|
|
|
BEELDHOUWKUNST VAN DE 19DE EEUW
De beeldhouwkunst weet evenmin als de bouwkunst in de 19de eeuw een origineel
beeld van de eigen tijd te scheppen, ondanks het feit, dat de beeldhouwer
meer dan de bouwmeester tot eigen aanschouwing van zijn omgeving wordt
gedwongen. Ook hij kiest echter het beproefde recept. De revolutionair
van de straat wordt in zijn atelier een romantische conservatief. Pas
tegen het einde der eeuw zal de beeldhouwer van de schilder leren de natuur
door eigen ogen te bekijken. (Het
Naturalisme)
Het Classicisme
is ook voor de beeldhouwkunst een reactie op de onstuimige en een voortzetting
van de klassieke richting van de Barok:
Het is een Italiaan, die, puttend uit een rijke traditie, in Frankrijk
aan de klassiek gerichte belangstelling vorm wist te geven. De onrustige
revolutionair verlangde een duidelijk, overzichtelijk beeld, zocht een
houvast bij rustige en strenge vormen. Het verstandelijke overheerst,
het gevoel wordt teruggedrongen. Een klaar en helder silhouet is belangrijker
dan een gevoelig modele. De expressie wordt verwaarloosd, alles wordt
naar Romeins voorbeeld geïdealiseerd. Zelfs de felle barricadenstrijder
wordt als ernstige, klassieke held uitgebeeld. De anatomie en de proporties
zijn feilloos. Zelden werd er technisch beter gewerkt. Maar een te groot
technisch kunnen is ook voor de zo aan zijn materialen gebonden beeldhouwer
soms funest. Het gevoelig modele van de huid verstart dan snel tot een
prachtig gepolijst, maar levenloos marmeren oppervlak. Met de figuren
en de kleding komen eveneens de enderwerpen van de klassieken weer terug.
Voor Napoleon
waren ook de beelden een middel om zijn geloof in de vorming van een rustiger
en ernstiger maatschappij aan: bet volk te tonen. Niet zonder bedoeling
liet hij zich en zijn familie naar Romeinse voorbeelden, bijv. Augustus
of Agrippina, uitbeelden.
ANTONIO CANOVA (1757-1822) was de Italiaan, die de strenge classicistische
beeldhouwtrant in Frankrijk introduceerde. Het beweeglijke van zijn jeugdwerken
verstart al gauw tot een geposeerde toneel
scene. Zijn beelden van Napoleon, Laetitia Bonaparte en Paolina Borghese
zijn van een volmaakt academisch classicist. Toch behoedden zijn Italiaanse
afkomst en de gematigdheid van zijn Franse opdrachtgevers hem ervoor geheel
in imitaties te vervallen.
Van de Deen BERTEL
THORVALDSEN (ca. 1768-1844) kan men dat nauwelijks meer zeggen. Zijn
imitaties van de klassieken camoufleerden zijn tekort aan verbeeldingskracht.
Voor de restauratie van de beelden van bet archaisch-Griekse Aphaia Heiligdom
te Aegina, nu te Munchen, maakte hij armen en benen en zelfs gehele figuren
in de trant van de Griekse bloeitijd.
In de overige landen van Europa komen evenmin veel goede beelden tijdens
bet classicisme tot stand.
De romantiek bracht geen grote verandering. Daarvoor was de klassieke
traditie in de beeldhouwkunst te sterk. Wel groeide er in bet classicisme
spoedig een romantisch, bijna realistisch element.
Op de beeldhouwer was de druk om de historische gebeurtenissen van zijn
tijd uit te beelden vanzelfsprekend groter dan bij de architect. Maar
zeker ook groter dan bij de schilder. Het contact met de realiteit wordt
door bet volk van de straat eerder verlangd van een beeldhouwwerk dan
van een voor de salon bestemd schilderij of van een zoveel abstracter
beeldend bouwwerk. De invloed van de middeleeuwse vormen is dan ook in
de beeldhouwkunst lang Niet zo groot als in de bouwkunst. Maar de algemene
waardering voor het levende en bewegende van de middeleeuwen bezielt ook
de warm voelende beeldhouwer. Meer en meer tracht deze zijn persoonlijk
gevoel tegenover bet onpersoonlijke verstand van bet classicisme te plaatsen.
