| 
 
        
          Nieuw Testamentische Gezangen en het zingen van gezangen
 
            
            
         
          Voorbeelden van het zingen van gezangen in het Nieuwe Testament  
         
          Meerdere passages uit het Nieuwe Testament noemen 
            het zingen van gezangen:   
           Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze 
            naar de Olijfberg.   
            -- Matteus 26:30  Bedrink u niet, want dat leidt tot uitspattingen, maar laat de Geest 
            u vervullen en zing met elkaar psalmen, hymnen en liederen die de 
            Geest u ingeeft. Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer     
           
            -- Efeziers 5:18-19  Laat Christus woorden in al hun rijkdom in u wonen; onderricht 
            en vermaan elkaar in alle wijsheid, zing met heel uw hart psalmen 
            en hymnen voor God en liederen die de Geest u vol genade ingeeft. 
              
           
            -- Kolossenzen 3:16 Een andere passage uit het Nieuwe Testament (Jakobus 5:13) noemt "een 
          loflied zingen"   
           Als een van u het moeilijk heeft, laat hij bidden; is hij vrolijk, 
            laat hij een loflied zingen.  [zie ook,  'gezang' 
          en 'lofzingen' in de Bijbel] Luister naar een voorbeeld van oud Joods zingen: Psalm 
          8 Luister naar een voorbeeld van vroeg Christelijke (Mozarabische) zang: 
          Pater Noster Luister naar een vroeg Christelijk gezang: Oxyrhincus 
          Hymn Luister naar een Ambrosiaans gezang: Veni 
          Redemptor Gentium Gezangen en delen van gezangen die te vinden zijn in het Nieuwe Testament 
        (uitgezonderd psalmen) worden KANTIEKEN 
        genoemd. De vroege Christenen onderhielden de religieuze praktijk van hun Joodse 
        achtergrond. Ze bleven deelnemen aan de Tempeldienst en kwamen samen voor 
        onderwijs en discussie in de Synagoge, maar er was een grote nadruk op 
        de heilige maaltijd - nu een gemeentemaal en niet meer een familiemaal 
        - vaak aangeduid als het breken van het brood. Anderen werven 
        voor het geloof werd gedaan in de synagogen en op andere openbare plaatsen, 
        maar de (rituele) bijeenkomst van de gelovigen was het gemeenschaps maal, 
        dat gewoonlijk gehouden werd in het huis van een welgestelde Christen. 
        Het is niet zeker of elke keer dat het breken van het brood genoemd wordt 
        in het Nieuwe Testament ook inderdaad de eucharistie bedoeld wordt, maar 
        dat zal in de meeste gevallen wel zo zijn. Het proces waardoor de Eucharistie gescheiden werd van de avondmaaltijd 
        en 's ochtends gevierd werd, voorafgegaan door een aparte leerdienst, 
        kan niet op de voet gevolgd worden; we treffen dit klassieke patroon aan 
        in de beschrijving van Justinius Martyr van de Romeinse Eucharistie in 
        het midden van de tweede eeuw. Algemeen wordt aangenomen dat de zang in deze bijeenkomsten bestond uit 
        nieuw materiaal en niet uit Oud Testamentische psalmen. 
        Als Paulus bijvoorbeeld zegt tegen de Korintiers: Broeders en zusters, 
        wat betekent dit voor uw samenkomsten? Wanneer u samenkomt draagt iedereen 
        wel iets bij: een lied, een onderwijzing, een openbaring, een uiting in 
        klanktaal of de uitleg daarvan. Laat alles tot opbouw van de gemeente 
        zijn. Er mogen twee, hoogstens drie van u in klanktaal spreken, ieder 
        op zijn beurt en bovendien met iemand die de uitleg geeft.  (1 Korintiers 
        24:26-27), dan wijst dat op individuele bijdragen van gemeenteleden. De 
        Korintiers waren individualistisch in hun vorm van eredienst, maar daarin 
        verschilden ze niet veel van de andere Christenen. Bijbelwetenschappers 
        stellen dat in het Nieuwe Testament veel fragmenten van liturgische 
        gezangen te vinden zijn, en zij beschouwen de KANTIEKEN 
        van het Lukas evangelie (de Lofzan van Maria (Magnificat), de Lofzang 
        van Zacharias (Benedictus) en de Lofzang van Simeon (Nunc dimittis)) 
        als complete gezangen die werden gezongen in de liturgy van die 
        tijd. Naast het zingen van volledige gezangen, die waarschijnlijk door individuele 
        personen werden uitgevoerd, zal de hele gemeente deelgenomen hebben aan 
        korte acclamaties en responsies. In de enthousiaste atmosfeer moeten 
        korte acclamations zoalsAmen, Alleluia enMaranatha 
        gebruikelijk geweest zijn, naast de wat langere zoals doxologieën 
        of misschien geliefde psalm versen. Deze werden wellicht gezongen 
        als antwoord op gebeden en lezingen, die zelf waarschijnlijk ook op zangtoon 
        gereciteerd werden en niet op moderne wijze voorgelezen of gesproken. Zie New 
        Grove Dictionary of Music and Musicians  
 
