NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis




Vroeg Christelijke Liturgie
Kerk, Keizerrijk en Cultuur

Met ingang van de vierde eeuw zijn er een aantal belangrijke historische en culturele ontwikkelingen die invloed hadden op de kerk, de liturgie zowel als de praktijk van het geloof. De basisstructuur van de liturgie was al een feit, toekomstige veranderingen spelen zich af binnen die basisstructuur.

De kerk had een bestaan gehad aan de rand van de maatschappij, was zelfs vervolgd. In de rk liturgie zijn er nog sporen van de tijd van vervolging en geheimhouding.

Zowel in de Oostelijke als in de Westerse werd dit anders toen Keizer Constantijn officieel de kerk toestond en het een wettige religie was geworden. De kerk floreerde. Maar de overheid bemoeide zich ook met kerkelijke zaken, wat soms veel spanningen veroorzaakte.

TERUG NAAR BOVEN

De Bekering van Constantijn

Hoewel hij zich niet liet dopen tot kort voor zijn dood in A.D. 337, werd Constantijn Christen en legaliseerde hij het Christendom waardoor het min of meer de staatsreligie werd. Met het Edict van Milaan in 313 A.D., he stond hij de Christelijke eredienst toe. Daardoor kwam er een eind aan de periode van vervolging en het ondergrondse karakter van de kerk. Dit resulteerde in de eerste grote veranderingen in de vorm van de liturgie.

De vervolging van de Kerk gedurende de vorige twee honderd jaar was niet continu geweest, afhankelijk van de keizer en de plaatselijke overheid; er waren perioden van betrekkelijke rust en tolerantie geweest, en perioden van actieve vervolging en martelaarschap. Gedurende deze perioden van tolerantie had de kerk gebloeid en ook gebouwen betrokken, maar die mochten niet opvallend of uitdagend zijn. Maar als een "illegale" gemeenschap binnen de staat kon dat niet al te openlijk.Na het Edict van Milaan werd het mogelijk zichtbare kerken te bouwen gewijd aan de eer van God en daar zelfs staatssteun voor te krijgen. Christelijke eredienst werd een publieke zaak en zorgden ervoor dat de eredienst uitgebreider en meer opgesmukt werd. Christelijke eredienst werd nu gezien door niet-gelovigen en moest voor hen begrijpelijk zijn, maar de eredienst moest aan hen ook het gevoel geven dat God met de juiste devotie tegemoet getreden werd. De eredienst was gemeenschappelijk geweest maar werd nu ook openbaar en kreeg een missionair aspect. Het resultaat was een grotere nadruk op handeling en ceremonie in de eredienst. [1]

Deze uitbreidingen in handeling en ceremonie openbaarde zich op verschillende manieren. In plaats van thuis bij welvarende leden of in onopvallende gebouwen werd de eredienst nu gehouden n speciaal ervoor gebouwde kerken. Meer versierde kerkelijke gewaden kwamen in de plaats van de eenvoudige gebedsmantel. Het gebruik van de zangtoon en het zingen van psalmen, gezangen en geestelijke liederen (ontleend aan de Joodse eredienst), werd verder ontwikkeld voor het meer openbare karakter van de eredienst. De zichtbaarheid werd vergroot.door dramatisering van de binnenkomst van de geestelijke, door processies en wierook[2], ook ontleend aan de Oud Testamentische eredienst. Ikonen als zichtbaar venster op de werkelijkheid van Christus, zijn heiligen en martelaren, werden meer en meer gebruikt. Deze veranderingen vonden plaats als reactie op de culturele verandering die de Kerk doormaakte toen zij een officiële status kreeg in de maatschappij

TERUG NAAR BOVEN

Kerkelijke Gewaden

Dit kan goed geïillustreerd worden aan de ontwikkeling van kerkelijke gewaden. Het meest in het oog lopende is dat zij ontleend werden aan de alledaagse cultuur. In de vroege kerk waren kerkelijke gewaden niet gangbaar (uitgezonderd misschien de eenvoudige gebedsmantel). Dit was ondanks het feit dat Exodus 28 expliciet de gewaden beschrijft die de priester moet dragen. Met uitzondering van een stola, als teken van een ambt, droeg men zijn gewone kleren . Al vroeg was er een kledingstuk dat het ambt aangaf. Polycrates, Bisschop van Ephess, verwijst in 190 A.D. naar de apostelen Johannes en Jacobus die "offerende priesters werden en een mijter droegen." [3] Gregorius van Nazianzus legde vast tussen 375-400 A.D. dat er "geen verschil was tussen de kleding van geestelijken (ambtsdragers) en niet-ambtsdragers." [4]

