|
|
|
Bouwkunst.
De bouwkunst had geen graniet maar klei ter beschikking. Veel ging daardoor
verloren. Maar duurzaamheid word ook niet verlangd. De klei werd vaak
niet eens gebakken. Van architraafbouw, zoals in Egypte, kon hier dan
ook geen sprake zijn. Noodgedwongen vond men de uit vele kleine steentjes
samengestelde gewelfbouw uit. Maar het gewelf bleef smal en zwaar. Voor
grote ruimten waren er vele naast elkaar nodig. Op de gewelven word aarde
gestort om weer een vlak terras te krijgen. Zo ontstonden de `hangende
tuinen van Babylon'.
HET PALEIS en niet de tempel of het graf werd het centrum van de aandacht.
Een paleis, zoals van koning Sargon te Chorsabad, lag op een vestingachtig
terras, rond grote binnenplaatsen. De tempel was in het paleis opgenomen.
Deel daarvan was een hoge toren in de vorm van een trappiramide. De `toren
van Babel' moet 160 m hoog zijn geweest.
De Perzen bouwden iets luchtiger. Darius I gebruikte te Susa houten zuilen.
Een hoog basement draagt hier een lange, gecanneleerde zuil. Het driedelig
kapiteel bestaat uit een bladerkroon met daarboven een vierkant deel met
verticale voluten en de voorhelften van twee stieren, die een houten balk
op de gezamenlijke rug dragen.
Zie ook: Ancient
Mesopotamia
|
|
|