INTREDE
De dienst begint met het votum (toewijding) en/of de bemoediging en het
gebed van toenadering. Deze behoren eerder bij het aandeel van de gemeente
in de liturgie dan bij dat van de voorganger. Het verdient dan ook een
zekere voorkeur dat het begin van de dienst wordt geleid door een kerkenraads-
of gemeentelid. De begroeting van de gemeente door de voorganger is dan
op haar plaats bij het gebed van de zondag of het gebed om verlichting
met de heilige Geest. Er zijn verschillende mogelijkheden om het begin
van de dienst vorm te geven. Steeds staat centraal dat het de Heer is
die zijn gemeente samenroept.
Toewijding
In de lutherse traditie is het gebruikelijk om te beginnen met de toewijdingswoorden:
In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.
Deze toewijding kan aanhef als volgt worden ingezet:
Wij zijn samengekomen
in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.
Groet
Wanneer de dienst vanaf het begin wordt geleid door de predikant, begroet
deze de gemeente met de apostolische groet. Genade zij u en vrede van
God onze Vader en van de Heer Jezus Christus.
Bijv. Rom.1:7; 1 Kor.1:13
En zoals in het dagelijks leven een groet wordt gewisseld, spreekt het
vanzelf dat ook in de eredienst de groet niet van een kant komt. De gemeente
beantwoordt deze dan ook met een eenvoudige acclamatie: Amen.
In de orden worden enkele varianten voor de groet aangegeven.
Bemoediging
Bij het begin van de dienst klinkt de bemoediging uit Psalm 124:
Onze hulp is in de Naam van de HEER, die hemel en aarde gemaakt heeft.
Dit psalmfragment kan worden uitgebreid met Psalm 146:6 en 138:8:
die trouw houdt tot in eeuwigheid
en niet laat varen het werk van zijn handen.
|