NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




Joodse Liturgie

Vroege Geschiedenis van de Joodse Eredienst IIa

    De verheldering die de Genizah van Cairo biedt

    Dat al de voorgaande vooronderstellingen nu ontmaskerd kunnen worden als foutief en dat enig licht nu geworpen kan worden op de "donkere" geonische periode is te danken aan de vondst van een opmerkelijke verzameling documenten in de Genizah te Cairo. Zoals bekend bleven ongeveer twee honderd duizend fragmentaire teksten, vele ten minste duizend jaar oud bewaard in de opslagkamer van de Ben Ezra Synagoge in het oude gedeelte van Cairo. Ze zijn nu gehuisvest in bekende bibliotheken over heel de wereld, ongeveer driekwart in Cambridge University Library. Het is buiten kijf dat deze Genizah fragmenten de belangrijkste ontdekking inhouden van nieuw bron materiaal voor elk aspect van Hebreeuwse en Joodse studies vanaf de vroeg middeleeuwse periode tot de periode van de emancipatie.

    Ze zijn ontcijferd en geïdentificeerd door de Cambridge Genizah Unit, daardoor heeft de onwetendheid van voorheen plaats gemaakt voor een grote hoeveelheid gedetailleerde informatie en zijn eerdere theorieën in het licht hiervan drastisch bijgesteld. De studie van talmud in de geonische periode, de studie van de geschiedenis van het Joodse bijbellezen en de exegese van die periode en de studie van het ontstaan van de posttalmudische Joodse liturgie hebben alle veel baat gehad bij de vondsten. Hoewel de meerderheid van de Genizah teksten gedateerd kan worden als tiende tot twaalfde eeuw, is het duidelijk dat er een aanzienlijk aantal is dat van eerdere datum is en dat logischerwijs het ontstaan van liturgische gebruiken (aanzienlijk) vroeger is dan de eerste keer dat zo'n gebruik schriftelijk vastgelegd is.

    Bovendien verwijzen de gezaghebbende bronnen uit de 11e en 12e eeuw naar wat hun auteurs duidelijk graag als norm wilden vestigen, terwijl de fragmenten uit de Genizah getuigen van de praktijk op alle niveaus, zowel dat van de Jood in de gemeente als van de rabbi in zijn systeem. De chronologische spreiding van het materiaal uit de Genizah te Cairo maakt het mogelijk voor de historicus om een nauwkeuriger overzicht van een grote verscheidenheid aan activiteiten te krijgen en niet slechts een beperkt perspectief gebaseerd op een paar specifieke hoogtepunten. [4]

    Wat betreft de Talmud, dat overzicht laat geleidelijk de belangrijke rol zien die gespeeld werd door de geonim in het centraliseren van alle aspecten van de studie van de talmud, ideologie en praktische leiding. Zij waren degenen die de tradities overdroegen, uitlegden en perfectioneerden en uiteindelijk het mogelijk maakten dat copieën werden gemaakt van teksten om te circuleren en dat commentaren samengesteld konden worden. In hun bloeitijd werden studiegroepen grote scholen; in deze scholen werden beslissingen gemaakt voor toevoegingen aan lange talmud discussies, de eerste elementaire codificering werd opgezet en responsen werden gestuurd naar gemeenschappen veraf die advies zochten over religieuze zaken.

    De geonim vormden de essentiele link tussen de grote hoeveelheid bronmateriaal dat beschikbaar was in de talmudische teksten en het gebruik daarvan in het vormen van een systeem van Joodse wetgeving dat later uitgebreid in kaart kon gebracht worden door geleerden als Maimonides. [5]

    Het Genizah materiaal dat bijbelse zaken betreft is niet minder onthullend, hoewel het vaak meer van doen heeft met de Palestijnse geleerden dan met hun Babylonische collegae. Wat ook de preciese oorsprong van de ontwikkelingen, het was in de geonische periode dat verschillende systemen van Hebreeuwse vocalizatie gekoppeld werden aan de bijbelse tekst en dat scholen vand Masoreten de grondvesten legden van wat uiteindelijk de standaard tekst voor de Hebreeuwse Bijbel zou worden maar nog ver ervan verwijderd was. Het was ook in die tijd dat regels opgeschreven werden, zoals in de Massekhet Soferim, voor het schrijven van een Torah boekrol. Zulk een rijkdom aan lectionarium variatie is ontdekt dat niet meer gezegd kan worden dat de talmudische rabbi's, laat staan hun voorgangers in de tijd van Jezus, specifieke leessystemen volgden die we nu duidelijk kunnen identificeren.

