LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
De tijd en cultuur van Valerius Muziek in de tijd van ValeriusIn de 16e/17e eeuw maakte men graag muziek in de huiselijke kring. Bekende instrumenten waren: de luit, het klavecimbel, de viola da gamba en de traverso. Er werden veel liederenboeken uitgegeven. Muzikale invloeden uit Engeland, Frankrijk en Italië voerden de boventoon in de Nederlandse muziek. Vanaf het midden van de 17e eeuw werden meer en meer lyrische drama's, balletten en opera's opgevoerd in de Amsterdamse Schouwburg, die in 1638 geopend was. De meest vermaarde Nederlandse componisten uit de 17e eeuw waren: Constantijn Huygens, Jan P. Sweelinck en Jacob van Eyck. Schilderkunst
in de tijd van Valerius Vooral omdat welvarende burgers en kooplieden de belangrijkste opdrachtgevers waren en niet Kerk en Hof, ontwikkelde de schilderkunst van het noorden zich zeer veelzijdig, gestoeld op een traditie van eerdere eeuwen en uitmondend in een hoogtepunt in de 17e eeuw (genrestukken). Nog een verschil met het buitenland was dat veel doeken niet in opdracht vervaardigd werden, maar via veilingen en kunsthandelaren afgezet werden. Deze aanpak werkte specialisatie in de hand, waardoor de net niet briljante schilders zich op een thema van eigen keuze kon toeleggen en in dat genre toch konden excelleren. Populaire genres waren:
Mengvormen van deze categorieën kwamen ook voor. Ook werden vaak allegorische voorstellingen afgebeeld, voorstellingen dus waarin objecten met een symbolische betekenis aan het hoofdonderwerp worden toegevoegd. Zo kon een stilleven bijvoorbeeld een schedel, een zandloper en een uitgedoofde kaars bevatten, elk een symbool van sterfelijkheid. Seizoenen werden vaak uitgebeeld door een menselijke activiteit af te beelden die typerend was voor die tijd van het jaar: schaatsen, zaaien, oogsten, etc. Afbeeldingen hadden ook vaak onder de oppervlakte een moralistische lading.
ArchitectuurOok de architectuur beleefde hoogtijdagen in de Gouden Eeuw. De bloeiende economie had tot gevolg dat de steden enorm in omvang toenamen. Er werden nieuwe stadhuizen, wagen en pakhuizen gebouwd. (foto: aan de Oude Rijn in Leiden) Kooplieden die een fortuin vergaard hadden gaven opdracht tot de bouw van een nieuw pand, met rijk geornamenteerde gevel, langs een van de vele nieuwe grachten, die voor transport- en verdedigingsdoeleinden waren gegraven. Ook werden nieuwe landhuizen gebouwd, maar niet in grote aantallen. In het begin van de 17e eeuw overheersten nog de stijl van de late gotiek, gecombineerd met renaissance motieven. Na enkele decennia nam de invloed van het Franse classicisme sterk toe: de nadruk werd gelegd op verticale elementen, het gebruik van ornamentatie nam af, natuursteen kreeg de voorkeur boven baksteen. In de laatste decennia van de 17e eeuw werd deze soberheid meer en meer benadrukt. Rond 1670 was de ingang van een huis het meest opvallende kenmerk van een gevel geworden, met zuilen aan weerszijden en mogelijk een balkon erboven, maar geen verdere decoratie. Vanaf 1595 werden veel hervormde kerken gebouwd. Veel daarvan zijn nog steeds in het oog springende gebouwen in een stad. (foto: Amsterdam, Westerkerk, door Hendrick de Keyser in renaissancestijl ontworpen en gebouwd tussen 1620 en 1631) De meest vermaarde Nederlandse architecten van de 17e eeuw waren Jacob van Campen, Lieven de Key en Hendrick de Keyser.
Literaire kunst in de tijd
van Valerius De Nederlandse literatuur heeft door de eeuwen heen belangrijke schrijvers opgeleverd. Tijdens de Middeleeuwen maakte deNederlandse literatuur deel uit van een brede West-Europese traditie, die onder meer tot uiting komt in ridderverhalen als ‘Floris ende Blancefloer' en ‘Karel ende Elegast', in het dierenepos ‘Van den Vos Reynaerde' en in de moraliteit als ‘Elckerlyk'. In de 16e eeuw kwam het humanisme op met Erasmus van Rotterdam als belangrijkste Nederlandse vertegenwoordiger. Zijn ‘Lof der Zotheid', eensatire op maatschappelijke en kerkelijke misstanden, is in vele talen vertaald. Centra
van literaire activiteit werden gevormd door de rederijkerskamers. Deze vormden
verenigingen (kamers) in de steden, die tot doel hadden literaire activiteiten
te organiseren, zoals dicht- en toneelkunst en debatten, vaak in de vorm van wedstrijden.
