NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis



Oosters Orthodoxe Liturgie

- Overzicht
- Vroeg Oosters Orthodoxe Liturgie
- De Byzantijnse Synthese
- Iconografie en Eredienst
- Het Byzantijnse Typicon

Het Byzantijnse Typicon




De orde van de dienst en de gebeden in de Oosters Orthodoxe Kerk is vastgelegd in het Typicon, een boek dat de orde van dienst voor de riten van alle diensten, speciale gebeden en kerkelijke vieringen voor het hele jaar geeft. De twee belangrijkste bronnen voor het Typicon zijn de oude Ordo van het Klooster van de Heilige Sabbas in Palestina (de Jeruzalem Ordo), en van het latere Klooster van Johannes de Doper van Studius te Constantinopel. Deze monastieke centra waren plaatsen waar de bestaande praktijken werden vastgelegd en samengevoegd in een gestandaardizeerde vorm.

De Ordo van de heilige Sabbas is verbonden met vele bekende monastieke heiligen in Palestine, en de kerken en kloosters bij de heilige plaatsen in het gebied rond Jeruzalem. De Ordo van de heilige Sabas ontwikkelde zich naarmate de Kerk zich ontwikkelde, het monikkendom bloeide en een standaard onderdeel van het kerkelijk leven werd en een belangrijk wapen in de strijd tegen de ketterijen bleek te zijn. Het werd de regel voor het gebed van de hele Kerk en bereikte zijn uiteindelijke vorm in de negende eeuw.

De Studius Ordo lijkt in structuur erg op de Jeruzalem Ordo, en is een latere synthese die plaats vond in de Byzantijnse hoofdstad. Hij onderscheidt zich door zijn hymnografie (in het bijzonder de ontwikkeling van het Triodion van de Lijdenstijd), en harmonizeert de oudere Ordo's, en vanwege enige unieke structurele elementen. In de ontwikkeling van deze twee Ordo's is het toppunt te zien van het proces van vastleggen en samenvoegen van de liturgische vorm en praktijk in het midden van de Byzantijnse periode. De ontwikkeling van de Ordo in de Oostelijke Kerk is minimaal geweest na deze periode.

Er is een achterliggend idee dat het concept van een uniform gebed motiveerde: "Naast de authentieke ontwikkeling en ontdekking van de lex orandi [regel van gebed] van de Kerk is er ook een verduisterende tendens in de traditie. Wij vinden dat dit feit toegegeven moet worden en dat er ten minste een poging gedaan moet worden om dit te verklaren, hoezeer het ook ingaat tegen de buitengewoon wijdverbreide en blinde "absolutering" van het Typicon in al zijn details, die in de Oosters Orthodoxe Kerk te vinden is. Wat is echt vast en eeuwig in deze Ordo die overgeleverd is in zo'n gecompliceerd proce, en die zulk een verscheidenheid aan lagen van materiaal bevat? Wat is zijn essentiele aard als de liturgische traditie van de Kerk, als de "regel van het gebed," die, volgens de leer van de Kerk, haar "regel van het geloof" bevat en openbaart? Als we de culminatie van deze ontwikkeling en het opbouwen van laag op laag een "synthese" hebben genoemd en niet een ratjetoe, in welk opzicht heeft deze synthese een creatieve en bepalende betekenis voor de toekomst? Op een moment dat de wereld waarin de Kerk leeft niet meer Christelijk genoemd kan worden zoals die Christelijk was van de vierde tot de twintigste eeuw, is dit de enige vraag die er echt toe doet."

