|
|
|
MAALTIJD VAN DE HEER - B
Nederlandse gereformeerde traditie
Bij de bediening van het Avondmaal in de gereformeerde traditie gaan onderwijzing
en gebed hand in hand. Zij kan wel licht het beste worden gekenschetst
als een `lerende viering.;'. Deze wijze van vieren vindt zijn oorsprong
in de avondmaals orden zoals die zijn gegroeid in de reformatorische ontwikkrlingen
van zowel de calvinistische als de lutherse traditie. Het avondmaaisformulier
van de gereformeerde traditie hi Nederland is een mengvorm van meerdere
invloeden. Het formulier zoals dat in de hervormde en gereformeerde kerken
ingang gevonden heeft, is ontleend aan de kerkorde van de Paltz. Petrus
Datheen bezorgde de vertaling van het formulier ten behoeve van de vluchtelingengemeente
in Frankenthal. Het formulier gaat terug op drie bronnen: ten eerste Calvijn
(er bestond een intensieve correspondentie tussen theologen van de Paltz
en Calvijn), ten tweede de liturgie van de Nederlandse vluchtelingengemeente
in Londen (Maarten Micron) en ten derde de Lutherse Agende van Wurttemberg
uit het jaar 1533.
Het is in dit avondmaalsformulier een typisch kenmerk van de gereformeerde
traditie, dat tussen de inzettingswoorden enerzijds en de tafelgemeenschap
anderzijds het zelfonderzoek, de terugwijzing van de onboetvaardigen en
de verkondiging van Gods genade een plaats heeft gekregen. Het zelfonderzoek
heeft een driedelige structuur van ellende, verlossing en dankbaarheid,
en heeft ten doel dat de gelovigen zich `recht beproeven' en het avondmaal
gebruiken als een gedachtenis van Christus. De terugwijzing van de onboetvaardigen
- met zondencatalogus - heeft betrekking op degenen die in openbare zonde
leven. Al sinds het verschijnen van het Dienstboek in ontwerp van de Nederlandse
Hervormde Kerk in 1955 is de vraag gesteld naar een overzetting van deze
zondencatalogus naar onze huidige maatschappelijke verhoudingen. Dit is
van belang, omdat in de zondencatalogus het hoogst belangrijke element
van de tucht tot uitdrukking komt. Het Avondmaal treedt nu ordenend het
leven binnen. De zondencatalogus in het avondmaalsformulier is een actualisering
van de Decaloog voor de concrete levenssituatie van de zestiende eeuw.
Dat roept de noodzaak op dit onderdeel van het avondmaalsformulier opnieuw
te actualiseren, nu echter toegesneden op onze huidige levenssituatie.
Dit is eens te meer nodig, willen de overgeleverde formulieren als een
levend erfgoed kunnen worden begrepen en functioneren. In deze proeve
van het Dienstboek wordt daarom het gereformeerde avondmaalsformulier
opgenomen, tezamen met een bewerking van de zondencatalogus zoals die
nu reeds gedurende een groot aantal jaren in een brede kring van hervormd-gereformeerde
gemeenten functioneert. Deze is bekend geworden als de `versie Harmelen-1977'.
Het avondmaalsgebed, waarin de geloofsbelijdenis als een onderdeel van
het gebed is opgenomen, vindt plaats na de onderwijzing en voor de communie.
Het is een gebed om de werking van de heilige Geest die ons verenigt met
het waarachtig lichaam en bloed van Christus `...ja met Hem waarachtig
God en mens'. Het bestaat eigenlijk uit twee lange zinnen, waarin enerzijds
wordt gebeden om de spijziging met het enige hemelse brood Jezus Christus,
en anderzijds om kracht (door dit voedsel) om het kruis op te nemen en
de overwinning te verwachten.
De taal van de onderwijzing is taal van de liturgie, omdat de catechese
in het spoor van de kerkelijke traditie wordt verstaan als het afleggen
van een geloofsweg. Zie daartoe wat in de paragraaf over het liturgisch
jaar wordt geschreven ten aanzien van de Veertigdagentijd en de Paaswake.
