LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
Overzicht van de Gnostiek in de geschiedenis II. Kenmerkende Gnostische ideeën: 1. Cosmisch dualisme: een scheiding tussen geest en materie, goed en kwaad 2. Een onderscheid tussen de beperkte Oud Testamentische God, Yahweh, die gelijkgeschakeld werd met Platos Demiurge of Handwerksman, en de Allesoverstijgende God van het Nieuwe Testament 3. De Schepping is een fout, vanwege het falen van Sophia (de Wijsheid) Voor Gnostische Scheppingsmythe, klik hier. 4. Materie = Kwaad 5. De meeste mensen zijn onwetend over de goddelijke oorsprong van hun ziel en de ketening ervan aan de materie 6.Er zijn goddelijke vonkjes te vinden in geestelijk toegelegde mensen 7. Geloof in een Verlosser, die niet echt menselijk was (geketend aan de materie) en niet echt aan het kruis stierf. Deze Verlosser brengt verlossing in de vorm van een geheime gnosis of kennis die hij na zijn opstanding doorgaf 8. Het doel is de gevangenis van het lichaam te ontvluchten, de planetaire sferen met hun vijandige demonen over te steken (met hulp van de geheime kennis) en verenigd te worden met God 9. Verlossing is niet door geloof of door werken, maar door speciale gnosis (kennis) over de eigen ware situatie en over hoe de demonen op weg naar God bezworen kunnen worden 10. Wisselende morele inzichten. Carpocrates moedigt zijn volgelingen aan tot overspel, Epiphanes, zijn zoon, leerde dat losbandigheid God's wet was. De meeste Gnostici zijn echter anti-materialistisch en daarom sterk ascetisch. Sexuele gemeenschap deed het rad der geboorten, waar de mensheid in vast zat, moest vermeden worden. Vrouwen, die de sexuele begeerte opwekten, zijn dan de bron van alle kwaad. Toch waren vrouwen prominent in veel gnostische sekten. 11. De Doop en de Maaltijd van de Heer worden gezien als geestelijke symbolen van de gnosis 12. De Opstanding is geestelijk, niet lichamelijk. In het Nag Hammadi geschrift DeResurrectione wordt bevestig dat de Verlosser de Dood verslindt.... Want hij legde de wereld af die vergaat.Hij veranderde zichzelf in een onvergankelijke aeon en deed zichzelf opstaan, nadat hij het zichbare het had laten opslokken door het onzichtbare, en hij gaf ons de weg naar de onsterfelijkheid .Maar als wij openbaar worden in deze wereld door Hem aan te doen, dan zijn wij zijn stralen en worden wij door Hem omstraald tot onze ondergang, dat is onze dood in dit leven. Wij worden opwaards getrokken door Hem zoals de stralen door de zon, zonder teruggehouden te worden door wat dan ook.Dit is de geestelijke opstanding die het geestelijke samen met het vleselijke verslindt.
1. De gnostiek was na de klassieke periode vooral bekend door de bestrijding ervan in geschriften van kerkvaders zoals: Irenaeus van Lyons 140-200 Tot de vondst van de Nag Hammadi-geschriften gold Irenaeus werk Adversus Haereses als de belangrijkste bron van kennis over de door hem fel bestreden gnostiek. Clemens van Alexandrië 140-200 Tertullianus 160-230 Tegen de Valentinianen, Vijf Boeken tegen Marcion, Over het Vlees van Christus, Over de opstanding van het Vlees. Hippolytus (stierd 253) bestreed de gnostici in zijn Syntagma. Epiphanius van Salamis 310/15-403, bestreed met zijn Panarion (medicijnkist) ketterse stromingen. Augustinus 354-430 meende de waarheid enige tijd te vinden in het Manicheïsme maar bestreed deze stroming na zijn bekering tot het orthodoxe Christendom: De Anti-Manichaeische Geschriften De vroege kerkvaders zagen de oorsprong van de Gnostiek in de eerste eeuw en zagen Simon de Tovenaar uit Samaria (Hand 8) als de eerste Gnosticus. Volgens de kerkvaders deed Simon aan magie, claimde hij goddelijk te zij, en leerde hij dat zijn vrouwelijke gezel, een vroegere prostitué, de reïncarnatie was van Helena van Troie. Hippolytus (stierf. 236) schreef de Apophasis Megale (waar de gnostische 'Mis' in aan de orde komt) toe aan Simon. Simons volgeling Menander, die leerde in het Syrische Antiochië tegen het einde van de eerste eeuw, leerde dat wie in hem geloofde niet zou sterven. Het empirische bewijs van die claim bleef uit.Aan het begin van de tweede eeuw beweerde Saturninus (Satornilos) dat de onlichamelijke Christus de Verlosser was: hij ontkende dat Christus echt vlees geworden was. Dit geloof deelde hij met het docetisme. In deze periode leerde Cerinthus uit Klein Azie het adoptionisme, dat Jesus slechts mens was maar het Christus-zijn aannam bij zijn doop. Omdat Christus niet kon sterven verliet hij Jezus voor de kruisiging.
