De tijd en cultuur van Valerius Voor
de 80-jarige oorlog, de tijd waarin Valerius leefde, klik hier Voor
de Gouden eeuw, klik hier Toen Antwerpen in 1585 in Spaanse handen
viel en de Schelde werd gesloten, namen vele Antwerpenaren de wijk naar het noorden en vestigden
zich veelal in het welvarende Amsterdam, waar zij een
belangrijke rol in de verdere bloei van deze stad speelden. Het inwonertal van Amsterdam nam snel
toe, met als gevolg dat de stad keer op keer moest worden vergroot. Het fraaie
stadhuis (thans Koninklijk Paleis)
op de Dam, door Jacob van Campenontworpen,
en waaraan onder meer de beeldhouwers Rombout Verhulst en
deAntwerpenaar Artus Quellinus werkzaam
waren, brengt de trots van de burgerij op hun welvarende
stad tot uitdrukking. Muziek in de tijd van
Valerius In
de 16e/17e eeuw maakte men graag muziek in de huiselijke kring.
Bekende instrumenten waren: de luit, het klavecimbel, de viola
da gamba en de traverso. Er werden veel liederenboeken
uitgegeven. Muzikale invloeden uit Engeland, Frankrijk en Italië voerden
de boventoon in de Nederlandse muziek. Vanaf het midden van de 17e eeuw werden
meer en meer lyrische drama's, balletten en opera's opgevoerd in de
Amsterdamse Schouwburg,
die in 1638 geopend was.
De meest vermaarde Nederlandse componisten uit de 17e eeuw
waren: Constantijn Huygens,
Jan P. Sweelinck
en Jacob van Eyck. Meer
over Muziek in de tijd van Valerius: Korte beschrijving van de muziekcultuur. Schilderkunst
in de tijd van Valerius Vooral
omdat welvarende burgers en kooplieden de belangrijkste opdrachtgevers waren en
niet Kerk en Hof, ontwikkelde
de schilderkunst van
het noorden zich zeer
veelzijdig, gestoeld op een traditie van eerdere eeuwen en uitmondend in een hoogtepunt
in de 17e eeuw (genrestukken). Nog een verschil
met het buitenland was dat veel doeken niet in opdracht vervaardigd werden, maar
via veilingen en kunsthandelaren afgezet werden. Deze aanpak werkte specialisatie
in de hand, waardoor de net niet briljante schilders zich op een thema van eigen
keuze kon toeleggen en in dat genre toch konden excelleren. Populaire genres
waren: Mengvormen van deze categorieën
kwamen ook voor. Ook werden vaak allegorische
voorstellingen afgebeeld, voorstellingen dus waarin objecten met een symbolische
betekenis aan het hoofdonderwerp worden toegevoegd. Zo kon een stilleven bijvoorbeeld
een schedel, een zandloper en een uitgedoofde kaars bevatten, elk een symbool
van sterfelijkheid. Seizoenen werden vaak uitgebeeld door een menselijke activiteit
af te beelden die typerend was voor die tijd van het jaar: schaatsen, zaaien,
oogsten, etc. Afbeeldingen hadden ook vaak onder de oppervlakte een moralistische
lading.
Architectuur
Ook
de architectuur beleefde hoogtijdagen in de Gouden Eeuw. De bloeiende economie
had tot gevolg dat de steden enorm in omvang toenamen. Er werden nieuwe stadhuizen, wagen en pakhuizen gebouwd. (foto: aan
de Oude Rijn in Leiden) Kooplieden die een fortuin vergaard hadden gaven opdracht
tot de bouw van een nieuw pand, met rijk geornamenteerde gevel, langs een van
de vele nieuwe grachten, die voor transport- en
verdedigingsdoeleinden waren gegraven. Ook werden nieuwe landhuizen gebouwd,
maar niet in grote aantallen. In
het begin van de 17e eeuw overheersten nog de stijl van de late gotiek, gecombineerd
met renaissance motieven. Na enkele
decennia nam de invloed van het Franse classicisme sterk toe: de
nadruk werd gelegd op verticale elementen, het gebruik van ornamentatie nam af, natuursteen
kreeg de voorkeur boven baksteen. In de laatste decennia van de 17e eeuw werd
deze soberheid meer en meer benadrukt. Rond 1670 was de ingang van een huis het
meest opvallende kenmerk van een gevel geworden, met zuilen aan weerszijden en
mogelijk een balkon erboven, maar geen verdere decoratie.
Vanaf 1595 werden
veel hervormde kerken gebouwd. Veel daarvan zijn nog steeds in het oog springende
gebouwen in een stad. (foto: Amsterdam, Westerkerk, door Hendrick de Keyser in
renaissancestijl ontworpen en gebouwd tussen 1620 en 1631) De meest vermaarde
Nederlandse architecten van de 17e eeuw waren Jacob van Campen, Lieven
de Key en Hendrick de Keyser.
Literaire kunst in de tijd
van Valerius De Nederlandse
literatuur heeft door de eeuwen heen belangrijke schrijvers opgeleverd.
Tijdens de Middeleeuwen maakte
deNederlandse
literatuur deel uit van een brede West-Europese traditie,
die onder meer tot uiting komt in ridderverhalen als ‘Floris ende Blancefloer'
en ‘Karel ende Elegast',
in het dierenepos ‘Van den Vos
Reynaerde' en in de moraliteit als
‘Elckerlyk'. In de 16e eeuw kwam het humanisme op met Erasmus van Rotterdam
als belangrijkste Nederlandse vertegenwoordiger.