Dit komt onder meer tot uitdrukking in het gedeelte van de onderwijzing
over de eenheid van de kerk in Christus. In zekere zin wordt in het formulier
van de Paltz op de vereniging van de kerken van reformatorische signatuur
vooruitgegrepen door enkele passages aan een lutherse Agende te ontlenen,
zoalsde `Onderwijzing aangaande de Inzetting', vanaf `Opdat wIy nu vast
zouden geloven...' tot en met `Daartoe helpe ons du almachtige God en
Vader van onze Here Jezus Christus, door zijn heilige Geest'. De lutherse
Agende geeft een uitlegging van de woorden der Inzetting, die praktisch
zijn overgenomen door de Paltz en een aansporing tot broederlijke lielde.
De laatste luidt aldus:
Dan gelijkerwijs uit vele bezien samengeperst een wijn en een drank vliet
en zich ondereen vermengt, en uit vele graankorrels een meel gemalen,
een brood gebakken wordt, zo zullen wij allen die door het geloof in Christus
ingelijfd zijn, door broederlijke liefde om Christus onze lieven Heilands
wil, die ons tevoren Wine mend heeft liefgehad, alen een lichaam, drank
en brood worden, en zulks jegens elkander met alleen met lege woorden,
maar met de daad, zoals Johannes duidelijk leert, en trouw jegens de ander
bewijzen; daartoe helpe ons de almachtige barmhartige God en Vader van
onze lieve Here Jezus Christus, door zijn heilige Geest. Amen.
Deze symboliek aangaande de eenheid van de kerk in de viering van het
Avondmaal is ontleend aan de Didache:
Wij zegenen U, Vader, vanwege de heilige wijnstok David, uw knecht, waaraan
Gij ons deel hebt gegeven door Jezus, uw die naar... Zoals dit brood dat
wij breken, verstrooid was over de bergen en werd samengebracht en een
is geworden; breng zo uw gemeente bijeen in uw rijk, van de einden der
aarde...
Het is een symboliek die we ook aantreffen bij de kerkvader Augustinus.
Uitgaande van 1 Kor. 10:17 zegt hij in een preek:
Hoe talrijk wij ook zijn, allen zijn wij een lichaam, een brood... Een
enkel lichaam, dat uit een veelheid is samengesteld. Bedenkt, dat het
brood niet uit een graankorrel, maar uit een groot aantal graankorrels
gemaakt wordt... Wat de kelk betreft, herinnert u broeders, hoe de wijn
gemaakt wordt. Er hangen veel druiven aan de tros, maar het sap dat uit
al die druiven stroomt, gaat in een heid op... (Sermo 272 en 234).
De uitdeling en de communie worden ingeleid met het sursum corda, `omhoog
de harten', uit de brede traditie van dekerk. In de gereformeerde traditie
ligt er de nadruk op dat het verheerlijkte lichaam van Christus in de
hemel is. De Heidelberger Catechismus zegt in Zondag 18 dat Hij, wat zijn
menselijke natuur aangaat, niet meer op de aarde is. De liturgische consequenties
hiervan worden zichtbaar in de wijze waarop het `omhoog de harten' wordt
geformuleerd:
Opdat wij dan met het waarachtige hemelse brood Christus gespeizigd mogen
worden, zo laat ons met onze harten met aan het uiterlijke brood en de
wijn blijven hangen, maar ze opwaarts in de hemel verheffen, waar Christus
Jezus is, onze voorspraak ter rechterhand zijns hemelsen Vaders, met twijfelende,
of wij zullen zo waarachtig door de werking des heiligen Geestes met zijn
lichaam en bloed aan onze zielen gespijzigd en gelaafd worden, als wij
deze heilige spijs en drank tot zijn gedachtenis ontvangen.
De woorden van de uitdeling houden zich aan 1 Kor. 10:16 en 17:
Het brood, dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus.
De beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, is de
gemeenschap met het bloed van Christus.
