Beknopte
Geschiedenis van muziek in de eredienst
Geschiedenis
van de Kerkmuziek van vroege Griekse, Hebreeuwse en Syrische invloeden
tot eigentijdse muziek in de 21e eeuw
Voor geschiedenis van de
Hymnodie, klik hier.
Vroege muziek in de kerk kwam tot stand onder invloed van Griekse, Syrische
en Hebreeuwse invloeden. Er bestaan slechts een handvol voorbeelden van
Griekse muziek uit de antieke wereld maar historici maken uit de beschikbare
gegevens op dat muziek deel was van vroege Griekse religieuze ceremonies
en bestond uit vooral monofone unisone melodie zonder enige vorm van harmonie
of contrapunt. Deze vroege muziek kon wel versierd worden door instrumenten.
Griekse muziek kende theorievorming over de aard van muziek en systemen
en patronen voor muzikale composities.
Syrische kloosters en kerken waren de plaats waar vroege muzikale elementen
in de eredienst voorkwamen. Antifonale psalmzang en gezang was het eerst
te vinden in Syrie en verspreidde zich van daar naar Milaan en verder
naar het westen. Antifonale psalmodie was ook te vinden in de Joodse tempels.
Antipfonale zang betekent dat twee koren afwisselend zingen, als een soort
echo, maar niet altijd met identieke muziek antwoordend.
In het geval van de Joodse psalmodie, was de tekst gebaseerd op verzen
uit het Hebreeuwse "Boek van de Lofzang," de Bijbelse Psalmen.
De Psalmen werden elke dag gezongen in de oud-Hebreeuwse tempels. Een
variante manier waarop zij muzikaal uitgevoerd werden was de responsoriale
zang waarin de Levitische zangleiders Psalmen cantileerden begeleid door
allerlei instrumenten en waarbij zij afwisselend een regel zongen en de
gelovige gemeente de volgende. De solozang vanaf het altaar werd het"vers"
genoemd en de beantwoordende gemeentezang 'de respons'.
Hymnes kwamen na de psalmen en gebruikten aangepaste melodieën van
vroege zang. Het Katholicisme ontwikkelde de Kantiek, lyrische bijbelgedeelten
die in de eredienst op vaste plaatsen en tijden werden gezongen. Kantieken,
zoals het Magnificat (de Lofzang van Maria) zijn ook nu nog deel van de
R.K eredienst. De eerste geschreven zang was geassocieerd met Paus Gregorius
en de eruit voortkomende traditie is de geschiedenis ingegaan als "Gregoriaanse
Zang."
In de Middeleeuwen werd de Mis al gezien als de belangrijkste eredienst
van de Westerse Katholieke Kerk. Deze kende twee soorten teksten, het
Ordinarium en het Proprium: het Proprium was afhankelijk van de dag in
het kerkelijk jaar en het bijzondere feest dat die dag gevierd werd. Speciale
teksten waren er voor de Introitus, het zondagsgebed, het Epistel, de
Graduale zang, het Alleluia, het Evangelie, het Offertorium, de stille
gebeden voor de Mis, de Inleiding van de Mis, de Canon van de Mis, het
Communie en Post-Communie gezang. het Ordinarium omvatte de teksten die
altijd hetzelfde waren en niet beinvloed werden door het kerkelijk jaar.
Het Ordinarium bleef hetzelfde in elke dienst en had vijf muzikale delen:
het Kyrie Eleison, Gloria, Credo, Sanctus, en Agnus Dei.
Omdat de Gregoriaanse Zang als sacraal gezien werd, kwam deze in elke
vroege Mis voor. De standaard zang was op de standaard toonhoogte van
mannen (de tenor) en werd ook wel Cantus Firmus genoemd. Musici en componisten
bewerkten deze zang door het ritme te veranderen, de stem, door harmonie
en tegenmelodie (contrapunt), door een versierende bovenmelodie (descant)
door imitatie etc. Maar de standaard zang, de Cantus Firmus, was altijd
aanwezig. Machaut is bekend als iemand die ritme veranderde, Leoninus
als iemand die een harmonische tweede stem toevoegde. Op deze techniek
werd voortgeborduurd door Dufay, die een miss schreef voor drie en vier
stemmen die allen verschillende melodieën zongen maar in accoorden.