"Geen enkele restauratie in de geschiedenis is ooit echt succesvol geweest. Alleen als er gebrek aan geloof in de Kerk zelf als bron van Leven is kkan met de tradities van het verleden omgegaan worden volgens het principe "laat wat vastgelegd is altijd zo blijven!" Traditie is voor de Kerk niet het uitzicht op een prachtig verleden, dat bewonderd kan worden in een stemming van esthetische religieuze nostalgie, maar eerder een oproep en een inspiratie. Alleen een liturgische theologie, dat wil zeggen, een gedetaileerde studie en verheldering van alle elementen die de liturgische traditie van de Kerk vormen (haar Sacramenten, cycli, rituelen en ceremonies) kan een waar antwoord op onze vraag leveren. Het huidige werk is enkel een algemene inleiding op een complete cursus in liturgische theologie. Aan het eind van deze inleiding moeten we wijzen op hoe naar onze overtuiging de Ordo de gids blijkt te zijn in de bestudering van de Oosters Orthodoxe eredienst.

"Wat absoluut essentieel is voor het juiste verstaan van de geest van de Byzantijnse synthese is dat deze ontegenzeggelijk gevormd is op de basis van de oorspronkelijke gebedsregel van de Kerk, en dat deze geaccepteerd moet worden als de uitbreiding en openbaring ervan, niettegenstaande de verre ontwikkeling van elementen die vreemd zijn aan deze lex orandi en die deze verduisterd hebben. Daarom, ondanks aan de ene kant de sterke invloed van de mysteriologische psychologie en aan de andere kant de ascetisch-individualistische psychologie, is de Ordo op zich organisch verbonden gebleven met de theologie van tijd die er oorspronkelijke als organizerend principe in vervat was. Deze theologie van tijd werd verduisterd en onzichtbaar gemaakt door "secundaire" lagen in de Ordo, maar bleef altijd aanwezig als de fundering van de interne logica en als eenheidsprincipe.

"Dit verband is evident, ten eerste in de correlatie (bewaard ondanks alle veranderingen) van de Eucharistie met de liturgy van tijd of in andere woorden, in de speciale plaats die ingenomen wordt door de Eucharistie in de algemene structuur van de Ordo. De Eucharistie heeft zijn eigen tijd, zijn kairos, en deze tijd is distinct van de eenheden die gebruikt worden om de liturgie van tijd te meten. We hebben gesproken over de ascetische en individualistische modificatie, die plaatsvond in de kijk op de Eucharist onder invloed van het monasticisme, en of hoe, in verband hiermee, de Eucharist werd opgenomen in de liturgie van tijd als een van zijn samenstellende onderdelen. Maar deze verandering werd nooit volledig aanvaard in de Ordo, en er is een karakteristieke ambiguiteit ten opzichte van de Eucharist. Het lectionarium, het apart zetten van een relatief klein aantal niet-liturgische dagen, en een hele serie andere rubrieken wijst allemaal op het succes van een tendens in dit proces. Het succes ervan kan ook teruggevonden worden in de brede acceptatie van de zogenaamde "votief missen". Daar ziet met het idee dat de Eucharistie onderworpen kan worden aan individuele behoeften.

"Als men echter alle verdere voorschriften van de Ordo samen neemt, als men met zorg hun innerlijke logica beschouwt en ook de rite van de Liturgie zelf, dan kan men niet twijfelen dat de Eucharistie zijn karakter als hét feest van de Kerk heeft behouden, als de uitdrukking en actualizatie van haar eschatologische volheid, als een handeling die gecombineerd wordt met de liturgie van tijd en er aan gerelateerd wordt, maar juist vanwege zijn ontologische verschil ermee. Het is waar dat de voorschriften over de kairos van de Eucharistie een dode letter zijn geworden in de moderne tijd. Maar wt belangrijk is, is dat deze voorschriften in feite bewaard zijn, en dit betekent dat voor diegenen die groot geworden zijn met de "Byzantijnse synthese" ze een onschendbaar deel van de liturgische traditie van de kerk vormen en deel zijn van de gebedsregel. Wat bewijzen deze voorschriften anders, dit hele gecompliceerde systeem van verbanden tussen de Eucharistie en tijd — met zijn uren, dagen en cycli — als het niet is dat de tijd van de Eucharistie iets bijzonders is, en dat wat het uitdrukt in tijd de tijd vervult en een andere maat geeft.

