Het
Dilemma voor de Reformatie en de Contra-Reformatie
Zie ook de volgende pagina's over de Protestantse liturgie:
Overzicht
Middeleeuwse Eredienst
Protestantse Liturgie
Het is onmogelijk
de veranderingen die in de liturgische praktijk van de Hervorming,
en de Protestantse Kerken die daaruit voortkwamen, voldoende te begrijpen
zonder enig begrip van de middeleeuwse concepten en de praktijk van
de liturgie in de Westers Katholieke Rite welke zij probeerden te
hervormen. Dit proces speelde gedurende vele eeuwen en culmineerde
in de veertiende en vijftiende eeuw.
De belangrijkste
factoren waren a) de ontwikkeling van persoonlijke vroomheid bij de
doorsnee leek in plaats van de gemeenshcappelijke deelname aan de
eucharistische handeling; b) de grotere afstand die fysiek en sacramenteel
ontstond tussen de leken en de geestelijkheid (o.a. door de invoering
van het hoge koorhek dat de geestelijkheid van de leken scheidde),
en c) de ontwikkeling van allerlei diensten die het gemeenschappelijk
karakter van de Eucharistische en liturgische handelingen ondergroeven.
Gregory Dix geeft
het kort zo weer: "Als we al deze dingen samenvoegen de isolatie
van het priesterschap van de priester van het gemeenschappelijk offer;
de valse theorie van een aparte waarde van het misoffer, apart van
de offer op Golgotha; de eliminatie van 'liturgie' van offer en communie
van de leek, die de heilige communie (in de praktijk) deel van de
'liturgiey' van de celebrant maakt en van niemand anders; de reductie
van de rol van de leek tot 'zien' en 'horen' (de laatste van weinig
belang vanwege het gebruik van het Latijn zoadat er al te zeer nadruk
kwam op het zien van het geconsacreerde sacrament); en dientengevolge,
het plaatsen van de hele devotionele nadruk op de rite van de consecratie
en het veranderen van de elementen als we al deze dingen samenvoegen
kunnen we zien wat er gebeurt met de middeleeuwse ontwikkeling. Die
bouwt langzaam alle stof op voor al de leergeschillen over de Eucharistie
in de zestiende eeuw." [1]
TERUG
NAAR BOVEN
De ontwikkeling van persoonlijke
vroomheid bij de leken groeide uit het scholasticisme van de 14e eeuw
dat draaide om de relatie tussen de elementen (brood en wijn) en het
Lichaam van Christus, en hoe dat mysterie tot stand kwam. Deze pietistische
ontwikkeling als reaction op het veranderende theologische begrijpen
van de Eucharistie stelde de leken op nog grotere afstand van de Eucharistische
handeling en leidde tot steeds grotere avondmaalsmijding (een praktijk
die compleet vreemd was aan de vroege Kerk en zich ontwikkelde sinds
de 8e eeuw).
De avondmaalsmijding
was dus ook een gevolg van de zich voltrekkende scheiding van de rol
en handeling van de geestelijken van die van de leken; de Eucharistische
handeling werd niet meer samen gevierd (co-celebratie) maar door de
geestelijken voor de leken gevierd. De Westerse Romeinse Rite ontwikkelde
tot drie vormen: de pontificale Mis, "een vorm herkenbaar ontleend
aan de kerk van voor Nicea" [2]; een Hoogmis die
een 8e eeuwse vereenvoudiging was, maar de plaats van de geestelijken
werd benadrukt en niet die van de leken; en ten slotte de Laagmis.
De laagmis was de vorm die in het openbaar gevierd werd als er leken
aanwezig waren, maar de teksten werden met zachte stem of zelfs onhoorbaar
gezegd, de lengte was kort, en de vorm maakte het de geestelijkheid
makkelijk om de litugie vaak te vieren. De leken ontvingen de communie
zelden (met recht Augenkommunion).
Het resultaat van
deze veranderingen in het begrijpen van de Eucharistie was dat de
eruit voortkomende liturgische modificaties de oude gemeenschappelijke
eredienst van de Eucharistie vervingen door een persoonlijke subjectieve
vroomheid van de zijde van de aan de eredienst deelnemende gelovige.