Perotinus voegde tegenmelodie en bovenmelodie (descant) toe. Ockeghem
was meesterlijk in de imitatietechniek en schreef missen die één
stem centraal stelden maar echo's gaven in hogere of lagere stemmen. Ockeghem
voegde ook harmonieën toe, vooral in tertsen. Desprez introduceerde
contrapunt in de Mis, waar twee aparte melodieën onafhankelijk van
elkaar speelden.
Naarmate meer componisten de standaard Gregoriaanse melodie bewerkten
werd de muziek voor de Mis complexer. Het was moeilijk de tekst te volgen.
In sommige gevallen werden delen ook overgenomen door het Orgel.
In het Concilie van Trente werd besloten dat liturgische muziek niet
te ingewikkeld moet zijn en de tekst goed moet laten uitkomen.
Paus Marcellus vroeg Palestrina om de kerkmuziek te vereenvoudigen. Palestrina
kwijtte zich met waardigheid en stijl van zijn taak. Hij vereenvoudigde
de presentatie van de tekst maar wist dat niet ten koste te laten gaan
van de muzikale zeggingskracht. Hij verminderde het contrapunt. Het resultaat
was een muziekvorm die de tekst als het ware vergrootte zodat de woorden
extra gewicht kregen.
In de 17e en 18e eeuw componeren grote componisten voor de kerk. Bach
componeerde missen in alle vierentwintig toonsoorten! Zijn beroemdste
was de "Mis in B-mineur." Monteverdi gebruikte dissonantie en
woordschildering om de woorden van de mis uit te beelden. Scarlatti introduceerde
de cantate, een religieus muzikaal spel met vijf tot acht delen, solisten,
ensembles en koren. Handel schiep het oratorium, een sacrale opera met
een verteller. Handel's beroemdste religieuze compositie was "The
Messiah." Schütz componeerde "De Zeven Laatste Woorden,"
een werk dat de Passie verbeeldde. Mozart schreef achtien missen. Mozarts
missen waren echter zo lang dat ze niet integraal binnen een kerkdienst
gebruikt kunnen worden. Haydn schreef veertie missen, alle positief en
opgewekt met nadruk op geloof in God. Zijn beroemdste religieuze werk
was zijn oratorium, "De Schepping."
In de 18e eeuw ging religieuze muziek alle gezette grenzen te buiten.
Al sinds de middeleeuwen "leenden" seculiere melodieën
en gebruikten deze in missen als tegenmelodie. In deze periode zetten
ze religieuze woorden ook op seculiere melodieën. Gedurende deze
periode braken gezangen en koorwerken door in zowel de RK als de protestantse
eredienst. Dezelfde melodie (bijv. gezangmelodie) werd vaak opnieuw gebruikt,
maar ook delen van cantates werden hergebruikt..
De 19e en 20e eeuw introduceerde vrijheid van muzikale stijl. Religieuze
muziek onderging een transformatie om aan de behoefte van een veranderende
gemeente tegemoet te komen. De Liturgie werd vereenvoudigd en vertaald
in de volkstaal. De Liturgische Beweging probeerde aansluiting te vinden
bij de liturgie van de vroege Kerk maar had ook voor de moderne mensen
die door middel van de eredienst omgang met God zochten. Participatie
van de gemeente ook door middel van de muziek kwam hoog op de agenda.
Aan het eind van de 20e eeuw verwierf zich ook populaire muziek een plaats
in de eredienst. Van de folk rock van de 70er jaren met zijn gitaren en
slagwerk tot de Christelijke Rap groepen van de vroege 21e eeuw blijft
de muziek in beweging.
TERUG
NAAR BOVEN
|