|
|
|
ROMAANSE BEELDHOUWKUNST
De beeldhouwkunst was met de groei van het christendom vrijwel geheel
verloren gegaan. Slechts wat kleine ivoren en metalen reliefs hebben zich
van Byzantium uit over Europa verspreid. In de 11de eeuw vertonen zich
voor het eerst sporen van een herleving der beeldhouwkunst. De deuren
van de kerk te Hildesheim (Duitsland) tonen dat men weer in brons kon
gieten.
Een opmerkelijk snelle ontwikkeling van de monumentale beeldhouwkunst
vangt echter pas omstreeks 1100 in enkele Franse provincies aan. Romeinse
en byzantijnse invloeden versmelten geleidelijk met de inheemse elementen.
Treffend is dikwijls de overeenkomst met de ontwikkeling van de Griekse
sculptuur. Ook hier zien wij de primitieve pogingen tot het uitbeelden
van beweging en expressie. De beeldhouwkunst gaat zich geleidelijk aanpassen
bij de architectuur. Een vrije beeldhouwkunst komt praktisch niet voor.
De beeldhouwer moet sterk rekening houden met de omgeving en de functie
van bet beeld. De kapitelen en de portalen van de kerken worden zijn arbeidsveld.
Zelden moet de gehele gevel met beeldhouwwerk worden versierd.
Het doel van de beeldhouwkunst was niet in de eerste plaats di;coratief
maar illustratief te werken. De bijbelse verhalen moesten op duidelijke
wijze aan de leken worden verteld. Naast de geometrische en plantenmotieven
uit het begin komen dan ook al spoedig dier- en mensfiguren voor. Hierin
wordt echter niet in bet minst naar een realisme gestreefd. Anatomic en
proportie zijn van geen belang. Duidelijke expressie is de hoofdzaak.
Het Godsbeeld is streng en vreesaanjagend.
Het getuigt nog allerminst van de christelijke liefde. Het spreekt meer
tot het verstand dan tot het hart. De expressieve beweeglijkheid van de
Romaanse beeldhouwkunst overheerst door de kleine afmetingen van de figuren
en de stevige compositie bet bouwwerk niet. Een volledige samengang za1
men pas in de gotiek, waarin bet Romaans geleidelijk overgaat, bereiken.
In het begin is de silhouetlijn dikwijls niet veel meer dan in het materiaal
gekrast. Het verraadt nog duidelijk het voorbeeld van metaal of ivoor.
FRANKRIJK. In Languedoc te Toulouse zijn van de St. Sernin nog 600 kapitelen
met planten- en diermotieven uit ca. 1100 bewaard gebleven. In bet klooster
van Moissac, uit dezelfde tijd, vinden wij al martelaren en bijbelse voorstellingen
uitgebeeld. Het tympaan van de 5t. Pierre te Moissac is het eerste voorbeeld
van monumentale sculptuur. Het werd optworpen naar een Spaans miniatuur
waarin o.m. oosterse invloeden zijn aan te wijzen. De tronende Christus
is hier omringd door de symbolen van de vier evangelisten. In horizontale
rijen zijn daaromheen de vierentwintig oudste leerlingen van Christus
gegroepeerd. Hoewel nog weinig natuurgetrouw hebben deze figuurtjes toch
al een vrij grote levendigheid.
In Bourgondie ontstaan, onder invloed van de abdij van Cluny, de prachtige
kerkportalen van St. Lazare te Autun en de abdijkerk te Vezelay (z. afb.
17). Te Vezelay werden byzantijnse miniaturen als model gebruikt. Duidelijk
is hier te zien hoe de jonge kunstvorm de oude verdringt. Levendig gesticulerende
figuurtjes in antieke kleding. In de Provence blijft o.m. in het portaal
van de St. Trophime te Arles een Romeinse invloed merkbaar.
BELGIE. Het voornaamste centrum voor de geelkoper- en goudsmeedkunst ligt
in de Maasvallei, dank zij de talloze abdijen tussen Dinant en Maastricht,
en vooral dank zij Stavelot, Luik en Oignies. De beroemde bronzen doopvont
(1108) in St. Barthelemy te Luik is een ongeevenaard gewrocht van R E
N I E R VAN H O E I. Een ongemene reeks gouden of vergulde rijven en andere
meest;erwerken met groeven, smeltwerk en losse beelden zijn verder te
danken aan GODFRIED VAN HOEI, o.a. reliekhouder van Paus Alexander en
draagaltaar van Stavelot te Brussel en aan N I K O LA A S VAN VERDUN,
nl. de Ambo van Klosterneuburg en het Drie Koningenrijve te Keulen.
Buiten de mooie reeks kapitelen en de portalen van de Doornikse kathedraal
bezit Belgie in de eerste plaats verscheidene Romaanse beelden der `Sedes
Sapientiae', o.m. die van Evegnee, Hermalle, Signeux, Leuven, Alsemberg,
Zoutleeuw en Luik.
SPANJE. In Spanje bereikt de Romaanse beeldhouwkunst een aanmerkelijke
hoogte. Voorbeelden vinden we aan de kathedraal van Santiago te Compostela,
aan de S. Isidoro te Leon en de S. Vicente te Avila.
ITALIE. In Italie vraagt de 12de eeuw de aandacht. Aan de dom te Modena
zijn reliefs met taferelen uit bet Oude Testament, profeten en apostelen,
te vinden, uitgevoerd door een zekere M E E S T E R WILLIGELMUS.
De belangrijkste meester in Noord-Italie is B E N E D E T T O A N T E
L A M I die invloed onderging van de byzantijnse en Franse kunst. Hij
vervaardigde een kansel voor de Dom te Parma (1178) en voerde beeldhouwwerk
uit voor het door hem gebouwde Baptisterium aldaar (begonnen 1198).
|
|
|