"De fundamentele betekenis van deze verschillende voorschriften moeten bezien worden in het principe van de incompatibiliteit van de Eucharistie met vasten. De Eucharistie wordt niet gevierd gedurende de vastentijd (Lijdenstijd). Op de stricte vastendagen, de dag voor Kerst en Epiphany, wordt het pas 's avonds gevierd, net als de Liturgie van het Gereserveerde Sacrament 's avonds gevierd wordt. Het hele gecompliceerde systeem voor het overzetten van de vasten op de dag voor Kerst en Epiphany naar de Vrijdag als ze blijken op een Zaterdag of Zondag te vallen drukt hetzelfde idee uit: Zaterdag en Zondag, als Eucharistische dagen, zijn onverenigbaar met vasten. Wat hier duidelijk is bewaard is het liturgische concept van vasten als verwachting, gekoppeld aan de Eucharistie als het Sacrament van de Parousia van de Heer. Zelfs waar de Eucharistie een dagelijkse dienst is, is deze niet simpelweg ingevoegd in het systeem van dagelijkse getijdediensten, maar behoudt het zijn speciale kairos, afhankelijk van de lengte van het vasten, het belang van de gedachtenis, etc.

"De betekenis van al deze voorschriften is duidelijk: de Eucharistie moet voorafgegaan worden door vasten of waken (waken is in feite een liturgische uitdrukking van het vasten, als een statie, of statio, vigilia), omdat in dit vasten of waken, in deze tijd van verwachting en voorbereiding, de tijd zelf wordt omgevormd tot wat het geworden is in de Kerk: een tijd van wachten en voorbereiding voor voor de nimmer eindigende Dag van het Koninkrijk. Het hele leven van de Christen en het hele aardse leven van de Kerk worden een vastentijd in de diepste betekenis van het woord: het eschaton, van het einde en de vervulling van de tijd, omdat alles verbonden is met dit Einde, wordt alles geoordeeld en verlicht in relatie ertoe. Maar dit "Einde" kan een kracht worden die het leven omvormt en "vasten" verandert in "vreugde en triomf" enkel en alleen omdat het niet alleen iets in de toekomst is, het beangstigende einde van alle dingen, maar eerder iets dat al gekomen is, al begonnen is en eeuwig "geactualizeerd" en "vervuld" wordt in het Sacrament van de Kerk, in de Eucharistie.

"Wij zijn vervuld door uw eeuwigdurende leven, wij hebben vreugdevol geproefd uw onuitputtelijk voedsel dat u ons gaat geven in de komende eeuw..." Dat zelfde Leven zal verschijnen aan het Einde dat al bestaat, die Nieuwe Aeon zal beginnen waarin we al deelnemen, die zelfde Heer zal komen die nu komt en bij ons is. Dit ritme van vasten en Eucharistie, dat misschien het vergeten en onvervulde maar wel duidelijke en basis principe van de Ordo is, laat zien dat aan de basis van het liturgische leven van de Kerk nog steeds dezelfde onveranderlijke en onuitputtelijke ervaring van eschatologie is, de ervaring van de Kerk als nieuw leven in nieuwe tijd bestaande in deze oude wereld en de tijd ervan juist voor de redding en vernieuwing ervan.

Zo ook in de dagelijkse cyclus, die de basis is van de liturgie van tijd, kan de Ordo of structuur van zijn diensten alleen begrepen worden in relatie tot de theologie van tijd, welke ze bevatten en uitdrukken. Daarbuiten worden zij een onverklaarbare, arbitraire reeks van diverse elementen die op geen andere manier verbonden zijn dan door een "formele" wet. De Christelijke theologie van tijd komt duidelijk tot uitdrukking in Vespers en Metten, waar vier thema's elkaar opvolgen in een duidelijke reeks. In de Vespers is het het thema van de Schepping als een begin (de voorbereidingspsalm"Zegen de Heer, o mijn ziel"), het thema van zonde en afval ("Heer ik heb geroepen ..."), het thema van redding en de komst in de wereld van de Zoon van God ("Liefelijk Licht"), en het thema van het Einde ("Heer, nu laat Gij uw knecht...").

