|
|
|
BOUWKUNST VAN DE RENAISSANCE
De bouwkunst van de renaissance vindt in ieder land een eigen vorm. Het
gemeenschappelijke is bet zoeken naar harmonie en monumentaliteit. Het
dynamische van de gotiek wordt vervangen door een statischer bouwen. Grondplan
en gevels worden streng symmetrisch. Het muurvlak herkrijgt zijn betekenis,
ook constructief. De verticale lijnen van de gotiek worden door horizontale
vlakken vervangen. Naast de kerkbouw krijgt de profane bouw een grote
plaats:
ITALIE. De Italiaanse renaissance wordt verdeeld in twee perioden: de
vroegrenaissance, van ca. 1420 tot 1500, dus de 15de eeuw of quattrocento,
en de hoogrenaissance tot omstreeks 1575, de eerste 75 jaar van de 16de
eeuw of cinquecento. De gotiek was in Italie nooit consequent aanvaard.
Slechts haar ornament werd gebruikt voor een in wezen nog antiek bouwen.
Toen dit bouwen vernieuwing onderging en voor het ornament inspiratie
werd gezocht bij de Romeinen, werd de nieuwe stijl geboren. Zeker, in
bet begin heeft men echter de Romeinen nimmer zonder meer gekopieerd.
Wel deed men opmetingen aan oude bouwwerken en bestudeerde men de in 1430
teruggevonden boeken van Vitruvius, die reeds in de lste eeuw voor C.
10 boeken over bouwkunst schreef, o.m. over de klassieke zuilenorde. Het
paleis is het meest karakteristieke bouwwerk van de renaissance. In de
vroegrenaissance is het strak, stoer en eenvoudig. Geheel anders dan de
klassieken streeft men naar verhevenheid en monumentaliteit. De verticale
geleding door zuilen wordt niet meer toegepast. Het gebouw is door sterke
horizontale accenten aan de aarde gebonden.
Florence is in de vroegrenaissance het grote centrum van de bouwbedrijvigheid.
De rijke geslachten van de Medici, Pitti, Strozzi e.a. laten er paleizen
bouwen.
Grote, ruw behakte en uitstekende `rustieke' stenen geven deze een burchtachtig
aanzien. Vooral de benedenverdiepingen met hun kleine vensters. De bovenverdiepingen
werden opgetrokken uit gladdere stenen en kregen ook grotere ramen. Op
de hoeken blijven de grove stenen echter lang gehandhaafd. De rondboogvensteis,
soms door een zuiltje onderverdeeld, verstoren bet muurvlak niet. Horizontale
lijsten en een ver uitstekende kroonlijst versterken het horizontale karakter.
De vertrekken eijn niet meer als in de middeleeuwen willekeurig gegroepeerd,
maar worden harmonisch en symmetrisch rondom een binnenhof `cortile' gerangschikt.
De bogengangen rondom de binnenhoven
maken een lichtere indruk dan bij de Romeinen. De gladde Corinthische
zuilen en de muurvlakken worden met een fijn, vlak relief van arabesken,
sierlijk vlechtwerk van antieke en middeleeuwse motieven, versierd. Een
nieuw motief is bet schild, als perkament met omgekrulde hoeken. Naast
kruis- en koepelgewelf komt het spiegelgewelf voor, dat elliptisch is
en met een vlak middenstuk.
FILIPPO BRUNELLESCHI (1337-1446), de eerste grote architect voor 1450,
bouwde o.a. het Palazzo Pitti.
In de tweede helft van de 15de eeuw worden de klassieke motieven talrijker.
Zeer vlakke in de muur opgenomen pilasters gaan de lijsten tussen de verdiepingen
dragen. De kapitelen zijn rijker en gevarieerder. De ramen worden vierkant,
missen een middenstijl, maar krijgen nu een omlijsting.
LEON BATTISTA ALBERTI (1404-1472), de theoreticus, bouwde eveneens te
Florence in deze trant bet Palazzo Ruccellai (z. afb. 25). Hij zoekt zowel
een horizontale als verticale harmonie van de verhoudingen.
In Venetie behouden de paleizen gotische elementen. Zij zijn opener en
hebben loggia's en balkons, daarvan getuigt bijv. bet Palazzo Vendramin-Calergi
(1481). Meer dan elders wordt in de dogenstad gebruik gemaakt van incrustatie,
inlegwerk van dunne, gekleurd-marmeren platen. Ook sgraffito wordt veel
toegepast. Door het wegkrassen van de dunne witte kalklaag boven de donkere
specie ontstond een zeer houdbaar ornament.
