De intrinsieke band tussen Kerk en liturgie Een korte reflectie
met verwijzing naar De Lubac en Kavanagh (door Joris Geldhof) In 2003 verscheen
de laatste grote encycliek van paus Johannes Paulus II onder de titel Ecclesia
de Eucharistia. Een van de fundamentelegedachten die daarin ontvouwd wordt,
is die van een onlosmakelijke band tussen het sacrament van de eucharistie en
de Kerk. De Kerk ontvangt haar identiteit en missie van de viering van de liturgie
en omgekeerd zorgt in eerste instantie de liturgie voor de kerkopbouw Het Tweede
Vaticaanse Concilie (1962-1965) stelde dat het hoogtepunt en de bron van het hele
christelijke leven het eucharistisch offer is (Lumen gentium, nr. 11). Deze terminologie
werd (minstens) twee keer letterlijk overgenomen in de encycliek van Johannes
Paulus II (nrs. 1 en 13; vergelijk. ook nrs. 22, 31 en 38); de achterliggende
gedachte werd met kracht bevestigd. Het lijdt nauwelijks twijfel dat de vorige
paus voor bovengenoemde idee in het bijzonder geinspireerd ' geweest is door de
onderzoekingen van de grote theoloog en kardinaal Henri de Lubac S.J. (1886-1991),
met name door diens boeken Corpus mysticum: L'euchariste et 1'eglise au moyen
age (1938 )1' en Meditation sur 1'eglise (1952)2. Op een compleet andere wijze,
maar inhoudelijk gezien heel gelijkaardig, werd dezelfde gedachte van een funda- mentele
prioriteit van de liturgie ten opzichte van de Kerk ontwikkeld door de diepzinnige
Amerikaanse liturgist en benedictijn Aidan Kavanagh (1929-2006). In bet bijzonder
is hier zijn werkje On Liturgical Theology (1984) te vermel- den.3 In dit
artikel sta ik eerst kort stil bij enkele centrale gedachtelijnen uit Ecclesia
de Eucharstia en diep deze daarna uit aan de hand van een vergelijking met
de bevindingen en posities van Henri de Lubac en Aidan Kavanagh. De bedoe- ling
is niet om rechtstreekse beinvloedingen op het spoor te komen, maar om aan te
tonen dat op sterk verschillende manieren dezelfde ideeen over de intrinsieke
band tussen Kerk en liturgie geopperd werden en worden in het rooms - katholieke
denken van de twintigste en prille eenentwintigste eeuw. De bevestiging van zo'n
band lijkt een typische karakteristiek te zijn van een rooms -katholieke liturgische
theologie. Leven van de liturgie Volgens Johannes Paulus II is de
eucharistie de meest kostbare schat van de Kerk. Dat is een overtuiging die in
de lijn ligt van wat de traditie over dit sacrament gezegd heeft. Niettemin
is ze om minstens twee redenen opmerkelijk. Ten eerste betreft het een merkwaardige
soort van schat. Het gaat namelijk overduidelijk niet om een materiele schat,
in de zin van een waardevol 'ding' dat bewaard en doorgegeven wordt. Tegelijk
gaat het wel degelijk om iets concreets; de eucharistie is zeker niet louter
abstract en spiritueel. De eigenlijke schat mag dan niet iets materieels zijn,
hij staat tegelijk met totaal los van elke materialiteit. Want bovenal is de eucharistie
een gebeuren en een waar- lijke ontmoeting, die plaatsvindt in tijd en ruimte
en gebruik maakt van particuliere 'dingen'. Ze is een samenkomst van christengelovigen
waarbij geluisterd wordt naar bet Woord en waarbij tevens het Brood gebroken wordt
tot gedach- tenis van Hem aan wie zij hun identiteit ontlenen, Jezus Christus.
Historisch onderzoek heeft uitgewezen dat pre- cies die elementen onvervreemdbaar
tot de eucharistieviering zijn gaan behoren: samenkomst en broodbreking. Ten
tweede is deze schat geen beloning voor enigerlei prestatie of verdienste. De
eucharistie is ten voeten nit gete- kend door een gave-karakter. De Kerk heeft
de schat van de eucharistie gekregen als pure genade. Haar integriteit bewaren
heeft dus geen uitstaans met het willen bewaken van een bezit of met bet scrupuleus
controleren van wat er gebeurt met intellectuele eigendomsrechten. De eucharistie
is ontvangen en bedoeld om (door) te geven, zonder reserves of onzuivere intenties. Meteen
kan hiermee aangesloten worden bij een andere gedachte, die de encycliek Ecclesia
de Eucharistia kenmerkt. De eucharistie moet namelijk gezien worden tegen
de achtergrond van de heilsgeschiedenis. De eucharistie is er met zomaar gekomen.