    Terwijl ooit werd gezegd dat de meeste bekende midrashim ontwikkeld werden in de talmudische periode en dat een gezaghebbende targum in dezelfde tijd verscheen, laat de rijkdom van de Genizah nu een heel ander beeld zien. Alle soorten activiteit rond targum en midrash in de geonische eeuwen wordt nu in kaart gebracht en het is tegen het einde van deze periode, en misschien in de twee eeuwen daarna dat herkenbare gezaghebbende standaard versies verschijnen. [6]

    En dat brengt ons naar de talrijke aspecten van de synagogale liturgie die bewaard zijn gebleven in de duizenden Genizah fragmenten. Hoewel er redelijk volledige versies zijn van de gebeden die kunnen worden toegeschreven aan zulke leidende geonim als Saadiah en geïdentificeerd met wat later de norm werd, zijn er ook voorheen onbekende zegeningen en gebedsteksten, sommige zelfs die zondigen tegen instructies die vastgelegd zijn in de talmudische teksten. Een weinig bekend, maar opmerkelijk voorbeeld is de zegening voor de openbare recitering van het tweede hoofdstuk van het tractaat Shabbat over het onderwerp van de vooravond van de Sabbath. Nieuwe, messiaanse, en mystieke "uitbreidingen" verbonden met het trishagion, de zegeningen rond het Shema, en zulke huiselijke gebeden als Kiddush, Havdalah, en de Paas Haggadah zijn aan het licht gekomen.

    Als het eens mogelijk was categorisch te stellen dat een zeker type tekstvorm van de standaard Babylonische soort was terwijl een andere van de Palestijnse soort was, zulk vertrouwen wordt steeds meer misplaats. Nu recent significante variatie ontdekt is binnen de liturgische praktijk van elk van deze belangrijke Joodse gemeenschappen, moeten geleerden voorzichtiger zijn en moeten ze in plaats van te verwijzen naar twee standaard vormen met hybride adaptaties een veelvoud aan trends en tendenzen onder ogen zien die misschien later pas leiden tot een poging om in de verschillende centra tot een standaard te komen. [7]

    Het is niet alleen wat het messiaanse en het mystieke betreft dat Genizah teksten ons met een grotere verscheidenheid confronteren dan we kennen uit de standaard bronnen en de latere riten. Dezelfde situatie is van toepassing op de taalkeuze voor sommige gebeden en op de inlijving van piyyutim in andere. Het verbaast nietmeer om een Aramese versie van een bekend Hebreeuws gebed aan te treffen, of omgekeerd, en de laatste halve eeuw is het bijna gewoon om nieuwe gedichten, onbekende dichters, nieuw gebruik van poezie, en onbekende poetische versies van bekende proza teksten in liturgische settings te ontdekken in deze versleten maar belangrijke fragmenten. Bovenal laat het bestaan van zo veel teksten overtuigend zien dat alle overblijvende huiver omtrent het gevaar om gebedstekstop te schrijven ofwel bezworen is ofwel verdwenen is vanwege het grotere gevaar het niet te doen. [8]

    TERUG NAAR BOVEN

    Ten slotte

    We hebben de verschillen bezien tussen de Joodse liturgie zoals die was ten tijde van de talmudische rabbi's en zoals die was in de postgeonische eeuwen, en hebben het contrast laten zien tussen de vooronderstellingen die gemaakt werden over de tussenliggende, geonische, periode en de harde feiten die zijn geopenbaard in de inhoud van de Genizah van Cairo. Nu moet er nog een uitleg worden voorgesteld van wat deze feiten laten zien wat betreft de algemene liturgische ontwikkeling binnen de geschiedenis van de Joodse religieuze traditie.