In Rome vindt de hoogrenaissance in de pausen zijn begunstigers. De paleizen
en `villa's' verliezen hun burchtachtig karakter. De klassieke invloed
wordt weer sterker. Dorische en Ionische pilasters verdringen de gladde
Corinthische. Het rustiek werk verdwijnt. Het ornament wordt eenvoudiger,
maar bet lijstwerk krijgt een krachtiger profiel. Veel toepassing vindt
een schelpvormig afgedekte nis in de muren. Het zuiverst in dit opzicht
is hier bet Palazzo della Cancelleria.
De kerkbouw gaat uit van de oudchristelijke basiliek en doopkapel. Het
grondplan krijgt de vorm van het Griekse kruis, aan vier zijden uitgebreid
met een kapel. Het geheel wordt ruim en licht. De grote bijdrage van de
renaissance aan de kerkbouw is echter het exterieur van de koepel boven
de viering. De koepel, in 1420 gebouwd door Filippo Brunelleschi op de
dom te Florence, wordt om zijn nieuwe constructie als bet eerste bouwwerk
van de renaissance beschouwd, ondanks zijn gotische spitsboogvormen. Het
achthoekig geraamte van de ribben van de koepel bevindt zich grotendeels
tussen de binnen- en de buitenkoepel. Daardoor wordt zowel in- als exterieur
een fraaie vorm verkregen. Alberti zal reeds twee van de meest kenmerkende
barok-bouwtranten toepassen, namelijk de eenbeukige kerk met aansluitende
zijkapellen (S. Andrea te Mantua), en de gevel waarvan het verhoogde,
met een fronton bekroonde middendeel door middel van twee brede voluten
met de lagere zijmuren wordt verbonden (Florence, Sta. Maria Novella,
1470).
De St. Pieter te Rome geeft een goed beeld van de ontwikkeling van de
hoogrenaissance naar de barok. De architect, DONATA DA URBINO BRAMANTE
(ca. 1445-1514), maakte hiervoor het ontwerp. Voor de koepel maakte MICHELANGELO
een nieuw ontwerp. Hij plaatste deze op een zware, veelhoekige onderbouw,
een tamboer. De doorsnede werd niet minder dan 42 m, terwijl de top 131
m boven de grond ligt. Barokbouwmeesters voltooiden de kerk.
FRANKRIJK. In Frankrijk onderscheidt men de verschillende renaissancestijlen
naar de regerende vorsten. Die van Frans I en Hendrik II zijn de voornaamste.
Onder Lodewijk XIII voltrekt zich de overgang naar de barok.
Ondanks Vlaamse en Italiaanse invloeden krijgt de renaissance hier in
de 16de eeuw een eigen vorm. Deze is vriendelijker en sierlijker dan de
Italiaanse:
Het grondplan van de kastelen wordt symmetrisch. Op de hoeken, de plaats
van de vroegere gevechtstorens, komen uitspringende partijen. De muren
worden ook hier door pilasters en kroonlijsten ingedeeld. Naast de vlakke,
laatgotische boog komt de Romeinse rondboog tussen pilasters. De daken
worden hoog en steil. Veel aandacht krijgen de hoge en brede schoorstenen
en de dakvensters, de lucarnes. Ook van de trappenhuizen wordt zeer veel
werk gemaakt. Beroemd is de half uitgebouwde wenteltrap van bet kasteel
te Blois. Dit werd, vrijwel gelijktijdig met andere kastelen aan de Loire
(Chambord, Chenonceau, Azayle-Rideau enz.), door Frans I aangevangen.
De in zijn opdracht ge
bouwde gedeelten zijn te herkennen aan de vaak nog middeleeuwse vormen
en aan zijn embleem, de vuursalamander, dat hij overal liet aanbrengen.
In Parijs gaf hij aan PIERRE LESCOT (ca. 1510-1578) de opdracht, een nieuw
Louvre te ontwerpen. Het uitgevoerde gedeelte werd bet schoonste voorbeeld
van de rijkdom en sierlijkheid van de Franse vroegrenaissance.
Na 1550, onder Hendrik II, verdwijnen de middeleeuwse vormen. Zij worden
door klassieke vervangen. De theoreticus PHILIBERT DE L'ORME '(ca. 1512-1570)
bouwde de Tuilerieen. Een vinding van hem is de Franse rustica orde: Dorische
en Ionische zuilen, door uitspringende banden over de zuilenschacht horizontaal
gedeeld. Deze hoogrenaissance is zwaarder en grover dan de vroegrenaissance.