De kleding was ontleend aan de normale en traditionele kleding van de Grieks-Romeinse samenleving. "Wat deze kleding tot speciale liturgische kleding maakte was conservatisme. Toen de kleding van de de gelovigen veranderde in de zesde en zevende eeuw onder invloed van de nieuwe barbaarse mode, hield de geestelijkheid als laatste vertegenwoordiger van de oude beschaafde tradities de oude beschaafde kleding." [5] Deze 'toevallige' verandering werd een symbolische uitbreiding van de liturgische mogelijkheden. Zo is vaak Christelijke betekenis verleend aan dingen die eerst functioneel waren, zoals het gebruik van lichten (kaarsen) en wierook tijdens de Eucharistie (oorspronkelijk bedoeld om de onwelriekende geur van een menigte mensen te onderdrukken). [6] Elementen uit het Oude Testament werden behouden en kregen, indien nodig, een Nieuw Testamentische betekenis.

TERUG NAAR BOVEN

Schoonheid in de eredienst

Schoonheid en het esthetische aspect van de eredienst kregen onder de nieuwe omstandigheden alle kans.

Alexander Schmemann benadrukt dat de esthetische kant de innerlijke verbinding tussen de gelovige en het heilswerk van Christus dichterbij brengt. "het ontvouwen van deze verbinding is precies de inhoud van de Christelijke dienst, van Christelijke poezie en zelfs van de eredienst zelf." [7]

Vaak wordt er op gewezen dat de schoonheid van de tweeduizend jaar oude eredienst niet 'toevallig'gegroeid is, maar dat de heilige Geest ertoe bijgedragen heeft dat die diep, roerend, inspirerend en betekenisvol is.

TERUG NAAR BOVEN

Architectuur en Eredienst

De basilica was het type gebouw voor grote groepen mensen in het Romeinse Rijk. Het vormde in feite een rechthoek en de overspanning van het dak werd ondersteund door twee rijen zuilen in de lenterichting van het gebouw. Dit was de vorm van de meeste gebouwen die een wereldlijk doel hadden en overgenomen werden voor de Christelijke eredienst. Het gebouw op zich werd niet het belangrijkst geacht bij de eredienst. Dit blijft de meest gebruikte vorm van kerkbouw in het Westen tot in de Renaissance. Zie hieronder twee gangbare vormen.

De basilica had inherente beperkingen. De rijen zuilen verdeelden de ruimte in drie onderdelen met een half open afscheiding. In grotere basilicas werd de gemeente in nog meer delen gesplitst. Bovendien zorgde de langteopstelling voor een grote afstand voor de mensen achterin tot de plaats van handeling.

De vroege Byzantijnse architecten (beginnend in de tijd van Constantijn) losten deze problemen op door een gebouw te ontwikkelen waarin alles aan zijn doel beantwoordde. Het meest dramatische aspect van deze bouwkundige ontwikkeling was het vervangen van de rechthoek als grondplan door een vierkant. Hierdoor waren geen zuilen nodig. Het gebouw werd afgedekt door een koepeldak. De bema met de ark, de lezenaar, en de bisschopszetel konden centraal geplaatst worden zonder hinder voor de gelovigen die zich rond de bisschop en zijn lezers verzamelden voor de synaxis. De gemeente maakte ruimte voor de processie van de heilige gaven naar het altaar en ging daarna om het altaar heen staan.

Byzantine Church

De Kerk van de Hagia Sophia (Heilige Wijsheid), begonnen door Constantijn "zou het grandioze model worden van het nieuwe type Christelijke kerk, dat misschien wel de beste aanpassing was aan zijn doel dat ooit bereikt was." [8] Hierbij moet wel opgemerkt woren dat de gemeente stond en er geen banken de ruimte fixeerden Deze situatie bleef bestaan tot in de 17e eeuw.