    Het algehele liturgische thema van de vroege geonische periode was een van creativiteit en uitbreiding. De grondlijnen van het rabbijnse gebed en de Bijbellezing waren al eerder uitgezet. Nu werd elke gelegenheid genomen, misschien juist in de rustige perioden van die tijd, om allerhande structuren op te bouwen. Het is niet duidelijk of in dit stadium piyyutim, midrashim, en targumim al, zoals vaak beweerd wordt, een intrinsiek deel van de liturgy op zich of, hetgeen meer voor de hand ligt, ontwikkelingen vanuit het oorspronkelijke centrum van de bijbellezing. Hoe dan ook, verscheidenheid werd toegestaan, zelfs aangemoedigd in deze genres en ook op het gebied van gebed en zegeningen. De vroegste Genizah teksten zijn een weerslag van die ongebreidelde productiviteit. [9]

    In de liturgie, net als in andere manifestatiesvan de Joodse religieuze traditie, zijn er natuurlijk pieken en dalen wat creativiteit betreft, en perioden van vernieuwing worden gevolgd door jaren van conservatieve verankering waarin de vernieuwing van gisteren wordt behouden omdat het de gevestigde traditie van vandaag geworden is. Er zijn ook ingebouwde spanningen in de liturgie tussen spontaniteit en vastgesteldheid, synagoge en thuis, wet en mysticisme, Hebreeuws en volkstaal, en beknoptheid en uitgebreidheid, om maar een paar te noemen, en bij tijden verandert ruimhartigheid bij de selectie in strictheid.

    Zulke veranderingen zijn voorgevallen aan het eind van de geonische periode en bereikten een maximum in de twee eeuwen daarna. Het thema werd toen standardizatie en consistentie, en al het gezag van de halachah werd gebruikt om ervoor te zorgen dat variatie op de vastgestelde norm tot een minimum beperkt werd. [10]

    Dit was echter niet het hele verhaal. Een proces van ritualizatie vond ook plaats waarin de paraliturgische activiteiten verbonden met de studie en interpretatie van de Hebreeuwse Bijbel ruwweg geïncorporeerd werden in de liturgy en een ceremoniele rol kregen. Bijzondere delen van de dichterlijke, exegetische, en mystieke tradities werden opgenomen in de standaard liturgie en andere delen kregen een andere functie. De centralizatie van de Joodse eredienst volgens de bijzondere Babylonische rite acceptabel voor zulke figuren als Saadiah werd ook ondernomen en op die manier kwam er na de canon van de Hebreeuwse bijbel ook een soort canon van de eredienst. [11]

    De vraag de nog beantwoord moet worden is waarom deze verandering plaats vond. Net als met alle historische veranderingen speelde hier meerdere factoren een rol. Het nieuwe gezag van de talmudische tekst en interpretatie zoals bepaald door de geonim; het succes van het rabbijnse leiderschap in het verspreiden van hun religieuze ideeën en praktijk onder een wijd Joods publiek; de behoefte aan een duidelijk antwoord op de religieuze uitdaging van het Christendom en de Islam van buiten af en Karaisme van binnenin; en de algemene intellectuele atmosfeer die heerste, met voorkeur voor gezag en centralizatie boven verscheidenheid en pluralism— dit zijn belangrijke factoren die meespeelden. [12]

    Het is echter niet onwaarschijnlijk dat het dominante thema elders gezocht moet worden. Terwijl de Joden eeuwenlang een hoog niveau van geletterdheid hadden nagestreefd en bereikt en allerlei aspecten van hun religieuze leer op papyrus en op leren boekrollen hadden vastgelegd, was de rabbijnse tradition overwegend een mondelinge geweest, en er is een opvallend gebrek aan manuscripten van enige soort van de tweede tot de negende eeuw. De flexibele aard van de codex was al een paar eeuwen eerder herkend door de Christelijke gemeenschap, maar schijnt niet benut te zijn door de Joden voor hun belangrijke corpora van talmudische en verwante tradities tot ergens tussen de zevende en de negende eeuw. Gedurende die periode werd wat tot dan toe beperkt was tot mondelinge overdracht uiteindelijk vastgelegd in codices, en dit had precies het effect dat sommige rabbi's vreesden en dat anderen ongetwijfeld nastreefden.

