NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw

 



Beeldhouwkunst.
Ook de beeldhouwkunst zocht de schoonheid in vrijheid, eenvoud en natuurlijkheid. Het zoeken naar de equivalente vorm voor de gedachten weerspiegelt zich prachtig in de figuren van terracotta, van marmer, maar vooral ook van brons. De vrouwenfiguren meestal gekleed, de mannenfiguren naakt: Jammer is dat wij deze vrijwel uitsluitend uit Romeinse kopieen kennen. Ook de bij de Grieken zo geliefde verfraaiingen der beelden in vele kleuren zijn op enkele sporen na verdwenen. De invloed die de Griekse beeldhouwkunst op Europa uitoefende was zeer groot.
In de stijve beelden uit de begintijd is nog duidelijk de houten paal of het stenen blok te herkennen, waaruit zij zijn ontstaan. Invloed van Egypte is onmiskenbaar in de symmetrische stilering en de frontaliteit. Dit is mede gevolg van de toegepaste techniek. Het beeld werd eerst in voor- dan in zijaanzicht uitgehakt, waarna pas de rondingen werden aangebracht. Kenmerkend voor deze vroege beelden zijn de starre maskers met hun archaische, uit de oudheid stammende glimlach.
De Hera van Samos (550 v. C.) heeft nog de ronde zuilvorm. De Apollo van Tenea, uit dezelfde tijd, maakt, juist door zijn poging tot beweging, een houterige indruk. Langzamerhand worden de anatomie en de beweging beter. De onderlinge samenhang en de werking van spieren en botten worden echter nog niet beheerst. Dit maakt de beweging nog onnatuurlijk.
In de Tympanons van het Aphaia-heiligdom te Aegina (480 v.. C.) strijden de decoratief gestileerde Grieken nog in streng symmetrische groepen, de archaische glimlach nog om de mond. Op de Zeus-tempel te Olympia heeft 25 jaar later de glimlach plaats gemaakt voor een passender uitdrukking en de beweging is veel natuurlijker. De stand der figuren is echter nog vrij willekeurig gekozen.
Omstreeks 450 v. C. bereikt, na een ongelooflijk snelle ontwikkeling, de beeldhouwer zijn doel. Wanneer MYRON (ca. 500-430 v. C.) zijn Discuswerper uitbeeldt, op het rustmoment tussen opzwaai en gooi, doet hij dat met volledige beheersing van de menselijke figuur. Polycletus (ca. 465-ca. 420 v. C.) tracht in zijn Speerdrager een canon vaste..proportieregels voor de ideale mensfiguur te Seven. Slechts in kleine onderdelen zoals de rechte neus, de dikte boven de heupen en de geaccentueerde knieen wijkt het Griekse ideaal van de mensfiguur af. Toch is men niet realistisch. Gestreefd wordt niet naar de figuur zoals deze is, maar zoals deze wordt gewenst. `Kresilas (ca. 465 v. C.) maakt edele mannen edeler' is de hoogste lof voor de portrettist van Perikles.
De ca. 500 v. C. gemaakte friezen en tympanons van het Parthenon betekenen het hoogtepunt van de ontwikkeling. Zelden is de menselijke schoonheid vollediger in de stof tot uitdrukking gebracht.
Na 400 v. C. wordt de kunst fijner, sierlijker, eleganter. Maar minder verheven en krachtig. Ook het vrouwelijk naakt wordt nu prachtig uitgebeeld. Maar de voorname eenvoud gaat verloren. De beeldhouwers uit de 4de eeuw v. C., Praxiteles, Scopas en Lysippus zijn in staat iedere houding van elke figuur feilloos weer te geven. Maar de overdrijving komt, het gestelde ideaal wordt vergeten. Men wordt realistischer en doet pogingen gemoedstoestanden uit te beelden, hetgeen soms theatraal aandoet.
Het Hellenisme brengt ons grote en imponerende beeldhouwwerken. De Laokoongroep en het Zeusaltaar van Pergamon zijn weergaloos knap, maar hun barokke pathos overtuigt ons niet meer.