De steden waren trots op hun rederijkerskamer en ondersteunden deze. Verhaallijnen werden ontleend aan de bijbel en de vaderlandse geschiedenis. Het bekendste stuk uit deze tijd is de Gijsbrecht van Aemstel, in 1637 geschreven door Joost van den Vondel. Het stuk is gesitueerd in het Amsterdam van rond 1300, en verhaalt van de rampen die de stad in haar bestaan bedreigden na de dood van Floris V. De Gijsbrecht werd eeuwenlang jaarlijks op nieuwjaarsdag in Amsterdam opgevoerd, een traditie die tot 1968 stand hield. Meer dan andere kunstvormen zou de literatuur door de barok beïnvloed worden. Naarmate de 17e eeuw vorderde nam het niveau van de literaire productie af. Schrijvers begonnen hun voorgangers te imiteren. Ook werden literaire stijlen steeds meer geformaliseerd. De vermaardste literatoren van de 17e eeuw waren Gerbrand Adriaenszoon Bredero, Jacob Cats, Pieter Corneliszoon Hooft en Joost van den Vondel.
In de 17e eeuw kwam ook de Statenbijbel tot
stand: een Nederlandse bijbelvertaling die grote invloed heeft gehad op de vorming
van deNederlandse taal.
ReligieEen meerderheid van de mensen die het voor het zeggen hadden in de noordelijke provincies was na het begin van de 80-jarige oorlog calvinistisch, of behoorde althans tot de Nederduits Gereformeerde Kerk (later Nederlandse Hervormde Kerk). In het begin van de 17e eeuw werd de Republiek verscheurd door bittere tegenstellingen tussen de 'preciezen' en de 'rekkelijken'. Laatstgenoemden, de remonstranten, geloofden niet in predestinatie (voorbeschikking tot hemel of hel, ongeacht iemands levenswandel) en pleitten voor vrijheid van geweten. Hun meer dogmatische tegenstanders, die zich contra-remonstranten noemden, wonnen het pleit bij de synode van Dordrecht. De onderlinge tegenstellingen zwakten na verloop van tijd af en de onderlinge verdraagzaamheid nam weer toe. Na de Synode van Dordrecht komt er onder de behoudende Calvinistische predikers een beweging op gang tot verdere doorwerking en verbreiding van het bijbelse ideaal in leer en leven in 'bevindelijke' zin. Deze stroming staat bekend als de Nadere Reformatie. De bekende hoogleraar Gisbertus Voetius was de grote man van deze stroming. Het beginpunt van deze ontwikkeling ligt in het boek van de Zeeuwse predikant Willem Teellinck uit 1647 Noodtwendigh Vertoogh. Het boek, circa 500 pagina's, bevat een omvangrijk program tot reformatie van het volksleven. Ook het humanisme, dat in de 16e eeuw was opgekomen en dat in Desiderius Erasmus zo niet de geestelijk vader dan toch een belangrijk pleitbezorger had, had nog steeds veel invloed en droeg bij aan een klimaat van tolerantie. Het viel niet mee om de genoemde tolerantie ook naar katholieken tentoon te spreiden. Religie had immers (naast politieke en economische motieven) een belangrijke rol gespeeld in de opstand tegen Spanje, de Tachtigjarige Oorlog. Met geld kon echter veel bereikt worden. Zo konden katholieken na betaling van steekpenningen gedaan krijgen dat het houden van een mis (in een schuilkerk) oogluikend werd toegestaan, maar openbare ambten waren voor hen onbereikbaar. Hetzelfde gold voor doopsgezinden en voor joden. De relatief grote verdraagzaamheid was niet geheel van principiële aard; handelsbelangen en onverschilligheid speelden ook een rol. In ieder geval kwamen er grote aantallen mensen die in omringende landen om hun religie vervolgd werden, naar Nederland om daar in relatieve vrijheid te leven. Met name dienen de (vaak gefortuneerde) joodse kooplieden uit Portugal (de sefardim) vermeld te worden. Uit Frankrijk kwamen, na de intrekking van het Edict van Nantes in 1685 veel hugenoten en joden; velen van hen waren gespecialiseerde handwerkslieden en geleerden. Dat de tolerantie niet ongelimiteerd was ondervond filosoof Baruch de Spinoza (1632-1677) - hij werd wegens zijn opvattingen door de Joodse gemeenschap uitgestoten. Wijselijk liet hij zijn controversiële Tractatus Theologico-Politicus anoniem in het Latijn verschijnen, en ook dat was niet zonder risico. |
|