    Het gezag van het geschreven woord verbreedde zich nu van het bijbelse veld naar het rabbijnse veld; het gebonden boek werd hét medium voor de verbreiding van gezaghebbende teksten. Dientengevolge werd wat voorheen het exclusieve terrein was geweest van de geleerde nu bekend gebied voor de geletterde Jood, en op dezelfde wijze konden de toonaangevende scholen en verdedigers van het rabbijnse Jodendom succesvol pogen om leiding te geven aan het volk door nieuwe boeken onder hun gezag samen te stellen en te laten circuleren. [13]

    In het veld van de liturgie werd de codex ook het medium voor de overdracht van gezaghebbende gebedsverzamelingen, en een proces begon dat uiteindelijk zou leiden tot wat bestempeld kan worden als 'populaire canonizatie' van de siddur. Het bestaan van duidenden Genizah teksten die bijna elk gebied van de Joodse religieuze traditie vertegenwoordigen levert meer dan voldoende bewijs voor de groeiende tendens om de relevante leer in gezaghebbende geschreven vorm vast te leggen, en het is wellicht in het licht van deze ontwikkeling dat de latere literaire geschiedenis van midrashim, piyyutim, en targumim gezien moet worden.

    Toen eenmaal het gebedsboek dat aan het ontstaan wasgekozen had wat er uit deze en andere velden opgenomen moest worden, vormde het verdere materiaal zich geleidelijk, of misschien wel tezelfdertijd tot geschreven corpora die geschikt waren voor de codex en verschoof van een paraliturgische functie naar een literaire. Dit is misschien omstreden; wat buiten kijf is, is dat het geschreven gebedsboek veel van de gecentralizeerde liturgische traditie van de leidinggevende Babylonische geonim vastgelegd had, zodat deze norm bleef lang nadat het gezag van die leiders afgenomen was en de centra van Joodse culturele activiteit elders gevonden werden. [14]

    Dit is een samenvatting van The Making of Jewish and Christian Worship, University of Notre Dame Press. Dit book is verkrijgbaar via een liturgical web store (learn more here). Zie ook Professor Reif's Judaism and Hebrew Prayer, Cambridge University Press 1993.

    TERUG NAAR BOVEN


    [4] Encyclopaedia Judaica (Jerusalem, 1972) XVI, 1333-42; S. D. Goitein, A Mediterranean Society I (Berkeley and Los Angeles, 1967), pp. 1-28; idem, Religion in a Religious Age (Cambridge, MA, 1974), pp. 3-17, 139-51); Stefan C. Reif, A Guide to the Taylor-Schehter Genizah Collection (Cambridge, 1973, 1979; Genizah Collections at Cambridge University Library" (Hebrew), Te'udah I, ed. M.A. Friedman (Tel-Aviv, 1980), pp. 201-6; idem, "The Taylor-Schechter Genizah Research Unit," in Newsletter no. 19 of the World Union of Jewish Studies (August, 1981): 17-21; idem, "1898 Preserved in Letter and Spirit," The Cambridge Review 103, no. 2266 (29 January, 1982): 120-21; idem (with G. Khan), "Genizah Material at Cambridge University Library," Encyclopaedia Judaica Year Book 1983/85 (Jerusalem, 1985), pp. 170-7 1; and idem, Published Material from the Cambridge Genizah Collections: A Bibliography 1896-1980 (Cambridge, 1988), introduction.

    [5] S. Abramson, Bamerkazim Uvatefutsot Bitekufot Hage onim (Jerusalem, 1965) and Inyanot Besifrut Hage onim (Jerusalem, 1974); D. M. Goodblatt, Rabbinic Instruction in Sasanian Babylonia (Leiden, 1975); Tsvi Groner, The Legal Methodology of Hai Gaon, Brown Judaic Studies (Decatur, GA, 1985); R. Brody, "The Testimony of Geonic Literature to the Text of the Babylonian Talmud," a Hebrew paper delivered at the Ninth World Congress of Jewish Studies in Jerusalem in 1985 and scheduled for publication in a collection of essays by the Talmud department of the Hebrew University of Jerusalem.