In plaats van het ontvangen van brood en wijn ontstond een serie Eucharistische
devoties, vaak ontwikkeld en onderwezen door de geestelijkheid. Deze
devoties schreven meditatievormen voor die de leken moesten volgen
in plaats van deel te nemen aan de Eucharistic handeling en de Eucharistische
gebeden (die ook in het Latijn waren en niet door de meeste leken).
TERUG
NAAR BOVEN
"Al deze devotionele
oefening komt voort uit en vergezelt de eucharistische handeling, maar
is er geen deel van. Het voltrekt zich helemaal in de geest van de gelovige.
Ondertussen gaat de liturgische handeling door, uitgevoerd door de priester
en zijn liturgische helpers, voor de ogen van de leek maak compleet
los van hem." [3] Niet alleen waren de leken volledig
uitgesloten van de handeling, ze kregen ook een andere rol te spelen,
vrijwel de omgekeerde van de rol die ze hadden in de vroege Kerk.
In termen van geloof
en praktijk, maar ook van theologie en leer, was het belangrijkste
resultaat van al deze verandering in Eucharistische theologie en ritus
het verlies van de eschatologische opvatting van de Eucharistische
rite voor de Westerse kerk. In plaats van de nadruk op de Opstanding
en Hemelvaart (transcendente, tijdloze en eeuwige aspecten van het
geloof), verschoof de nadruk naar het lijden op Golgotha (een gebeuren
in de geschiedenis). Terwijld e geestelijkheid nog Eucharistische
gebeden zei die het tijdloze en eeuwige onder woorden brachten, hoorden
noch begrepen de leken hen en hun aandacht was bij een lijdend lichaam
genageld aan een kruis en in meditatie over het lijden van Christus.
Het lijden is geheel
in het verleden omdat het deel van de geschiedenis is. Er zijn maar
twee manieren waarop de kerk kan deelnemen aan het historische lijden:
ofwel geestelijk door het te herinneren en voor de geest te halen,
of door een soort herhaling. In andere woorden, als de Eucharistie
enige realiteit moest hebben buiten het geestelijke herinneren, dan
was er de noodzaak van een nieuw offer. Dit leidde ertoe dat de middeleeuwers
de werkelijkheid van het Eucharistisch offer zo begrepen dat de priester
Christus opnieuw offert bij elke Mis.
Dit was het theologische
en liturgische begrip dat aan de Hervormers was geleerd en dat zij
voor waar hielden voor de Reformatie. Toen zij eenmaal de realiteit
van het Eucharistische offer haaden afgewezen, hadden ze geen andere
optie dan het historische lijden dat te herinneren en voor de geest
te halen was.
"Er was geen andere
manier waarop de realiteit van het eucharistische offer bewaard kon
worden binnen het middeleeuwse begrip ervan; toch sprak de ongebroken
traditie van de liturgie een andere taal. Hoe hard ze ook hun idee
probeerden te rijmen met de leer van de bbrief aan de Hebreeën
over het ene offer voor de zonde, perfect en compleet (wat de geschiedenis
betreft), op Golgotha. De middeleeuwse theologen bleven het nodig
vinden de werkelijkheid van het Eucharistisch offer te verdedigen.
"De Hervormers namen
het andere alternatief. Daar het lijden geheel in het verleden ligt,
kan de kerk er nu alleen maar geestelijk deel aan krijgen door gedenken
en voor de geest halen. Er is voor hen daarom geen echt offer in de
Eucharistie. De uiterlijke rite is op zijn meest een uitgespeelde
gedachtenis, iets dat ons doet herinneren an iets dat er niet
meer is. Er is niets dan een 'figuurlijke' betekenis in zulke frasen
als 'het Lichaam van Christus eten en het Bloed van Christus drinken'
die, zoals de Engelse Hervormende Aartsbisschop Cranmer zo vaak met
nadruk stelde, niet langer hier zijn, maar in de hemel. Op zijn meest
worden we in het bijzonder bewogen door de tekenen of waarborgen (zegels)
van een bevrijding die eeuwen geleden bewerkstelligd werd en verheugen
we ons en geloven we dat we bevrijd zijn lang geleden op Golgotha,
en vernieuwen we onze toewijding en dankbaarheid ten opzichte van
onze Bevrijder. We hebben 'gemeenschap' met Hem als we het brood en
de wijn nemen zoals Hij ons gebood 'in gedachtenis' van Hem, omdat
de gehoorzaamheid vrome emoties en wensen stimuleert, rn zo verdiept
onze puur geestelijke eenheid met Hem die we door bewust geloof hebben.