Ze is een resultaat van Gods bekommernis om her lot van de mensen. Met andere
woorden, ze is er 'voor ons heil'. Deze idee wordt extra in de verf
gezet door het feit dat de encycliek crop aandringt dat de eucharistie begrepen
wordt in her licht van de totaliteit van het paasmysterie. Het gaat met louter
om een rituele herhaling van wat met Jezus begon op Witte Donderdag, op de
avond voor zijn lijden. Johannes Paulus II bektemtoont dat in het wezen en mys- terie
van de eucharistie niet enkel het lijden en de dood van Christus gereactualiseerd
worden maar tevens de verrijze- nis. Indien men slechts een aspect van het
paasmysterie belicht, leidt dit onvermijdelijk tot eenzijdige interpretaties van
de eucharistie. Kortom, in de liturgic staat veel meer op bet spel dan men
op het eerste gezicht zou vermoeden. De Kerk vindt er niets minder dan haar
levensbron en bestaansreden. Liturgische theologie is ertoe geroepen om ondermeer
die dimensie te interpreteren en te expliciteren. De eucharistie maakt
de Kerk De gedachte dat de Kerk leeft van de liturgie vindt met alleen overeenstemming
maar ook heel gemeende onder- steuning in het werk van Henri de Lubac. De Kerk
is steeds een van de centrale thema's geweest waarnaar zijn aan- dacht uitging.
Volgens De Lubac is de Kerk met te herleiden tot haar sociologische gedaante of
organ isatorische aspecten. Ze is naast een gemeenschap van gelovigen ook
zelf getoofsmysterie. Bij de zoektocht naar de oorsprong van dit mysterie speelt
de eucharistie een onwaarschijnlijk grote rol. Volgens De Lubac vormt het
concept van 'lichaam van Christus' het cruciale bindingsmiddel tussen de Kerk
en de eucharistie. De hostie die christenen tot zich nemen bij de communie
is 'lichaam van Christus' dat ons 'beware tot eeuwig leven.' Tegelijk wordt
ook - en met evenveel stelligheid - van de Kerk gezegd dat ze 'lichaam van Christus'
is. Die overtuiging is geruggensteund door een sterke traditie met wortels
in her Nieuwe Testament. Met name Paulus heeft de gedachte ontwikkeld dat
christengelovigen geroepen zijn om een lichaam te vormen (vergelijk 1 I{orintiers
12, 12 e.v. ). Hierbij aansluitend heeft De Lubac aangetoond dat sinds
de apostolische tijd, bij de kerkvaders en in de Middeleeu- wen het begrip
van her mystieke 'lichaam van Christus' garant stond voor de onverbrekelijke cohesie
tussen I{erk en eucharistie. Hij schrijft: `De eucharistie is het mystieke
principe, permanent aan het werk in het hart van de christelijke samenleving,
dat concreet vorm geeft aan dit wonder. Ze is de universele band, de steeds (opnieuw)
opwellende bron van het leven. Gevoed door het lichaam en het bloed van de Verlosser
`drinkt' het gelovige volk dus `van dezelfde Geest', die hen waarlijk tot een
enkel lichaam maakt. Daarom, in letterlijke zin, maakt de eucharistie de Kerk.
