|
| |
Schilderkunst. Van de Griekse schilderkunst is, uitgezonderd die op
de vazen, weinig over. In het begin werd waarschijnlijk, evenals in Mesopotamie,
zonder plastiek of schaduw te gebruiken, uitsluitend decoratief geschilderd. Polygnotus
(ca. 500-ca. 440 v. C.) gebruikte ten tijde van Perikles nog bijna geen perspectief.
Maar ook hier worden op den duur alle technische moeilijkheden overwonnen.
Van Zeuxis (ca. 400 v. C.) gaat het verhaal, dat hij zo natuurgetrouw schilderde,
dat de vogels naar de druiven op zijn schilderije.n pikten. Hiertegen werd in
de aanvang, o.a. door Plato, fel geprotesteerd. Een schilderij was plat, diepte
erin brengen was bedrog. Al spoedig echter werd het perspectief van landschap
en architectuur ontdekt en geheel beheerst. In de 4de eeuw werd meer aandacht
besteed aan de plastiek, de lichten-schaduwwerking en een helderder kleur.
Men had een monumentale schilderkunst, die zich bezighield met het versieren van
wanden van openbare gebouwen in de frescotechniek, en een bescheidener vorm, het
beschilderen van het paneel. De vaasschilderkunst geeft wel geen goed beeld
van de vrije schilderkunst, maar is op zichzelf zeer de moeite waard. Op Kreta
zijn mooie, levendig en vrij geornamenteerde vazen gevonden, die een Egyptische
invloed verraden. Op het vasteland ontstond een strengere stijl, geometrisch en
lineair, die meer rekening met het voorwerp hield. De dier- en mensfiguren hierin
zijn eerst nog ondergeschikt. Spoedig echter worden deze belangrijker. De compositie
is evenwichtiger en de tekening gevoelig. Met zwarte vernis werden de figuren
op de terracottavazen geschilderd. In de Sde eeuw verandert dit. Zij worden dan
in het zwart uitgespaard. Tot in de 4de eeuw blijven de stijl en de figuur sober
en eenvoudig. Dan gaat men vrijer werken, lichteffecten gebruiken en ingewikkelder
componeren. Het hellenisme gebruikt veel relief en ornament, opnieuw door Egypte
beinvloed.
| | |