Daaraan worden de woorden toegevoegd die Micron in de Londense gemeente
gebruikte:
Neemt, eet, gedenkt en gelooft, dat het lichaam van onze Here Jezus Christus
in de dood, aan (de galg van) het kruis, is overgeleverd tot de vergiffenis
van onze zonden.
Neemt, drinkt alien daaruit, gedenkt en gelooft, dat het bloed van onze
Here Jezus Christus uitgestort is aan (de galg van) het kruis tot een
vergiffenis van al onze zonden.
Het formulier van de Paltz, zoals dat in de Nederlandse gereformeerde
traditie is ingeburgerd, draagt een zeer irenisch karakter, dat mede is
ingegeven door de gastvrijheid die de vluchtelingengemeente van Frankenthal
in de lutherse Paltz ontving. Het verdient daarom een eigen plaats in
die gemeenten in de zich verenigende kerk die de nadruk leggen op de viering
van het Avondmaal als de verinnerlijking van de weg van het geloof. Maar
evenzeer verdient het aandacht in het onderricht van alle gemeenten in
de zich verenigende hervormde, gereformeerde en lutherse kerken, omdat
dit formulier onmisbare aspecten van de geloofstraditie in beeld brengt
op een wijze die geloof en leven verbindt. Om deze reden is dit `levende
erfgoed' opnieuw in deze proeve van het Dienstboek opgenomen.
Avondmaalsformulier van Calvijn
Om dezelfde reden wordt het avondmaalsformulier van Calvijn opgenomen.
Toen hij in 1542 terugkeerde na een verblijf van enige jaren in Straatsburg,
gaf hij aan de gemeente aldaar naast het psalmboek met de cantica ook
liturgische aanwijzingen en formuleringen, waaraan hij ook in Straatsburg
al gewerkt had. Daarbij was ook een orde voor het Avondmaal. Deze is,
zoals eerder beschreven, een van de bronnen geworden voor vele latere
orden en formulieren, waaronder het Nederlandse.
De avondmaalsliturgie van Calvijn kent een nadrukkelijke overleiding
van de prediking naar het Avondmaal. Na de prediking vindt eerst voorbede
plaats, gevolgd door een parafrase van het gebed des Heren. Daarna volgt
de geloofsbelijdenis en worden brood en wijn op tafel geplaatst. Vervolgens
gaat de predikant naar de tafel en leest de instellingswoorden uit 1 Korintiers
11. Daarop volgt de onderwijzing met als inzet, net als in het Nederlandse
gereformeerde formulier, de excommunication, de terugwijzing van de afgodendienaars,
de verachters van God, de scheurmakers die door sekten te stichten de
eenheid der Kerk verbreken, alle meinedigen, enzovoort. De lijst wijkt
niet veel af van die in het Nederlandse formulier. Er is echter een niet
onbelangrijk verschil: waar het Nederlandse formulier na de instellingswoorden
begint met het zelfonderzoek en dan de terugwijzing, begint Calvijn met
de laatste. Dan roept hij op tot zelfonderzoek, dat hij vervolgens in
dezelfde alinea verbindt met de aansporing om te vertrouwen op de barmhartigheid
Gods. In plaats van de oorspronkelijke zondencatalogus is hier gekozen
voor de eerder genoemde `versie Harmelen-1977'.
De onderwijzing zet in met een oproep tot een onderzoek van het geweten:
`Laten wij dan allen doen waartoe Paulus ons aanspoort: ons geweten onderzoeken
en nagaan, of wij echt berouw hebben over onze fouten en onze zonden betreuren,
of wij waarlijk verlangen om voortaan heilig en naar Gods wil te leven
en bovenal: of wij vertrouwen op de barmhartigheid Gods en het heil alleen
zoeken in Jezus Christus en of wij bereid zijn af te zien van alle vijandschap
en wrok en de: wil en de moed hebben om in eendracht en liefde te leven
met onze naasten'.