Het kille marmer wordt vervangen door warmer gekleurde materialen. Zelfs
onyx en email worden soms gebruikt. De figuren krijgen meer vaart en beweging,
de compositie wordt dynamischer. De klassieke held maakt plaats voor de
generaal in zijn eigen uniform. Er komt meer expressie, maar deze blijft
vrij theatraal. De meer gematigde beeldhouwer zoekt zijn inspiratie bij
de renaissance, de meer heftige bij de barok. Niet alleen exotische onderwerpen,
Marokkanen en negers maar ook Germaanse goden en wilde dieren zijn geliefde
onderwerpen.
FRANCOIS
RUDE (1784-1855) dankt aan zijn groot talent de meest oorspronkelijke
kijk op zijn tijd. In zijn in hoog relief uitgevoerde werken aan de Arc
de Triomphe de l'Etoile komt de spontaneiteit van bet leven overal
tussen de Dog van oorsprong classicistische vormen door gluren. Onder
de Romeinse harnassen van de vrijwilligers van zijn Mar.seillaise voelt
men iets van bet leven en de beweeglijkheid van de revolutie. Maar bet
blijft een wat oppervlakkige opstand van filmhelden. Innerlijk ontroeren
doen ze ons niet.
(Louis) EUGENE SIMONIS (1810-1882), Belgisch beeldhouwer, die o.a. in
het atelier van Thorwaldsen werkte, maakte het ruiterstandbeeld van Godfried
van Bouillon (Brussel).
Realisme wordt de tegen het midden der eeuw opkomende tendens genoemd
om de werkelijkheid om zich heen uit te beelden. Het zijn nu niet meer
alleen de vorsten, maar ook de verdienstelijke burgers, die hun monumenten
krijgen. Een goede gelijkenis wordt verlangd met een duidelijk accent
op de edele eigenschappen. Dit verlangen dwong de beeldhouwer meer naar
de mens en minder naar historische gipsmodellen te kijken.
ANTOINE LOUIS BARYE (1796-1875) is het die de traditie weet te ontlopen
door dieren tot zijn onderwerp te kiezen. Deze in wezen romantische drang
deed hem de eigen ogen gebruiken en zo tot een realistische uitbeelding
komen.
JEAN BAPTISTE CARPEAUX (1827-1875) maakte de Iuchtige, hijna rococo-achtige
groep aan de Opera te Parijs. Hem werd verweten zijn modellen in de Franse
keuken te hebben gezocht. Hun gratie kan onze waardering voor de Franse
keuken slechts vergroten. In zijn werk valt een grote vooruitgang in natuurlijkheid
en echtheid te constateren. Onder meer zal dit werk Rodin beinvloeden.
Dank zij fijngevoelige meesters zoals THOMAS VINGOTTE (18501925); borstbeelden
en PAUL DE VIGNE (1843-1901) is de beeldhouwkunst in Belgie uit de romantiek
losgeraakt. De twee voornaamste vertegenwoordigers van het realisme in
Belgie zijn: de rubeniaanse Antwerpenaar JEF LAMBEAUX (1852-1908): Brabo
(Antwerpen), Folle chanson en Menselijke driften (Brussel) en de diepgevoelige
Waal CONSTANTIN MEUNIER (1831-1905): Monument van de Arbeid en De mijngasontploffing
(Brussel). Ook reeds in die tijd maakt de jongere VICTOR ROUSSEAU (1865-1954)
naam: borstbeeld van Prinses Marie-Jose' (Brussel).
