|
|
|
DE VERKONDIGING VAN DE SCHRIFTEN
De Schrift gesproken en gezongen
De ordening van de heilige Schrift kent haar eigen structuur. Deze wordt
onder meer tot uitdrukking gebracht bij de ` keuze en het samenstel van
de lezingen. In de leesroosters die thans in de katholieke en reformatorische
kerken voor de zondagsviering in gebruik zijn, geeft men zich rekenschap
van deze fundamentele samenhang in de heilige Schrift.
Bij de keuze van de schriftlezingen en (schrift)liederen gelden de volgende
overwegingen:
- De structuur van de Schriften is het uitgangspunt, opdat er een werkelijke
samenhang tussen de lezingen en liederen zal ontstaan.
- Omdat er in de eredienst niets `moet', is het onjuist zich bij voorbaat
vast te leggen op een schema waarin altijd en onder alle omstandigheden
van elk type lezingen er een voorkomt. In plaats van gedwongen verbanden
te leggen kan beter de gevonden samenhang zelf duidelijk maken of voorrang
moet worden gegeven aan bijvoorbeeld een thoralezing boven een profetenlezing,
aan een apostolisch geschrift boven een evangelielezing, of dat zij misschien
alle zullen meespreken.
- De psalmen en bijbelse kantieken (en sommige `schriftgezangen' of `bijbelliederen')
zijn naar hun aard de aangewezen liederen om de lezingen te verbinden.
In de twee eerste lectionaria bestaat er een duidelijke innerlijke samenhang
tussen psalm en eerste lezing. De antwoordpsalm maakt dan ook structureel
deel uit van de dienst van de Schrift. Tezamen met de lezingen vormen
deze liederen de `bediening van het Woord' door de gemeente zelf. Liederen
die een bepaalde thematiek of een bijbelgedeelte meer uitwerken of `na-vertellen'
passen beter op een later moment in de dienst, bijvoorbeeld na de prediking
of de gebeden.
- Iedere lezing kan besloten worden met een acclamatie. Bijvoorbeeld:
`Zo spreekt de Heer', waarop de gemeente antwoordt: `Wij danken God'.
- In de lutherse en katholieke traditie is het halleluja (-vers of -lied)
een vast onderdeel van de opgang naar het evangelie waarin, naar het geloof
van de kerk, Christus zelf tot ons spreekt. In het Tijdeigen zijn de halleluja-verzen
aangegeven (zie ook Liturgische Gezangen 56). Deze zijn deels bij de specifieke
tijden van het kerkelijk jaar gekozen, deels voor algemeen gebruik. Ook
deze liederen of verzen kunnen gebruikt worden als acclamatie ter afsluiting
van het geheel van de lezingen. In de lutherse traditie is de acclamatie
bij de afsluiting van het evangelie:
a. Lof zij U, o Here. of:
v. Heer, Gij hebt woorden van eeuwig leven. a. Wij danken U.
- In de reformatorische en katholieke kerken in Nederland is het gebruik
gegroeid het geheel van de lezingen te besluiten met een acclamatie:
a. U komt de lof toe,
U het gezang, U alle glorie,
O Vader, o Zoon, o heilige Geest, in alle eeuwen der eeuwen.
Ook van de acclamatie na de lezingen is een aantal varianten te vinden
in de Liturgische Gezangen.
|
|
|