Na de nodiging volgt de oproep `onze harten te verheffen to( waar Christus
is in de heerlijkheid van zijn Vader, vanwaar wij Hem verwachten tot onze
verlossing. Daarom moeten wlj ook niet blijven hangen aan deze aardse
en vergankelijke elementen die wij voor ogen hebben en met de hand aanraken
als zouden wij Hem daar moeten zoeken, besloten in brood en wijn'.
De viering wordt voortgezet met het Gebed des Heren en de communie. Na
de communie volgt de dankzegging: `Hemelse Vader, wij prijzen en danken
U, dat Gij een zo groot goed hebt geschonken aan ons arme zondaars en
dat Gij ons deel hebt gegeven met uw Zoon, Jezus Christus, onze Heer...'.
De dienst wordt besloten met de zegen.
Proeve van een lerende orde
Vanuit de opdracht de meer 'lerende' en `vierende' orden met elkaar in
verbinding te brengen wordt een nieuwe avondmaalsorde aangeboden. In deze
orde wordt op een doorzichtige wijze de weg van het Avondmaal gevolgd,
zoals Christus die met zijn discipelen volgens de evangelisten Matteus,
Marcus en Lucas en de apostel Paulus is gegaan. Bij deze orde wordt de
eenheid van de dienst van de heilige Schrift en de Maaltijd van de Heer
verondersteld. Dit betekent onder meer dat de schuldbelijdenis reeds aan
het begin van de dienst heeft plaatsgevonden. Ook wanneer er behoefte
is aan een meer uitgebreide onderwijzing, kan deze plaats vinden in het
kader van de prediking (zoals de formulieren ook zijn ontstaan).
De kernwoorden voor deze avondmaalsbediening worden aangereikt door het
instellingsverhaal zelf, namelijk: nemen - danken - breken - delen.
De viering begint met een nodiging en onderwijzing waarin de betekenis
wordt aangegeven van de Maaltijd van de Heer. Aan een drietal aspecten
wordt met name aandacht gegeven: de opdracht van Christus `Doet dit tot
mijn gedachtenis', het profetische visioen van het vreugdemaal voor alle
volkeren der aarde en het Avondmaal als teken van Gods koninkrijk.
De gaven die worden ingezameld en de gaven van brood en wijn staan in
onderling verband. Calvijn spreekt daarbij van 'heilige gaven en offers'
die voor de viering van het Avondmaal worden ingezameld. Het zijn evenzovele
tekenen van Gods zorgende liefde voor ons.
In het spoor van de opdracht in het instellingsverhaal om te doen wat
de Heer heeft gedaan, worden nu de gaven genomen en wordt de dankzegging
daarover uitgesproken. De woorden die hiervoor worden aangereikt, zijn
ontleend aan de Didache. Het is het oudste zegengebed over brood en wijn
in de christelijke traditie. Zegen en lofprijzing vormen do inzet van
al ons bidden. Het gebed heeft zijn wortels in de joodse eredienst. In
het verlengde van deze dankzegging volgen de bede om de heilige Geest
en indien gewenst ook enkele voorbeden. Het gebed des Heren besluit de
gebeden en is tegelijkertijd ook de inzet van het breken en delen van
brood en wijn. Het gebed des Heren geldt als avondmaalsgebed bij uitstek:
`... geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren...'.
Aansluitend bij het gebed des Heren wordt het brood gebroken en rondgereikt
met de woorden van de apostel Paulus uit 1 Kor. 10:16,17, eventueel uitgebreid
met de woorderr van Micron: `Neemt, eet, gedenkt en gelooft...'.
Het brood dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus.
[Neemt, eet, gedenkt en gelooft,
dat het lichaam van onze Heer Jezus Christus gegeven is tot een volkomen
verzoening van al onze zonden.]
De drinkbeker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken,
is de gemeenschap met het bloed van Christus. [Neemt, drinkt allen daaruit,
gedenkt en gelooft dat het kostbaar bloed van onze Heer Jezus Christus
vergoten is tot een volkomen verzoening van al onzc zonden. ]
Met de dankzegging en de zegen wordt de dienst van de Schrift en de Maaltijd
van de Heer besloten.
|
|
|