Overzicht 16e eeuwse muziek (Terugblik.) De
16e eeuw geeft ook in ons land het einde van het Universalisme der Middeleeuwse
Katholieke Kerk te zien. Wel weet het ook hier nog zijn algemeen-geldende, onpersoonlijke
muziek te handhaven (de koren, de Zeven-getijden zangers, het Leidse Requiem,
Boscoops Psalmen), maar het meewerken van instrumentalisten (speellieden) en van
het orgel brengen toch een nieuw element. Een aesthetisch genieten als zodanig
is dat echter nog niet. Want zelfs in de wereldse kunst komt dit pas tegen het
eind der eeuw te voorschijn in de toonschilderingen der Madrigalen. Overigens
ging ook dit weer niet, zonder dat het groeiend Individualisme de weg gebaand
had. Groeiend individualisme, want vooralsnog lag het zwaartepunt in het groepsgewijze
musiceren (het eenstemmig en meerstemmig volkslied, de dans). In dit verband zijn
de talrijke philippica's tegen de vleselijke" liederen wel typerend.
In het voorwoord van Susato's Ierste Boexken" lezen we dat hij was:
schouwende alle oneerlycke en onbetamelijke woorden, waardoor deze edele
hemelsche kunst onteerd wordt, want Musica is een sunderlinge hemelsche gave van
god geordineert ende den menschen gegeven, niet tot oneerlijcke oft lichtverdigen
misbruycke, maer om hem voer al danckelijck te lovene, ledicheit te schouwene,
tyt te winnene, melancolie te verjagene, onlust te verdrivene, sware geesten te
verluchtene, beroerde herten te verhuegene." We hebben hier een staal
van de-typisch Renaissancistische, dualistische Muziekbeschouwing (1 Die we b.v.
ook bij Shakespeare aantreffen): aan de ene zijde de muziek als zonderlinge"
(= kostbare) gave van God (zoals ook de Kerkvaders de muziek beschouwden: regelrecht
geinspireerd door de Heilige Geest); anderzijds de muziek als verjager van melaneholie
etc. Dit dualisme maakt ook dat Susato's vlag de lading van zijn Boexken"
niet dekt. Want de volgende tekst spoort nu juist niet aan tot ingetogen levenswandel:
Ghij
eedel jonghe gheesten Ghesellekens vander lucht Drijft amoureuse
feesten Al en isser genen bucht Al sout u naemaels rouwen
Maect daeraf gheen geclach Bedrijft solaes met vrouwen,
Alst u ghebueren mach . ,,Sender verdrach Syt nacht
en dach Om U bejacht Maect gheen geclach Nature
geeft verdraeh. Een rondborstige uiting van de 16e eeuwse levensdrift, reacties
op de Middeleeuwse ascese. Begrijpelijk kon Boscoop in de voorrede van zijn Psalmen
getuigen van de wellustige, scandalose ende andere lichtveerdige liedekens
en danserien ... voetsel van alle oncuysheit ende lascivie". Toch dankt de
Nederlandse muziek aan de hier` werkzame krachten haar komende bloei. Juist
deze aardgebondenheid", deze werkelijkheidszin, moest in de nuchtere",
realistische Lage Landen weerklank vinden. Temeer daar juist hierdoor het nationale
gevoel ging opbloeien. We herinneren aan de uitspraak van Susato, geciteerd aan
het slot onzer inleiding. Zo groeide, vooral na de eerste oorlogsjaren in ons
land, een het leven veraangenamende muziekbeoefening, die de gehele burgerij in
klokkenspel, pijper-, tromper- en orgelmuziek vreugde schonk. Zo viel het zaad
van het Calvinisme hier in goede aarde. Het Calvinisme, zelf dualistisch
in zijn gebondenheid aan de Oosters-Middeleeuwse fataliteitsleer der Voorbeschikking
en zijn theorie van de individuele zielestrijd (Werkt Uw eigen zaligheid"),
maar juist hierdoor zozeer voldoening schenkend aan de Noord-Nederlander met zijn
aanleg naar beide zijden. Deze aanleg naar beide zijden is het, die hem in de
periode van de Barok brengt op de toppen der Europese cultuur. De
stadspijpers Trompers Klokmuziek
Huismuziek Rederijkers
Het Volkslied De Psalmen
Het orgel De R.K.
Kerkmuziek Meerstemmige wereldlijke muziek
Zie ook: Volkslied: Het Geuzenliedboek
Muziek in Nederland in de 16e eeuw (Uit: W.H. Thijsse, Zeven Eeuwen Nederlandse
Muziek, Rijswijk 1949) |