondere ervaring, vast te stellen dat de opvattingen over
het kerkelijk lied in de verschillende kerken tenslotte zó weinig
uiteenliepen, dat het ideaal van een gemeenschappelijke bundel te realiseren
bleek. Evenwel wordt onze vreugde hierover enigszins getemperd door de
wetenschap dat niet alle reformatorische kerken aan de uitgave van dit
Liedboek deelnamen. Ook de Rooms-Katholieke Kerk meende, dat het nog niet
de tijd was om officieel deel te nemen, maar het stemt tot blijdschap,
dat enkele roomskatholieke dichters en componisten een belangrijke bijdrage
hebben geleverd.
Interkerkelijke arbeid zonder het brengen van offers is een onmogelijkheid.
Wel niemand zal door dit boek ten volle worden bevredigd en iedereen zal
wel een aantal liederen kunnen aanwijzen, waaraan hij of zij geen behoefte
gevoelt. Wij zijn er echter van uitgegaan, dat elke participerende kerk
er recht op had een zekere voorkeur voor bepaalde liederen te doen gelden.
Wat de een om allerlei redenen niet of minder aanspreekt, kan voor een
ander de bijna onmisbare vertolking van zijn geloofsbeleving betekenen,
en bovendien.. . niemand is gedwongen, al deze liederen te zingen of te
laten zingen.
Bepaalde, soms geliefde liederen zal men in deze bundel missen. Ten aanzien
van de beslissing over al of niet opnemen daarvan kan de Interkerkelijke
Commissie verklaren, dat zij geen bekende en geliefde liederen met aanvaardbare
inhoud heeft laten vervallen, indien niet het daarin uitgesprokene, naar
haar inzicht, in andere teksten sterker was uitgedrukt. Men zal bij de
beoordellng van deze bundel dan ook niet allereerst moeten gaan speuren,
of het "eigen" lied er wel in voorkomt, maar veeleer moeten
nagaan, welke essentiele elementen van het christelijk belijden erin vertolkt
zijn en of dat in voldoende mate is geschied. Wie dat doet, zal, hoe dan
ook, tot de conclusie komen, dat de rijkdom van het geloofsleven in deze
bundel belangrijk beter tot zijn recht komt dan in de vroegere Nederlandse
gezangboeken.
Onze arbeid is nu afgesloten. Daarmee is niet gezegd, dat de arbeid aan
de vernieuwing van het kerkelijk lied is afgesloten. Er zullen, naar wij
hopen, nieuwe liederen blijven ontstaan, die straks een verrijking voor
het Nederlandse kerklied kunnen betekenen. In die zin blijft ons werk
naar de toekomst open.
A. W. Lazonder, voorz. Interkerkelijke Commissie voor de Gezangen
VOORWOORD Een plaats ontzegd... 64 liederen uit het concept van de gezangencommissie
Bosch & Keuning Baarn 1983
VOORWOORD
Deze uitgave van het Instituut voor Liturgiewetenschap van de Faculteit
der Godgeleerdheid te Groningen heeft ten doel om die liederen in het
licht te geven, die wel in het concept van de gezangencommissie voor het
Liedboek voor de kerken gestaan hebben, maar die niet in het Liedboek
zijn opgenomen, noch elders gepubliceerd. De bundels waarin de reeds eerder
gepubliceerde liederen uit het concept te vinden zijn worden in het nawerk
van dit boekje opgegeven. Het boekje zelf is als informatie bedoeld voor
in het kerklied geinteresseerden.
De auteursrechten van de liederen zijn voorbehouden aan de dichters en
componisten of aan hun rechthebbenden. Dit zij met nadruk gesteld. Voor
overname in andere bundels en voor het publiceren van begeleidingen, koorzettingen,
etc. richte men zich tot de betrokkenen.
De liederen zijn opgenomen in de volgorde die ons historisch verantwoord
leek en dus niet in rubrieken, zoals in de meeste kerkboeken.
Wij danken op deze plaats de componisten en dichters of hun nabestaanden
hartelijk voor de zo grif verleende toestemming. Zonder hun medewerking
zou deze uitgave niet tot stand gekomen zijn.
Wij hopen hen die het kerklied ter harte gaat met deze uitgave een plezier
te doen.
Jan Wit +
VERANTWOORDING
In deze bundel, die een documentair karakter draagt, zijn die liederen
uit het concept van de gezangencommissie bijeengebracht die, om welke
reden dan ook, niet werden opgenomen in het Liedboek voor de kerken en
ook nergens anders vastgelegd zijn, met then verstande dat ook liederen
die zonder melodie elders gepubliceerd werden uit deze bundel zijn weggelaten.
Een lijst van bundels en boeken waarin weggelaten liederen te. vinden
zijn volgt hierna.
In feite hebben wij ons beperkt tot liederen en vertalingen uit de 20e
eeuw, aangezien toekomstige bundelsamenstellers ongetwijfeld zelf een
keuze zullen willen maken uit de voorhanden zijnde liederen van vorige
eeuwen.
De opzet van deze uitgave brengt met zich mee dat een ordening volgens
het principe van het Liedboek voor de kerken geen zin had; derhalve is
gekozen voor een volgorde naar tijd van ontstaan en taal van de oorspronkelijke
teksten.
In een enkel geval moest op gezag van de betrokken dichter een lied worden
weggelaten, b.v. de vertaling van 'A toi la gloire' door J. W. Schulte
Nordholt. Een andere vertaling van dit lied heeft het Gezangboek van de
Evangelische Broedergemeente in Nederland onder nummer 202. Voorts is
weggelaten de ene strofe uit een veel langer lied van Thomas Blaurer,
vertaald door Ad den Besten, die in het concept als zelfstandig lied werd
opgenomen. Ook van zijn vertaling van het Hongaarse lied 'Gyozhetetlen
en koszalom' (Jezus Gij aan 't kruis geheven) wilde Den Besten afstand
nemen.
Zijn de liederen van de andere dichters ongewijzigd opgenomen, voor die
van Den Besten moest een uitzondering worden gemaakt. Van veel vertalingen
was inmiddels een versie 1977 ontstaan, waaraan de dichter de voorkeur
gaf en die wij dan ook op zijn verzoek hebben afgedrukt.
Wat de muziek betreft zijn er enkele aanvullingen en afwijkingen te melden.
Van de hier opgenomen liederen bleef in het concept zonder melodie 'Heer
voor uw adem bevreesd'. Dit lied kreeg een speciaal voor deze uitgave
geschreven melodie van Willem Vogel.
Het lied 'Lieve Here Jezus, laat ons leven' kreeg een andere melodie van
dezelfde componist, Willem Vogel.
|
|
|