Aan bet Louvre, de prachtige staalkaart van de Franse bouwstijlen, wordt
voor bet eerst `de grote orde' (de zuilen of pilasters omhooggaand door
meer dan een verdieping) toegepast.
De weinige kerken, die de middeleeuwen voor de renaissance te bouwen overlieten,
behielden bijna alle een gotisch karakter.
BELGIE. In de Zuidelijke Nederlanden worden de nieuwe opvattingen der
renaissance verspreid dank zij een humanist als Erasmus en uitgevers als
Plantijn (Antwerpen) en Elsevier (Leuven, Leiden). Dit belet echter niet,
dat, op bet gebied van de bouwkunst vooral, de Zuidelijke Nederlanden,
evenals de meeste landen van West-Europa, nog tamelijk lang trouw zullen
blijven aan de gotiek. Daarvan getuigt bijv. bet raadhuis van Oudenaarde
(1530). De eerste blijken van een italianiserende bouwwijze vindt men
te Brugge (Greffie 1535) en te Luik (paleis der prins-bisschoppen, 1526).
Aan de zuivere renaissance-opvattingen worden schilderachtige, plaatselijke
vormen toegevoegd. De Nederlandse uitgave van Sebastiano Serlio's standaardwerk
over de architectuur (Libri dell'architettura), in 1539, zal daaraan weinig
of niets veranderen. Het meesterwerk van de Vlaamse renaissance is inderdaad
nog steeds een compromis tussen de zuidalpijnse en noordelijke opvattingen;
bet geldt hier bet stadhuis van Antwerpen in de jaren 1561=65 door CoxxELis
DE VRIENDT (1514-1575) (bijgenaamd Floris) ontworpen en gebouwd. Ook Hnxs
VREDEMAx DE VRIES (1527-1606), een in Vlaanderen werkende Fries, vertaalde
Vitruvius; hij was ontwerper van allerlei typische sierelementen. Deze
versiering vond niet alleen veel bijval in Vlaanderen (gildehuizen te
Antwerpen), maar dank zij de druk- en prentkunst ook daarbuiten (Duitsland
en Engeland).
NEDERLAND.
In Noord-Nederland nemen de bouwmeesters wel details van Italie over,
maar er ontwikkelt zich toch een eigen stijl. Niet sierlijk of monumentaal,
maar intiem en burgerlijk in de goede zin van bet woord.
Een grote plaats in de bouwkunst gaat bet woonhuis innemen, dat nu bij
voorkeur van baksteen wordt opgetrokken. De afsluiting van bet hier zo
noodzakelijke schuine dak leidt daardoor als vanzelf tot de
trapgevel. De ramen werden door een kruis in vieren gedeeld (kruisvensters).
De onderverdieping, meestal een winkel, heeft dan een glazen pui en een
luifel. Na 1550 worden voortdurend meer renaissance-ornamenten gebruikt.
Grote invloed hebben de boeken van Hans Vredeman de Vries. Veel succes
hebben zijn cartouches, weelderig omkrulde gevelstenen. Om meer ornament
te kunnen aanbrengen worden de trappen van de gevel vergroot. Voluten
worden gaarne aangebracht. Tussen de baksteen wordt meer en meer natuursteen
als versiering toegepast. Tussen de ramen komen vaak pilasters. Lijsten
delen de gevel horizontaal in. Mooie voorbeelden hiervan zijn de Vleeshal
te Haarlem en bet Stadhuis te Leiden. Zij werden omstreeks 1600 door LIEVEN
DE KEY (ca. 1560-1627) gebouwd. Diens tijdgenoot HENDRIK DE KEYSER (15651621)
onderging sterk de invloed van de Franse en Italiaanse renaissance. De
hem gestelde opgave, een specifiek psotestantse kerk te bouwen, een kerk
derhalve waarin de kansel in bet middelpunt en niet een altaar achterin
stond, werd door hem niet geheel opgelost, maar zijn pogingen daartoe
kregen vorm in de Zuider-, Noorder- en de Westerkerk te Amsterdam, welke
evenals vele andere zijner bouwwerken behoren tot bet beste wat de Hollandse
bouwkunst heeft voortgebracht. Maar reeds heeft deze persoonlijke stijl
vele trekken van de barok, die nu ook hier haar invloed doet gelden.
|
|
|