 Veel vroege Christelijke gezangen maken deel uit van wat we nu kennen 
        als het Nieuwe Testament en zijn daar zo in verweven dat we ze niet of 
        nauwelijks herkennen. Hoewel niet bekend is welke passages van het Nieuwe 
        Testament feitelijk gezongen werden in de eredienst geeft het karakter 
        van de passages daar wel aanwijzingen voor, zie bijvoorbeeld de eerste 
        hoofdstukken van het Lukas evangelie:   
        Maria zei: Mijn ziel prijst en looft de Heer,
 47 mijn hart juicht om God, mijn redder:
 48 hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.
 Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,
 49 ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan,
 heilig is zijn naam.
 50 Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht,
 voor al wie hem vereert.
 51 Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
 en drijft uiteen wie zich verheven wanen, (1:51) en drijft uiteen wie 
          zich verheven wanen  Ook mogelijk is de vertaling: de plannen 
          van hoogmoedigen stuurt hij in de war.52 heersers stoot hij van 
          hun troon
 en wie gering is geeft hij aanzien.
 53 Wie honger heeft overlaadt hij met gaven,
 maar rijken stuurt hij weg met lege handen.
 54-55 Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar,
 zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd:
 hij herinnert zich zijn barmhartigheid
 jegens Abraham en zijn nageslacht,
 tot in eeuwigheid.
 
  
          -- Lukas 1:46-55 (Magnificat)  Geprezen zij de Heer, de God van Israël,
 hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost.
  
           -- Lukas 1: 68 (Benedictus Dominus Deus Israel)  29 Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan,
 zoals u hebt beloofd.
 30 Want met eigen ogen heb ik de redding gezien
 31 die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken:
 32 een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen
 en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.
  
          -- Lukas 2: 29-32 (Nuc Dimittis Servum Tuum)  Andere Schriftpassages hebben een structuur die lijkt te impliceren dat 
        deze gezongen werden:
  
        Ontwaak uit uw slaap, sta op uit de dood,
 en Christus zal over u stralen.
  
          -- Efeziers 5:14 Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam, in het gelijk gesteld door de Geest,
 is verschenen aan de engelen,
 verkondigd onder de volken,
 vond geloof in de wereld,
 is opgenomen in majesteit.
  
          -- 1 Timoteüs 3:16  
        Bijbel wetenschappers hebben een consensus dat bepaalde Schriftpassages 
          vroeg Christelijke gezangen waren en criteria zijn ontwikkeld om deze 
          teksten te identificeren. Hier is een samenvatting dan deze criteria: 
          
         
          -- De passage bevat een vocabulaire die verschilt van de contekst. 
            -- De passage is in dichterlijke vorm geschreven, vertoont een ritmisch 
            patroon en duidelijke structuur.
 -- De inhoud van de passage onderbreekt de contekst.
 -- De naam van de godheid is afwezig en wordt vervangen door een bijzin 
            of deelwoord.
 -- Woorden worden gebruikt in de passage die nergens anders in het 
            Nieuwe Testament gebruikt worden.
 -- De kosmische rol van God of Christus wordt benadrukt.
 -- Theologische concepten en christologische leer worden uitgedrukt 
            in verheven en liturgische taal.
 [Zie: Christian D. von Dehsen, Hymnic Forms in the New Testament, 
            Reformed Liturgy & Music, 18, No. 1 (Winter, 1984), p. 8.] 
 Waar haalden Lukas, Paulus, en ander schrijvers van het Nieuwe Testament 
        de gezangen die zij noteren vandaan? Componeerden ze de liederen zelf 
        of ontleenden ze de liederen aan andere bronnen? In 1 Korintiers 
        wordt er iets over gezegd:  
         Wanneer u samenkomt draagt iedereen wel iets bij: een lied, een onderwijzing, 
          een openbaring, een uiting in klanktaal of de uitleg daarvan. Laat alles 
          tot opbouw van de gemeente zijn.   
          -- 1 Korintiërs 14:26 Deze passage impliceert dat het gewoon was dat gemeenteleden spontaan 
        gezangen componeerden. Er kan worden aangenomen dat gemeentezang aangemoedigd 
        werd bij alle bijeenkomsten. Wie een gezang wilde bijdragen kon het naar 
        voren brengen. Deze gezangen waren waren waarschijnlijk niet 
        zoals moderne gezangen maar meer zoals de vreugdevolle lofverheffingen 
        van de KANTIEKEN. 
        De kantieken en andere vroeg Christelijke gezangen waren creatieve 
        uitdrukkingsvormen van de vroege Christenen waarin veel Oud Testamentisch 
        materiaal te herkennen is. Louis F. Benson noemt het, nieuw-Psalm 
        maken. Het idee van een afgerond Psalter is een relatief nieuw idee. 
        Voor de vroege Christenen was het natuurlijk om met gebruikmaking van 
        conventioneel materiaal nieuwe liederen te maken als aanvulling van de 
        al bestaande liederen en Psalmen. Een opvallend kenmerk van de vroeg Christelijke 
        zang is de vreugde en het overheersen van lofprijzing. Benson concludeert 
        daarom dat nieuwe liederen componeren en zingen is geen triviale 
        zaak...maar [een activiteit] die centraal staat in het Christelijk leven. 
        [zie The Hymnody of the Christian Church door Louis F. Benson, 
        New York: George H. Doran Co., 1927]. 
 Zie ook:  Invloed van de Joodse Traditie op Vroeg 
        Christelijke muziek. . . 
   
     |