Luister naar een voorbeeld van oud Joods gezangt: Psalm
8.
Luister naar een voorbeeld van vroeg Christelijk (Mozarabisch) gezang:
Pater Noster.
Luister naar een vroeg Christelijk gezang: Oxyrhincus
Hymn (RealPlayer). Lees over Oxyrhyincus.
De leiders van de vroege Christelijke Kerk (met het Oud Testamentische
precedent en Nieuw Testamentische oproepen (b.v.. Kolossenzen iii.16
en Jakobus v.13), gaven hun goedkeuring aan het gebruik van muziek in
kerkdiensten; maar het Christendom was in het begin weliswaar een
Joodse richting en daarom erfgenaam van het muzikale materiaal
en de muzikale praktijk van het Jodendom, maar het bezat in de vroege
periode niet de financiele mogelijkheden en, gezien de bedreigde omstandigheden,
ook niet de rust en ruimte nodig voor de ontwikkeling van een koortraditie.
Dientengevolge was de zang die opbloeide onder de vroege Christenen
grotendeels gemeentezang. De praktijk varieerde plaatselijk maar
de activiteit van del ofzang was algemeen onder Christenen. 'De
Grieken gebruiken Grieks', vertelt Origenes (ca185--ca254), 'de Romeinen
Latijn ... en iedereen bid en zingt Gods lof naar beste kunnen in zijn
moedertaal'. Het zingen vanf Oud Testamentische psalmen werd gepraktiseerd
door Christelijke mannen en vrouwen van alle leeftijden (althans in
het begin), maar enige latere kervaders, die luisterden naar de oproep
van Paulus (1 Corinthiers xiv.34), waren tegen de deelname van vrouwen
aan gemeentezang.
Niet enkel waren de psalmen zelf ontleend aan de Joodse traditie, ook
de Joodse traditionele manier van uitvoeren werd deel van de
Christelijke eredienst. Verwijzingen naar antifonale
en responsoriale zang komen voor in de werken van meerdere kerkvaders.
Eusebius (ca260--ca340), Bisschop van Caesarea, in wiens Historia ecclesiastica
Philo's verslag van antifonie onder de Therapeutae wordt geciteerd,
merkt op dat in zijn eigen tijd de manier van zingen die beschreven
werd door Philo nog steeds praktijk was onder Christenen. Responsoriale
psalmodie werd genoemd, waarschijnlijk met het oog op Rome, door
Tertullianus (ca155--ca222). Antifonale en responsoriale zang
is misschien het eerst gebruikt door Christenen die geografisch het
dichtst stonden bij de Joodse wortels van het Christendom, maar tegen
het eind van de 4e eeuw was deze manier van zingen gemeengoed in kerken
zowel in het Oosten als in het Westen. Bovendien werd antifonale en
responsoriale zang niet enkel gebruikt voor psalm teksten maar deze
werd ook toegepast bij andere soorten teksten, en blijkt een
duidelijke invloed te hebben op de ontwikkeling van de vroege Christelijke
eredienst. De mening van de kerkvaders was verdeeld ten aanzien van
de gepastheid van het gebruik van muziekinstrumenten ter begeleiding
van zang. Vanwege hun associatie met heidense feesten werden muziekinstrumenten
bekritiseerd door veel kerkvaders, bijvoorbeeld door Clemens van
Alexandrie (ca150--ca220), die hun gebruik in de kerk verbood. Toch
werd een psalm later door Didymus van Alexandrie (ca313--38)
nog gedefiniëerd als 'een gezang dat gezongen word bij het instrument
dat ofwel psalterium of cithara genoemd word'.
* * * * * * *
De oorsprong van Christelijk gezang is erg moeilijk te traceren.
Zelfs tussen de 2e en vroeg 4e eeuw, een periode waaruit we meer gegevens
hebben. Pas in de verdere 4e eeuw, de bloei periode van de kerkvaders,
wordt de situatie duidelijker. Bovendien is het niet alleen de geringe
hoeveelheid gegevens die het inzicht moeilijk maken, ook is het waarschijnlijk
dat de muzikale praktijk sterk variëerde tot er aan het eind van
de 4e eeuw consolidation en standardizatie kwam in de liturgische praktijk.