Ze maakt er een innerlijke werkelijkheid van. Door haar verborgen kracht verenigen
de leden van het lichaam zich door meer volledige ledematen te worden van Christus,
en hun eenheid onder elkaar maakt deel uit van hun eenheid met het enige Hoofd:4 Op
basis van zijn nauwgezette historische en theologische peilingen heeft De Lubac
zich erover beklaagd dat men het besef van deze nauwe samenhang in feite eeuwenlang
verduisterd heeft. De mystieke en ecclesiale dimensie raakte ondergesneeuwd ten
voordele van een theologie van de eucharistie die eigenlijk alleen nog maar oog
had voor de consecratie en van een spiritualiteit die in toenemende mate de
individuele vroomheid bevorderde. Een grondiger bezinning op de betekenis van
het 'mystieke lichaam van Christus' zou er echter toe moeten bijdragen dat I{erk,
sacramenten en liturgie opnieuw dichter bij elkaar komen. Volgens De Lubac
waren de tijden daarvoor gunstig in de vorige eeuw. Want toen bleek het christendom
zich te willen laven aan zijn bronnen. Voor De Lubac is de inspiratie van
de kerkvaders uit de eerste eeuwen van het christendom daarbij steeds van fundamenteel
belang geweest. Over de liturgie als `primaire theologie' Op zijn
beurt klinkt ook in her oeuvre van Aidan Kavanagh de roep om herbronning van de
christelijke traditie sterk door. En net als bij De Lubac is het christendom
van de eerste eeuwen in die context richtinggevend. Teen was er als het ware
een spontane eenheid van het liturgischsacramentele leven van de I{erk met haar
pastorale zending en haar spiritualiteit. De grote kerkvaders waren in de ogen
van Kavanagh echte herders die leefden van en voor de liturgie en niet desondanks
maar precies daardoor de zending van de Kerk in de wereld waarmaakten. De
studie van de liturgie in de oudheid en de systematische reflectie daarover heeft
Kavanagh geleid tot een radicaal standpunt over de specificiteit van de liturgie.
Kavanagh beschouwt de liturgie namelijk als de 'primaire' theolo- gie. Dat
wil zeggen dat ze fundamenteel voorafgaat aan de bereflecteerde expressie van
de geloofsinhoud - iets wat eigenlijk pas in tweede instantie gebeurt door
de 'secundaire' theologie van gezaghebbers en intellectuelen. In zekere is
immers her doen van de liturgie zelf al theologie. De liturgie is dus geen uitdrukking
van een inhoud die door intellectuele reflectie of hierarchische beslissingen
wordt bepaald. Ze ligt zelf, als bron, ten grondslag aan theologie en leerambt. In
zijn typische eloquente stijl heeft Kavanagh hier verklarend aan toegevoegd: `De
liturgie is veeleer proletorisch dan elitair, veeleer communautoir dan individualistisch
of idiosyncratisch, veeleer alledaags dan onregelmatig of zeldzaam: 5 Want: `...een
liturgische handeling is een theologische handeling, en we] een van de meest alomvattende,
integrale en funderende soort. Ze is het bezinksel en het resultaat van die
aanpassing aan de verandering die gesmeed wordt in de vierende gemeenschap
doordat ze regelmatig - in geloof - in contact treedt met haar goddelijke
Bron. [...] [Daarom is de liturgische act] proletarisch in de zin dat ze niet
voltrokken wordt door academische elites; communautoir in de zin dat ze niet ondernomen
wordt door een eenzame geleerde in zijn studiekamer; en olledaags in de zin dat
ze niet occasioneel volbracht wordt maar op regelmatige basis doorheen de dagelijkse,
wekelijkse en jaarlijkse cyclus van het leven van elke gemeenschap die publiek
liturgie viert:6 Gegeven de inhoud van deze gedachten is het allerminst
verbazend dat Kavanagh wordt beschouwd als een van de trendsetters van de
liturgische theologie in de twintigste eeuw. Liturgische theologie is echter met
te verwarren met theologie van de liturgie. Volgens Kavanagh is het onderscheid
tussen beide essentieel. Fen 'theologie van de liturgie' maakt van de liturgie
een object, een mogelijk object naast vele andere, waarover gereflecteerd kan
worden en waarnaar onderzoek gedaan kan worden. In zijn ogen leidt een dergelijk
afstand nemen ten opzichte van de liturgie echter nooit tot een dieper inzicht
in het wezen ervan. Om dat te bewerkstelligen is 'liturgische theologie' nodig,
dat wil zeggen: een theologie die van begin tot einde doortrokken is van de
liturgie. Het is een theologie die de liturgie tot spreken laat komen, en
wel precies als liturgie en met als ersatz van iets anders. Liturgische theologie
brengt de liturgie van binnenuit tot uitdrukking en verhoudt zich nooit neutraal,
objectief of indifferent tot haar. In die zin is liturgische theologie ook
altijd kerkelijke theologie, omdat liturgie gevierd wordt door de kerkgemeenschap. Besluit Fen
aanzet nemend in de laatste encycliek van paus Johannes Paulus II hebben we aan
de hand van twee vooraanstaande rooms -katholieke theologen uit de twintigste
eeuw de intrinsieke band tussen Kerk en liturgie geillustreerd. Daarbij was
het niet mogelijk om in detail in te gaan op de veelzijdigheid van de liturgie.