"De zelfde thema's vormen de orde van de Metten, maar nu in omgelkeerde volgorde. De dagelijkse cyclus is een soort constante beschouwing van de wereld en van de tijd waarin de Kerk verblijft, en van die manieren om de wereld en zijn tijd te evalueren, die geopenbaard werden door de Parousia van de Heer. De toon van cosmische dankzegging, het ontwaren van Gods glorie in de Schepping, de bevestiging ervan als iets "zeer goeds," deze inzichten die komen aan het begin van de Vespers, gevolgd door het gedenken van de val van de wereld, van het onuitwisbare teken van scheiding van God dat ermee gepaard ging, de relatie van alle dingen tot het Licht van de redding dat gekomen is in de wereld en de wereld verlicht heeft, en tenslotte, het afsluitende "Uw Koninkrijk kome" van het Onze Vader — hier is de liturgische orde van de dagelijkse cyclus. Elke dag bidden Christenen dat in en door de Kerk de tijd van deze wereld de nieuwe tijd mag worden voor de kinderen van het Licht, gevuld mag worden met nieuw leven voor diegenen die zij tot leven gebracht heeft. En zo "verwijst" zij naar dat wat haar eigen leven uitmaakt, naar de werkelijkheid van de Aanwezigheid waarvan zij alleen in deze wereld weet heeft, en die zij alleen kan openbaren.

"Het Kerkelijk Jaar, dat weggescheurd is uit de theology van tijd meer dan al de andere liturgische cycli, bewaart nog steeds het teken van zijn oorspronkelijke en onuitwisbare verbinding met deze theologie in het Paasfeest en zijn jaarlange cyclus. Hoeveel andere Feestdagen er ook zijn en ongeacht wat er allemaal gevierd wordt, ze reflecteren alle iets van het licht van Pasen, en het is geen toeval of kunstmatige benadrukking dat de laat Byzantijnse liturgiologen de "voor-feesten" van Kerst en Epiphanie construeerden — twee van de oudste en belangrijkste feesten van het Kerkelijk Jaar — volgens het patroon van de Stille Week. Wat er ook wordt gevierd, de viering wordt vervuld in de Eucharistie, in de gedachtenis van de nacht toen de Heer voor zijn lijden Zijn Maaltijd van het Koninkrijk aan de Kerk gaf, als gedachtenis van de morgen waarop het nieuwe leven in de wereld scheen, toen de Mensenzoon zijn weg naar de Vader voltooid had, en toen in Hem het nieuwe Pasen het Leven van de mensen was geworden. Elke Feestdag is verbonden met de Nieuwe Tijd die opt Pasen gevierd wordt.

Net zoals de Dag van de Heer in de week manifesteerd en"actualizeerts" Pasen dat eeuwige begin dat in de oude wereld verschijnt als een einde, maar dat in de Kerk een Einde is dat veranderd is in een Nieuw Begin, en daarme het Einde een vreugdevolle betekenis geeft. Pasen is een eschatologisch feest in de meest exacte en in de diepste betekenis van het woord, omdat we erin de opstanding van Christus als onze eigen opstanding "herinneren", eeuwig leven als ons eigen leven, de volheid van het Koninkrijk als reeds in ons bezit. Als het begin en einde van het Kerkelijk Jaar verbindt Pasen deze eschatologische volheid met de gewone tijd in de vorm van een jaar. Het leven in de wereld wordt "gecorreleerd" aan het eeuwige Pasen van de Nieuwe Aeon. Op deze manier openbaart Pasen de essentiele aard van elke Feestdag, en is op deze manier het "Feest der Feasten."