2. In recentere tijd zijn historische bronnen teruggevonden In de 18e eeuw zijn twee omvangrijke koptische boeken van perkament met een gnostische inhoud gevonden, de Codex Askewianus (dat het geschrift Pistis Sophia bevat) en de Codex Brucianus (dat het geschrift Het Boek van Jeu bevat) In 1896 heeft het Museum van Berlijn in Cairo een papyruscodex verworven met vier onvolledig bewaard gebleven geschriften (pas volledig gepubliceerd in 1955), de Codex Berliniensis: het Evangelie volgens Maria (Magdalena); het Geheime boek van Johannes; de Wijsheid van Jezus Christus; de Handeling van Petrus. In 1945 werden in Nag
Hammadi, in Egypte, 45 verschillende (sommige zeer gehavende)
koptische gnostische teksten gevonden. Het betreft 4e eeuwse vertalingen
(of afschriften daarvan) van oorspronkelijk derde eeuwse Griekse geschriften.
Veel van de afzonderlijke geschriften zijn toegeschreven aan personen
die bekend zijn uit her Nieuwe Testament (dat was in die tijd gebruikelijk).
Zij dragen titels zoals: het Evangelie volgens
Thomas, het Evangelie volgens Filippus,
het Geheime boek van Johannes, het Gebed van de apostel Paulus, de Openbaring
van Paulus, de Openbaring van Petrus, het Geheime boek van Jacobus, twee
maal een Openbaring van Jacobus en het Onderricht van Silvanus. Engelstalig zijn de geschriften on-line te raadplegen via de Gnostic Society Library
III Wie waren de Gnostici? 1. Cerinthus leerde in klein Azie dat de wereld door een lagere macht geschapen was. Jezus was niet maagdelijk geboren maar als zoon van Jozef en Maria, maar ook als zoon van de Schepper. De Christus die als duif op hem neerdaalde was de Zoon van de Hoogste Macht, en deze deed de wonderen 2. Basilides van Egypte werd een dualist genoemd door Irenaeus en een monist door Hippolytus. 3. Valentinus van Alexandria
was ook een prominent Gnosticus. Hij kwam naar Rome in 140 en leerde dat
er eer serie goddelijke emanaties (uitstrommingen) was. Hij verdeelde
de mensheid in drie categorieën: (I) Stofjesmensen of ongelovigen,
die opgingen in het materiele en hun vleselijke natuur; (2)geestmensen
of gewone Christenen die door geloof en Geest leefden, en (3) spirituele
Gnostici. Onder zijn volgelingen waren Ptolemaeus, Heracleon en Theodotus.
Heracleons interpretatie van het Evangelie naar Johannes is het
eerst bekende Nieuw Testamentische commentaar. Voor Quispel over Valentinus, klik hier 4. Ptolemaeaes was een westelijke leerling van Valentinus 5. Heracleon was een westelijke leerling van Valentinus 6 Theodotus behoorde tot de oosterse richting van de Valebtinianen die,
in tegenstelling tot de westerse richting dacht dat het lichaam van Jezus
geestelijk was. Jezus de Verlosser was afkomstig van de goddelijke volheid
(pleroma) en daalde, bekleed met het geestelijke zaad van Sofia af naar
de aarde. Daar bekleedde hij zich met de onzichtbare psychische Christus,
die was aangekondigd in het Oude Testament en die Theodotus `beeld van
de Verlosser' noemt. Omdat hij echter een zichtbaar lichaam nodig had,
werd in de maagd Maria een bijzonder lichaam voor hem samengesteld. Het
geestelijke deel hiervan was afkomstig van de heilige Geest, overeenkomstig
Lucas 1,35a: `de heilige Geest zal over u komen'. Het psychische deel
van dit lichaam was echter afkomstig van God de Schepper, overeenkomstig
Lucas 1,35b: `de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen'."