    [6] Israel Yeivin, Introduction to the Tiberian Masorah (Missoula, MT, 1980); idem, "Masorah" in Encyclopaedia Judaica XVI, 1401-82; J. Mann, 1. Sonne, and B. Z. Wacholder, The Bible as Read and Preached in the Old Synagogue (Cincinnati, 1940, 1966, 1971); Z. M. Rabinovitz, Ginzi Midrash (Tel-Aviv, 1976); Stefan C. Reif, "A Midrashic Anthology from the Genizah," in J. A. Emerton and Stefan C. Reif, eds., Interpreting the Hebrew Bible (Cambridge, 1982), pp. 179-225; Michael L. Klein, Genizah Manuscripts of Palestinian Targum to the Pentateuch (Cincinnati, 1986).

    [7] N. Wieder, "Berakhah Bilti Yeduah," Sinai 82 (1978): 197- 221. The many recent articles of N. Wieder and E. Fleischer in Sinai and Tarbiz have taken much further the earlier seminal work of Jacob Mann and the important contributions of Joseph Heinemann. See also M. Margaliot, Hilkhot Eretz Yisrael min Hagenizah, ed. 1. Ta-shema (Jerusalem, 1973), pp. 127-52. Among younger scholars, see Tsvi Groner, "Haberakhah al Havidui Vegilguleha," BarIlan Annual 13 (1976): 158-68, and Genizah Fragments, no. 13 (1987): 2; Lawrence A. Hoffman, Canonization of the Synagogue Service; Stefan C. Reif, "Festive Titles in Liturgical Terminology" (Hebrew), Proceedings of the Ninth World Congress of Jewish Studies (Jerusalem, 1986), Division C, pp. 63-70; M. Bar-Ilan, The Mysteries of Jewish Prayer and Hekhalot (Hebrew; Ramat Gan, 1987).

    [8] The pioneering efforts of M. Zulay and J. Schirmann and individual publications by A. Habermann and A. Scheiber have now been substantially supplemented by E. Fleischer in such works as his The Yozer: Its Emergence and Development (Hebrew; Jerusalem, 1984). See also M. Sokoloff and J. Yahalom, "Aramaic Piyyutim from the Byzantine period," JQR 75 (1985): 309-21; W. J. van Bekkum, The Qedushta'ot of Yehudah according to Genizah Manuscripts (Groningen doctoral dissertation, 1988).

    [9] In addition to the work of the scholars cited in the previous note, and that of Petuchowski and Heinemann cited in notes 3-5 above, see the relevant essays by A. Shinan and J. Yahalom in The Synagogue in Late Antiquity, pp. 97-126; and by Barry W. Holtz in Back to the Sources, pp. 176- 21 1; and Gary G. Porton, Understanding Rabbinic Midrash (Hoboken, NJ, 1985).

    [10] Jakob J. Petuchowski, Understanding Jewish Prayer (New York, 1972); Reif, "Early Liturgy of the Synagogue"; idem, "Some Liturgical Issues."

    [11] Hoffman's work, Canonization of the Synagogue Service, is an important contribution to our understanding of this process, although he has probably been too ambitious in attempting to identify precise and discrete trends within particular timespans and on the part of individual authorities.

    [12] For the general history of the period see Baron's Social and Religious History, III-VIII (New York, London and Philadelphia, 1957-1958); Haim H. Ben-Sasson, A History of the Jewish People (London, 1976); Cecil Roth, The World History of the Jewish People (London, 1966).

    [13] M. Haran on scrolls in Eretz Yisrael 16 (1982): 86-92; JJS 33 (1982): 161-73; 35 (1984): 84-85; HUCA 54 (1983): 111-22; 56 (1985): 21-62; M. Beit-Arid, Hebrew Codicology; C. H. Roberts and T. C. Skeat, The Birth of the Codex (London, 1983); Stefan C. Reif, "Aspects of Mediaeval Jewish Literacy" in Rosamond McKitterick, ed., The Uses of Literacy in Early Mediaeval Europe (Cambridge, 1990), pp. 134-55.

    [14] The writer gratefully acknowledges the assistance received from Dr. Robert Brody during his year as a Visiting Research Associate at the Genizah Research Unit (1987-1988) as well as the most efficient data-base management demonstrated by his wife in the preparation of this paper.

    BACK TO TOP