Het onderwerp is de laatste jaren onzekerder geworden omdat
een van de axioma's van vroegere generaties teloor is gegaan. De
meeste liturgische en muzikale historici hadden lange tijd aangenomen
dat de vroeg Christelijke eredienst gebruik maakte van Joodse praktijken.
Nu schijnt echter dat - ondanks een voor de hand liggende algemene invloed
van het Jodendom op het Christendom - (het Christendom was immers een
Joods richting) het vaak onjuist is om Christelijke eredienst terug
te voeren tot bepaalde Joodse praktijken. In veel gevallen bestond
de Joodse rites waaraan gedacht werd in de eerste eeuw nog niet,
maar dat geldt ook voor de Christelijke rite die ervan afgeleid zou
zijn. Dit geldt in het bijzonder voor de oude Synagoge dienst en de
pre-eucharistische synaxis, of Voor-Mis. Men dacht dat de Synagoge dienst
bestond uit vier elementen - lezing, bespreking, psalmodie en gebed
- en dat dit en bloc door de eerste Christenen overgenomen was.
Nu is het waar dat schriftlezing en bespreking van die lezing gebruikelijk
was in de synagoges van de eerste eeuw; Jesus zelf maakt er gebruik
van (Lukas iv.16). En het is niet onwaarschijnlijk dat een gebed bij
de synagogale lezing uitgesproken of gezongen werd, hoewel daar geen
bewijs voor is. Maar in deze periode was het deTemple die beschouwd
werd als het centrum van de Joodse eredienst en alle gegevens wijzen
erop dat een vaste Synagoge dienst van gebed pas na de verwoesting
van de Tempel door de Romeinen in 70 AD vorm kreeg. Die vorm zal
de synagoge dienst slechts geleidelijk gekregen hebben, tegen heug en
meug, als een tijdelijk substituut voor de Tempel dienst; de hoop dat
de Tempel met zijn rituelen hersteld zou worden bleef eeuwen leven in
het Jodendom. Wat betreft de psalmodie, het regelmatige gebruik daarvan
wordt pas in de bronnen gevonden in het 8e-eeuwse traktaat Sopherim,
dat vertelt hoe het reciteren van de dagelijkse Tempel psalm uiteindelijk
toegestaan werd in de Synagoge als surrogaat voor de oorspronkelijke
uitvoering op het moment van het tempeloffer.
Dat vastgesteld moet worden dat deze Joodse synagoge praktijk niet
al veel eerder door Christenen kan zijn overgenomen laat onverlet dat
er een diepgaande Joodse invloed op vroeg Christelijke eredienst moet
zijn geweest. Waar het hier om gaat is de status van de Tempel onder
Joden ten tijde van Jezus. De Tempel vanf Jeruzalem had een ritual
patroon gemeen met de heidense tempels van de oudheid. Een tempel was
fundamenteel verschillend van een kerk of synagoge, waar een
gemeenschap samenkwam in een ruimte voor onderwijs en gebed. Bij de
tempel stonden mensen toe te kijke op het tempelplein terwijl priesters
de offerdieren slachtten. Het offeren ging vergezeld van het
spelen van muziekinstrumenten, wat een magische functie had: Het
wejagen van demonen. Het is niet waar, wat velen hebben aangevoerd,
dat de meer verlichte Joden bij het begin van het Christelijke tijdperk
deze vorm van eredienst afwezen ten gunste van de Synagoge dienst; de
meeste Joden bleven trouw aan de Tempel en zijn rituelen, ondanks het
feit dat nieuwereligieuze vormen ontwikkeld werden. Ze ontwikkelden
een complexe ethische code en een bid praktijk, en kwamen tot een canon
van heilige boeken, waaronder het Boek der Psalmen. De Synagogue
was het centrum van veel van deze activiteit maar was evenzeer een burgerlijk
centrum als een religieus centrum. In het bijzonder het onderwijs vond
er een plaats. Maar de huispraktijk was evenzeer belangrijk. Jezus bekritiseerd
de huichelaars die die in het openbaar baden in synagogen en op de hoek
van de straat en niet in de beslotenheid van hun huis (Matteus vi.5).
En thuis was de evond maaltijd het religieuze brandpunt, het
was ook een gebeuren met speciale muzikale betekenis.
Zie