"De Byzantijnse synthese heeft niet alleen de eschatologische theologie van tijd bewaard als fundering en verwoordingsprincipe maar ook de ecclesiologische betekenis van de "regel van gebed" van de Kerk. Geen symbolische uitleg, geen mysteriologische vroomheid en geen ascetisch individualisme konden de onveranderlijke essentiele aard van de eredienst compleet veranderen als daad van zelf-openbaring, zelf-vervulling, zelf-realizatie van de Kerk. Het moet openlijk toegegeven worden dat onnze moderne "liturgische vroomheid" deze essentiele aard maar slecht begrepen heeft. Nergens is de noodzaak om de betekenis van de Ordo "los te maken" zo duidelijk, nergens de noodzaak om de betekenis van de nu blijkbaar dode taal van de Ordo te herontdekken zo urgent.

De Ordo was juist geketend omdat de ecclesiologische sleutel tot het begrijpen en accepteren verloren was en vergeten. Je hoeft maar de "rubrieken" en voorschriften met nieuwe ogen te lezen en de structuur van de Ordo tot je door te laten dringen om te begrijpen dat de belangrijkste betekenis ervan ligt in de presentatie van de eredienst als de dienst van het nieuwe volk van God. Van het onveranderlijke liturgische "wij" van alle liturgische teksten tot de meest gecompliceerde rite voor een nachtlange Wake, met zijn aantrekken en uittrekken van gewaden door de geestelijkheid, zijn verschuiven van het centrum van de dienst van het altaar naar het midden van de kerk, zijn bewierokin, processies, buigingen, etc., alles wat belangrijk en elementair is in de Ordo is een Byzantijnse "omzetting" van de oorspronkelijke betekenis van de eredienst als de gemeenschappelijke handeling en "vervulling" van de Kerk. Vanuit het standpunt van de "eeuwige" waarde en innerlijke consistentie kunnen vragen gesteld worden bij details van deze omzetting; men kan onderscheiden tussen wat locaal (en vaak geaccepteerd als "universeel") en wat universeel (en vaak geaccepteerd als "locaal") is; maar het is onmogelijk te ontkennen dat in de opzet van de Ordo, in zijn essentiele en eeuwige logica, deze was, is en altijd zal zijn de Ordo van de eredienst van de Kerk, een levende en vitale openbaring van haar leer over haarzelf, van haar zelfbegrip en zelfbepaling.

"Ten slotte is de uiteindelijke en blijvende waarde van de Ordo, een waarde die het hele complexe pad van zijn Byzantijnse ontwikkeling bepaalt, de "regel van gebed" van de Kerk, die erin geopenbaard en erin gestempeld is. De theologie van tijd en de ecclesiologie die op enige manier de essentie van de cultus van de Kerk definieren, zijn bewaard in de Ordo ondanks al de druk die erop uitgeoefend werd, en de openbaring in en door de Ordo van de leer van de Kerk moet gezien worden als een authentiek product van het Byzantijnse Christendom.

"De Byzantijnse geschiedenisperiode wacht nog op een goede evaluatie in de geest van de Kerk. Er kan nauwelijks aan getwijfeld worden dat de ontwikkeling van de leer hand in hand ging met een verzwakking van kerkelijk bewustzijn. De "Christelijke wereld" aan de ene kant en de "woestijn" aan de andere verduisterden de werkelijkheid van de Kerk, die meer als bron van welzijn gezien werd, als de uitdeler van genade, dan als het volk van God en het nieuwe Israel, een uitverkoren volk, een koninklijk priesterschap. Dit verdwijnen van kerkelijk bewustzijn werd weerspiegeld in liturgische vroomheid, in de vormen en de kijk op de cultus. Maar wat de blijvende waarde van deze periode uitmaakt is dat in de Byzantijnse eredienst de Concilies van Nicaea, Constantinopel, Ephese en Chalcedon niet enkel "omgevormd" werden van de filosofische taal naar de taal van de heilige liturgische poezie; ze werden geopenbaard, gepeild, begrepen en gemanifesteerd in al hun betekenis." [1]

 

TERUG NAAR BOVEN


[1] Schmemann, Alexander, Introduction to Liturgical Theology, St. Vladimir's Seminary Press, Crestwood, 1986, p. 213-220.