We hebben daarom geopteerd voor een focus op de eucharistie, die in de christelijke
traditie vrij algemeen beschouwd wordt als bet sluit- en kernstuk van de liturgie. We
zagen hoe bij De Lubac de gedachte ontvouwd wordt dat de Kerk leeft van het vieren
van de eucharistie, en dus dat er in zekere zin een gezaghebbende positie
bestaat van de eucharistie ten opzichte van de Kerk. In de verhouding van
liturgic en theologie kwam diezelfde verhouding naar voren uit onze bespreking
van Kavanaghs denken. Beiden kunnen derhalve beschouwd worden als adequate
vertegenwoordigers van een 'liturgische theologie', ofwel: van een denken
dat in alle ernst beweert dat geen zinvolle theologie bedreven kan worden zonder
recht te doen aan bet besef dat Kerk, geloof en theologie in wezen afhankelijk
zijn van de levende liturgische traditie en van bet effec- tieve vieren van
de liturgie. De consequenties van zo'n positie zijn enorm ingrijpend. Het
zou te ver voeren om deze zelfs nog maar suggestief te vermelden. Laat mij
daarom afronden met een mooie metafoor, die zowel de intrinsieke band tussen Kerk
en liturgie uitdrukt als een aanzet geeft om opnieuw te denken over de opbouw
van de studie van de godgeleerdheid. Liturgische theologie is als primaire
theologie namelijk te vergelijken met de huisartsenpraktijk. Huisartsen zor- gen
voor de gezondheid van al hun patienten en hebben bij voorkeur aandacht voor de
totaliteit van hun persoon- lijkheden en specifieke omstandigheden. Als zij
enkel oog hebben voor bijvoorbeeld het lichamelijke leed, dan loert het gevaar
van oppervlakkigheid om de hock. Dat geldt evenzeer voor de liturgie en de liturgische
theologie: als zij enkel een aspect ontwikkelen ten nadele van andere, bijvoorbeeld
de gebedsteksten, dan wordt zij snel eenzijdig. Huisartsen verwijzen indien
nodig ook door naar artsenspecialisten. Dezen kunnen vanuit hun specifieke expertise
een licht werpen op een welbepaald facet van de nodige zorg of het gezondheidsprobleem.
Net zo gaan er vanuit de liturgische theologie verzoeken uit naar de andere
takken van de theologie, bijvoorbeeld om verdieping van het inzicht in de
bijbelse grondslagen, de systematische betekenis of de pastorale relevantie van
iets. Niettemin is en blijft liturgische theologie de noodzakelijke eerstelijnszorg... Joris
Geldhof is filisoof, godsdienstwetenschapper en theoloog. Hij is docent saeramentologie
en liturgiewetenschappen aan de Faculteit Godgeleerdheid van de K.U.Leuven Noten 1
Henri de Lubac S.J.: Corpus mysiicum. The Eucharist and the Church in de Middle
Ages, transl. G. Simmonds et al., ed. L. E Hemming S S. E Parsons (London: SCM
Press, 2006). De oorspronkelijke Franse uitgave dateert van 1938-39, maar de Engelse
vertaling baseert zich op de tweede, verbeterde uitgave van 1948. Er is in het
Frans een kritische editie van dit complexe werk in het vooruitzicht gesteld. 2
Henri de Lubac S.J.: Meditation sur 1'eglise (Paris: Aubier, 11953). In het kader
van Oeuvres completes publiceerde de uitgeverij Cerf (Parijs ) in 2003 een heruitgave
van dit werk. 3 Aidan Kavanagh: On Liturgical Theology (Collegeville, MI:
The Liturgical Press, 1992). De eerste uitgave van dit boekje verscheen in 1984.
Het is in feite de vrucht van twee prestigieuze reeksen lezingen die Kavanagh
gehouden heeft. Qua taal en stijl heeft de tckst zeker de levendigheid van die
oorspronkelijke setting bewaard. 4 De Lubac: Corpus mysticum, p. 88. 5
Kavanagh: On Liturgical Theology, p. 93-94. 6 Kavanagh: On Liturgical Theology,
p. 89. Eredienstvaardig Jaargang 26 nummer 2 April 2010
|