Jezus Christus bestond dus ui vier elementen. Toen dit lichaam zou sterven,
trok de Geest zich eruit terg. De Verlosser wekte dit sterfelijke lichaam
uit de dood op, en de psychische Christus zerte zich aan de rechterhand
van de Schepper.
8. Marcion van Sinope in Pontus was een prominent gnosticus. Hij verkondigde dat de God van het Oude Testament niet dezelfde was als de God van het Nieuwe Testament en erkende slechts een deel van het Evangelie naar Lucas en tien Paulinische Brieven (niet de pastorale Brieven). Hij werd sterk bestreden door Tertullian(ca. 160s-ca. 215). Marcion werd de aanleiding voor de vroege Kerk om tot een consensus te komen over de Canon. Zie ook Marcionisme 9. Mani Het Manicheisme, een dualistische secte waar Augustinus korte tijd toe behoorde, had grote aantrekkingskracht en gebruikte gezangen o zijn ideeën te verbreiden, een idee dat door Ambrosius overgenomen werd. Alleen in zuid-west Iran overleefde het gnosticisme de vervolging. IV Binnen welke Godsdienst bevindt zich de Gnostiek: A. De Gnostiek heeft een duidelijke binding met het Jodendom, zoals te zien is aan de titels van sommige vroege Gnostische geschriften als De Apocalyps van Adam en De Paraphrase van Shem. B. De Gnostiek kent ook een vroeg-Christelijke binding. In de brieven wordt de gnostiek wel herkend, zowel in wat verdedigd als in wat bestreden wordt, veel gnostisch materiaal gaat over Jezus.. C. Titels met niet-bijbelse namen zoals Zostrianus, Marsanes, de Spreuken van Sextus, wijzen op andere verknoping.. V. Was de gnostiek onderdeel van het Christelijk geloof? Nadat Roukema in zijn boek over de gnosis (Riemer Roukema, Gnosis
en Geloof in het vroege Christendom. Een inleiding tot de gnostiek
Zoetermeer 2004, voor inhoudsopgave klik hier)
de gnosis van de kerkvaders Clemens van Alexandrie, Origenes en Evagrius
van Pontus heeft besproken komt hij tot de conclusie: Uit deze bespreking van Clemens, Origenes en Evagrius blijkt dat de katholieke kerk van de eerste eeuwen een eigen gnostische traditie heeft gekend. Deze gnosis, die slechts voor gevorderde christenen was bedoeld, moest uiteindelijk leiden tot de mystieke aanschouwing van God, tijdens her leven in her aardse lichaam en daarna. Bovendien omvatte deze gnosis een theorie over het ontstaan en weer verdwijnen van de materiele wereld, waarin alles geheel geestelijk zou zijn. Het speculatieve karakter van deze kennis voor ingewijden heeft echter in de katholieke kerk grote argwaan opgeroepen. Vanaf het einde van de vierde eeuw is over dit erfgoed een heftige strijd losgebrand, toen bleek dat tal van monniken zich hierop orienteerden.'Tijdens of vlak voorafgaande aan her concilie van Constantinopel in 553 zijn hun gezichtspunten - die men toen met name aan Origenes toeschreef- afgewezen en veroordeeld.De toenmalige keizer van her romeinse rijk, Justinianus, was een belangrijke motor achter deze veroordeling. Zijn motief daarvoor was, dat hij zijn rijk wilde vrij maken van de oude heidense invloeden. Om die reden had hij in 529, twee jaar na zijn aantreden als keizer, de neoplatoonse filosofenschool te Athene gesloten. Uit een brief die hij heeft geschreven aan patriarch Menas van Constantinopel blijkt, dat hij Origenes zag als een spreekbuis van de griekse mythologie en van Plato.Zo was de veroordeling van Origenes en van de origenistische monniken een late poging om aan deze vorm van hellenisering van het christendom een halt toe te roepen.
|
|