TERUG NAAR BOVEN

De Synaxis en de Maaltijd van de Heer (Eucharistie)

De grote structurele verandering in de ontwikkeling van de Christelijke eredienst had plaatsgevonden voor het eind van de derde eeuw. Tot die tijd was het niet ongebruikelijk dat de Christelijke eredienst nog twee gescheiden delen had, de Synaxis (direct ontleend aan de Synagoge ) en de Maaltijd van de Heer. De Maaltijd van de Heer was alleen voor gelovigen. Gaandeweg werden de twee één. Tegen het eind van de zesde eeuw was het gescheiden houden van de aparte onderdelen ongebruikelijk geworden. De twee onderdelen hadden enige op elkaar lijkende en overlappende gedeelten, die in elkaar geschoven werden. Voor de synthesis, hadden de Synaxis en de Eucharistie de volgende onderdelen:" [14]

Synaxis of "Samenkomst" Eucharistie
Groet en Respons Groet en Respons
Lezingen met Psalmodie Vredeskus
Psalmodie Offertorium
Preek Eucharistisch gebed
Wegzending van de Catechumenen (geloofsleerlingen) Breken van het brood
Voorbeden Communie
Zegen Zegen

In de Oosters Orthodoxe Kerk en de Westers Katholieke Kerk werden deze twee samengevoegd met litugische verrijking zoals het toevoegen van gezangen, het uitbreiden van litanieën, en de toevoeging van de geloofsbelijdenis vand Nicea. De bewoordingen varieerde, maar de structuur was hoogstwaarschijnlijk ook al in de eerste eeuw zoals aangegeven. De Synaxis lijkt veel op de Synagoge service. En de Eucharistie is bijna identiek aan de Eucharistie in Rome in 150 A.D. die Justinus Martyr beschrijft in zijn Eerste Apologie.

De vroege Christelijke Kerk ontleende aan het Jodendom het begrip van heilige of liturgische tijd, weekelijks en dagelijks, met bijbehorende liturgische erediensten. Naast de diensten op de Sabbath waren er in het Jodendom dagelijkse gebedsdiensten. Deze kwamen mee naar het Christendom en vormden de basis voor de oorspronkelijke gebedsorde. Er is niet veel textueel gbedsmateriaal uit deze tijd overgeleverd, maar toch kan gezegd worden dat minimaal de norm inhield een morgengebed en een avondgebed. Midden in de derde eeuw hadden deze zich al ontwikkeld tot de metten (Orthros in het Grieks) als morgendienst en Vespers (Esperinos in het Griek) als de avonddienst bij zonsondergang.

De liturgische ontwikkelingen van de vierde eeuw vormden geen breuk met wat voorafging [10] Hetzelfde geldt voor de esthetische uitbreidingen en verbeteringen.[11] De liturgie nam een vaste vorm aan vanaf ca. 800 A.D, met nadien slechts kleine variaties.

Niet alleen de vorm van de liturgie is betrekkelijk laat in datum, het meeste dat aangenomen wordt als normatief in het Christelijke geloof en leer is ook betrekkelijk laat. De gezaghebbende formulering van de leer van Christus en de Heilige Drieëenheid waren ook producten van de vierde eeuw, het werk van de vroege Oecumenische Synoden in de strijd tegen de ketterij. Ook de vastlegging van de Nieuw Testamentische Canon is uit dezelfde tijd. De hoofdtaken van de vroege Oecumenische Synodes was het formuleren van deze leer, en de belijdenis en de Canon. Deze leer en deze belijdenis werd daarna vanzelf deel van de eredienst. van de vroege Kerk.

Zie ook verdere pagina's over de vroeg Christelijke Eredienst

  • Ontwikkeling van de Eredienst
  • Joodse Elementen in de Eredienst
  • Eredienst in de Vroege Kerk
  • Kerk Keizerrijk en Cultuur
  • Vroeg Christelijke Kerkmuziek



    Deze pagina is opgesteld met gebruikmaking van: Williams, B. and Anstall, H.; Orthodox Worship: A Living Continuity with the Synagogue, the Temple and the Early Church; Light and Life Publishing, Minneapolis, 1990.

    TERUG NAAR BOVEN


    [1] Gregory Dix, The Shape of the Liturgy, The Seabury Press, New York, 1982, p. 397.

    [2] Alexander Schmemann, Introduction to Liturgical Theology, St. Vladimir's Seminary Press, 1973, p. 120.

    [3] Eusebius, The History of the Church, Dorset Press, New York, 1965, p. 141.

    [4] G. Dix, op cit, p. 399.

    [5] G. Dix, op cit, p. 404.

    [6] G. Dix, op cit, p 430.

    [7] Alexander Schmemann, The Historical Road of Eastern Orthodoxy, St. Vladimir's Seminary Press, Crestwood, 19xx, p. 191.

    [8] Louis Bouyer, Eucharist, Notre Dame Press, Notre Dame, 1968, p. 64.

    [9] G. Dix, ibid, p. 434.

    [10] A. Schmemann, Introduction to Liturgical Theology; p. 96.

    [11] G. Dix, ibid, p. 546.



  •