Het impressionisme, de tegen het laatste kwart der 19de eeuw zich
openbarende kunstopvatting van de schilders, de kijkers bij uitnemendheid,
bleef ook niet zonder invloed op de beeldhouwkunst. Maar de impressionistische
leer, zoals de schilders die ontwikkelden, gaat voor de beeldhouwers maar
zeer ten dele op. Marmer en brons lenen zich nu eenmaal minder tot het
vastleggen van de indruk van een moment dan olie- en waterverf. De spanning
van het moment kan men niet gedurende de vele maanden die er voor de uitvoering
van een monument nodig zijn, vasthouden. Wel grijpt ook de beeldhouwer,
evenals de schilder, naar zo vlug mogelijk te hanteren materialen. De
taille directe, het onmiddellijk hakken in de steen, die meest aan zichzelf
getrouwe beeldhouwkunst, wordt vervangen door het kneden in klei en was.
De beeldhouwer wordt een boetseerder. De compositie zal bij een beeld,
dat van zoveel kanten kan worden bekeken, een grotere rol moeten spelen
dan in een schilderij. De kleur is minder belangrijk. Maar toch wordt
zeer veel van de schilder geleerd. De atmosfeer wordt belangrijker, de
vormen worden meer aangeduid dan nauwkeurig vastgelegd. Graag wordt van
lichteffecten door het levendige oppervlak van het beeld geprofiteerd.
De lijn wordt van minder belang. De opbouw van het beeld blijft meest
wel gesloten, maar wordt beheerst door de lichten-schaduwwerking van het
modele.
Veelal wordt meer het uiterlijk dan het innerlijk uitgebeeld. Al te dikwijls
zien we wel duidelijk hoe iemand op die of die dag poseerde, maar blijft
het karakter verborgen. Het natuurbeeld wordt dicht benaderd.
Het contact met de bouwkunst gaat hoe langer hoe meer verloren. Meer en
meer wordt de beeldhouwer de vrije zelfstandige, die naar eigen behoefte
schept en zijn eigen opdrachtgever is.
MEDARDO ROSO (1858-1928), Italiaan, is de typische vertegenwoordiger van
het impressionisme in de beeldhouwkunst. Zijn vormen bestaan alleen nog
door het licht dat zij vangen. Zij worden soms zo in het licht ontbonden,
dat men nauwelijks nog van beeldhouwkunst kan spreken. Zeer begrijpelijk
was de soepele en snel werkende was zijn geliefd materiaal.
FRANCOIS AUGUSTE RENE RODIN (1840-1917) zien wij strijden met de meer
schilderachtige stroming van zijn tijd. Deze grootste beeldhouwer sinds
Michelangelo had een te persoonlijke visie en een te grote beeldingskracht
om zich aan een formule te kunnen binden. Hij gebruikt haar, maar gaat
verder. Zijn eerste grote werk, l'Age d'Airain, was zo naturalistisch,
dat men bet voor een afgietsel naar bet leven hield. Hij bewonderde de
klassieken en de barok. Zijn Burgers van Calais vertonen de verticale
lijnen van de gotiek. Michelangelo was dikwijls zijn voorbeeld. Zijn werk
is een zeer persoonlijke karakteristiek van alle tradities en verlangens
van zijn eeuw. Romantische dramatiek en klassiek idealisme wisselen elkaar
af. Zijn impressionisme gaat over in een expressionisme. Zijn Balzac is
reeel en irreeel tegelijkertijd. Maar de geweldige greep van deze in volle
vrijheid zich witlevende kunstenaar bond alle, vaak zo sterk van elkaar
verschillende mogelijkheden tot een machtig geheel samen. Zijn enorme
scheppingsdrang maakte veel theoretiseren overbodig. Behoefte om als beeldhouwer
ook zelf te willen hakken, had hij zelden. Hij bleef een geniaal boetseerder.
Nieuwe beeldhouwkundige vondsten deed hij niet, maar zijn invloed werd
daarom niet minder groot.
In de andere landen van Europa kunnen zich in de laatste helft van de
19de eeuw slechts zeer weinig beeldhouwers met de Fransen meten. De Belgen
CONSTANTIN MEUNIER (1831-1905), die monumentale arbeidersgestalten maakt
en RIK WOUTERS (1882-1916) met zijn Folle dan,seuse (Brussel) en Zwangere
vrouw (Mechelen) dienen in dit verband te worden vermeld.
|
|
|