Zijn ‘Lof der Zotheid', eensatire op
maatschappelijke en kerkelijke misstanden, is in vele talen vertaald. Centra
van literaire activiteit werden gevormd door de rederijkerskamers. Deze vormden
verenigingen (kamers) in de steden, die tot doel hadden literaire activiteiten
te organiseren, zoals dicht- en toneelkunst en debatten, vaak in de vorm van wedstrijden.
De steden waren trots op hun rederijkerskamer en ondersteunden deze.
In de 17e eeuw was het vooral Spinoza die
met zijn filosofische verhandelingen
ook in het buitenland grote waardering verwierf. In die eeuw kwam de Nederlandse
literatuur tot grote bloei. In de 17e eeuw verplaatste het centrum van
literaire activiteit zich van de zuidelijke naar de noordelijke Nederlanden. Dit
werd deels veroorzaakt doordat veel kunstenaars en intellectuelen tijdens de Tachtigjarige
Oorlog de Spaanse overheersers ontvluchtten, met name na de val van Antwerpen in 1585. (Voor
Nederlandse teksten uit de tijd van Valerius, klik hier) Verhaallijnen werden
ontleend aan de bijbel en de vaderlandse geschiedenis. Het bekendste stuk uit
deze tijd is de Gijsbrecht van Aemstel, in 1637 geschreven door Joost van den Vondel.
Het stuk is gesitueerd in het Amsterdam van rond 1300, en verhaalt van de rampen die
de stad in haar bestaan bedreigden na de dood van Floris V. De Gijsbrecht
werd eeuwenlang jaarlijks op nieuwjaarsdag in Amsterdam opgevoerd, een traditie
die tot 1968 stand hield. Meer dan
andere kunstvormen zou de literatuur door de barok beïnvloed worden. Naarmate
de 17e eeuw vorderde nam het niveau van de literaire productie af. Schrijvers
begonnen hun voorgangers te imiteren. Ook werden literaire stijlen steeds meer
geformaliseerd. De vermaardste literatoren van de 17e eeuw waren Gerbrand Adriaenszoon
Bredero, Jacob Cats, Pieter Corneliszoon
Hooft en Joost van den Vondel.
In de 17e eeuw kwam ook de Statenbijbel tot
stand: een Nederlandse bijbelvertaling die grote invloed heeft gehad op de vorming
van deNederlandse taal.
ReligieEen
meerderheid van de mensen die het voor het zeggen hadden in de noordelijke provincies
was na het begin van de 80-jarige oorlog calvinistisch, of behoorde althans tot
de Nederduits
Gereformeerde Kerk (later Nederlandse Hervormde Kerk). In het begin
van de 17e eeuw werd de Republiek verscheurd door bittere tegenstellingen tussen
de 'preciezen' en de 'rekkelijken'.
Laatstgenoemden, de remonstranten, geloofden
niet in predestinatie (voorbeschikking
tot hemel of hel, ongeacht iemands levenswandel) en pleitten voor vrijheid van
geweten. Hun meer dogmatische tegenstanders, die zich contra-remonstranten noemden,
wonnen het pleit bij de synode van Dordrecht.
De onderlinge tegenstellingen zwakten na verloop van tijd af en de onderlinge
verdraagzaamheid nam weer toe. Na de Synode van Dordrecht komt er onder
de behoudende Calvinistische predikers
een beweging op gang tot verdere doorwerking en verbreiding van het bijbelse ideaal
in leer en leven in 'bevindelijke' zin. Deze stroming staat bekend als de Nadere Reformatie. De
bekende hoogleraar Gisbertus Voetius was
de grote man van deze stroming. Het beginpunt van deze ontwikkeling ligt in het
boek van de Zeeuwse predikant Willem Teellinck uit
1647 Noodtwendigh Vertoogh. Het boek, circa 500 pagina's, bevat een omvangrijk
program tot reformatie van het volksleven. Ook het humanisme, dat in de 16e eeuw was
opgekomen en dat in Desiderius Erasmus
zo niet de geestelijk vader dan toch een belangrijk pleitbezorger had, had nog
steeds veel invloed en droeg bij aan een klimaat van tolerantie. Het viel
niet mee om de genoemde tolerantie ook naar katholieken tentoon
te spreiden. Religie had immers (naast politieke en economische motieven) een
belangrijke rol gespeeld in de opstand tegen Spanje, de Tachtigjarige Oorlog.
Met geld kon echter veel bereikt worden. Zo konden katholieken na betaling van
steekpenningen gedaan krijgen dat het houden van een mis (in een schuilkerk) oogluikend werd
toegestaan, maar openbare ambten waren voor hen onbereikbaar. Hetzelfde gold voor
doopsgezinden en voor joden. De relatief
grote verdraagzaamheid was niet geheel van principiële aard; handelsbelangen
en onverschilligheid speelden ook een rol. In ieder geval kwamen er grote aantallen
mensen die in omringende landen om hun religie vervolgd werden, naar Nederland
om daar in relatieve vrijheid te leven. Met name dienen de (vaak gefortuneerde)
joodse kooplieden uit Portugal (de sefardim) vermeld te worden.
Uit Frankrijk kwamen, na de intrekking
van het Edict van Nantes in 1685 veel hugenoten en joden; velen van
hen waren gespecialiseerde handwerkslieden en geleerden. Dat de tolerantie niet
ongelimiteerd was ondervond filosoof Baruch de Spinoza (1632-1677) - hij werd wegens zijn opvattingen
door de Joodse gemeenschap uitgestoten. Wijselijk liet hij zijn controversiële
Tractatus Theologico-Politicus
anoniem in het Latijn verschijnen, en ook dat was niet zonder risico.
|