"Alles wat de eucharistische
handeling bij deze benadering inhoudt is de individuele ontvangst
van het brood en de wijn. Maar dit is slechts een 'teken'. De echte
eucharistische handeling (als 'handeling' niet een misleidende term
is) voindt geestelijk plaats in de afgezonderde heimelijkheid van
de geest van het individu. De eucharistische handeling woordt daardoor
ontdaan van enige gemeenschappelijke betekenis; deze wordt zelfs afgeschaft
als gemeenschappelijke handeling. De uiterlijke handeling moet door
ieder zelf worden voltrokken, want de echte eucharistische handeling
voltrekt zich afzonderlijk in de geest van elke gelovige, op zijn
hoogst tegelijktijdig.
"Het oude idee was
geweest dat de kerk in zijn hierarchische eenheid in Christus' handeling
binnentrad, door de samenwerking van alle 'leden' (ieder lid met zijn
eigen plaats, zoals Paul het verwoordde), en zo werd deze in Zijn
handeling 'wat is eeuwig is Zijn lichaam'. Het nieuwe idee is
een strict persoonlijke geestelijke gedachtenis door Zijn handlen
in het verleden te overwegen. We kunnen er niet in treden, omdat het
verleden is: het lijden is geschiedenis, uniek en voorbij." [4]
TERUG
NAAR BOVEN
Het dilemma voor de Hervormers,
en in feite voor de Westers Romeinse Kerk in de Contra-Reformatie die
volgde op de Reformatie, is te vinden in de impasse die gecreëerd
is in de Westese liturgie door de sterke nadruk op het Lijden, en tegelijkertijd
toch iets moeten herhalen door de handeling van de Priester in de Mis.
Het dilemma werd versterkt door het feit dat de tekst nog trouw was
aan het werk van Gregorius en Alcuinus (zie de pagina over de Westers
Latijnse Liturgie), en de "oude en eenvoudig ideeën" uitdroeg
over de Eucharistie die zij trouw hadden hooggehouden in hun liturgische
werken.
"...Wat vereist was,
was een zorgvuldige heroverweging door de Kerk van de vraag wat de
Eucharistische handeling is en hoe deze wordt uitgevoerd; alles wat
nodig was om een weg uit de impasse te vinden was een terugkeer naar
de liturgie zelf en wat die leerde. Hier zou men in beroep kunnen
gaan tegen zowel het middeleeuwse opgeslorpt worden van de eucharistische
devotie in het lijden als tegen het middeleeuwse onderwijs over de
'offers van de massa'. Jammer genoeg koos geen van beide partijen
deze weg. In plaats daarvan klemde elk vast aan een andere kant van
het middeleeuwse dilemma. De Hervormers behielde en benadrukten de
middeleeuwse beperking van de betekenis van de Eucharist tot het lijden
zonder zijn eeuwige gevolgen. De Contra-Reformatie benadrukte de middeleeuwse
leer over het offer in een beter te verdedigen vorm, en jammer genoeg
met zo'n vaagheid dat kanten van de zaak die verduisterd of genegeerd
werden nog steeds opduiken in onze tijd."
"Het voordeel van
de Contra-Reformatie was dat die de tekst van de litugie bewaarde
die in essentie lang terugging voor de middeleeuwse ontwikkelingen.
Daarme bewaarde zij die vroege verwoordingen die aanduidden wat de
echte oplossing van de middeleeuwse moeilijkheid was, hoewel het nog
lang duurde voor de post-Tridentijnse kerk daar veel gebruik van maakte
voor dat doel. De Protestanten daarentegen schaften de hele tekst
van de liturgie af, en in het bijzonder die elementen erin die een
waar monument waren van de vroege Kerk die zij zeiden te herstellen.
Ze introduceerden daarvoor in de plaats formulieren die ontleend waren
aan de middeleeuwse traditie waaruit hun beweging voortkwam." [5]
Zie ook de volgende pagina's over de Protestantse liturgie:
Overzicht
Middeleeuwse Eredienst
Protestantse Liturgie
[1]
Dix, Gregory, The Shape of the Liturgy, Seabury Press, New
York, 1982, p. 598.
[2]
Ibid, p. 599.
[3]
ibid, p. 607.
[4]
ibid, p. 623.
[5]
ibid, p. 625.