De
Continuiteit van het Eucharistisch Gebed
De liturgische riten
van alle Oosters Orthodoxe Kerken zijn terug te voeren tot de oorspronkelijke
rite die in Jeruzalem gebruikt werd voor de missionaire activiteiten
van de Apostelen gericht op de heidenen, en de latere vervolgingen
die de Christelijke Kerk zich deed verspreiden vanuit Judea rond de
Middellandse Zee en verder. De Apostelen namen hun liturgische gebruiken
mee. Dit werd de basis van de Eucharistie viering van de Kerk. De
vroege Christelijke Kerk werd niet gekenmerkt door uitgeschreven riten
die letterlijk nagevolgd werden, maar volgde een hoog in aanzien zijnde
mondelingen traditie van Eucharistische gebeden.
Het vroege Christendom
begon met een vorm die waarschijnlijk een aangepaste vorm van de toenmalige
Joodse synagogale rite was (oook wel samenkomst of synaxis genoemd)
waaraan een Eucharistische viering (die geïnspireerd was op de
Tempel rite en/of de huiselijke viering van de (paas)maaltijd). Samen
vormden deze twee de kern van de vroege liturgie. De vroegste liturgische
riten waren Joods in vorm, want de vroegste Christenen waren Joden die
geloofden dat hun Messias gekomen was in de gestalte van Jesus Christ.
Uiteindelijk werden deze twee diensten samengevoegd tot één
dienst. Door de jaren, mede beïnvloed door de komst van niet-Joodse
Christenen, nam de liturgie zijn uniek Christelijke vorm aan.
TERUG
NAAR BOVEN
Onder de vroegste Oosters
Orthodoxe muziek die getuigt van deze overgang, is de hymne "Phoos hilaron."
Deze hymne wordt elke avond gezongen of gereciteerd bij het ondergaan
van de zon gedurende de Vespers. De tekst van deze hymne werd al aangehaald
door Justinus Martyr rond 150 A.D. in zijn dialoog met Trypho. Hoewel
het pre-Byzantijns is, wordt het toch meestal "Byzantijns" genoemd.
Het heeft duidelijk een Griekse vorm, terwijl het een tekst heeft die
duidelijk Joods is van oorsprong en zich houdt aan de Joodse kalender
die de dag rekent vanaf de zonsondergang en niet vanaf de zonsopgang.
De zeer vroege "Hymne
aan de Heilige Drieëenheid" werd 1918 in Oxyrrynchus, in Egypte
gevonden. Deze hymne is volgens een oude Griekse muzieknotatie opgeschreven
die aan het einde van de derde eeuw in onbruik raakte. In de hymne
is een ontluikend trinitair theologisch bewustzijn te zien en een
duidelijk Griekse vorm.
Naarmate de liturgische
vormen zich ontwikkelden werden ze over het algemeen geassocieerd
met de plaatsen waar apstelen aan verbonden waren, zoals Jeruzalem,
Alexandrie, Antiochie, en Rome. Eerst leken die liturgische riten
erg op elkaar, maar later gingen ze uiteenlopen onder invloed van
plaatselijke omstandigheden en cultuur.
TERUG
NAAR BOVEN
Na de vervolgingen en
de zending onder de heidenen bestond de Kerk vooral uit Grieks sprekende
niet-Joden waarvoor de Griekse cultuur en muziek de norm vormden. Zo
kreeg de Griekse taal en muzikale stijl een plaats op het fundament
van de Joodse eredienststructuur. De vroegste riten in de Oosters Orthodoxe
Kerk zijn zulke als de Jeruzalemse liturgie van Jacobus, de Alexandrijnse
liturgie van Markus, de Oost Syrische liturgie, de West Syrische liturgie
van Antiochie, de Armenische liturgie, en de Koptische liturgie. De
meeste liturgische wetenschappers gaan ervan uit dat in de Oosters Orthodoxe
Kerk drie hoofd riten zich ontwikkelden: de Oost Syrische, de West Syrische
en de Alexandrijnse. Deze liturgieën hadden meer overeenkomsten
dan verschillen.
Gedurende de eerste
driehonderd jaar van zijn bestaan was de Christelijke Kerk niet erkend
door de overheid, dus illegaal, en soms werd de Kerk zelfs vervolgd.
Gezien die omstandigheden ligt het voor de hand dat uit die periode
niet veel liturgische documenten overgebleven zijn. Pas na Constantijn's
edict van Milaan dat in 313 A.D. het Christendom legaliseerd, werd
het ook een openbare godsdienst met openbare eredienst. Na 313 kreeg
de Kerk een nieuwe rol in de maatschappij en kwamen er liturgische
vormen die aangepast waren aan deze publieke functie. De vormen richtten
zich op de grote massa die weinig over het geloof wisten.
TERUG
NAAR BOVEN
Het voorkomen van ketterijen
in de vierde eeuw, in het bijzonder in het Oosten, noodzaakte ook aanpassing
van de liturgische rite.
"Het vastleggen in
geschreven vorm van de liturgische gebeden is zowel in het Jodendom
als in het Christendom een relatief laat fenomeen. In beide gevallen
gebeurde het pas toen men het idee had dat de traditie gevaar liep
veranderd te worden als men deze niet tot in details vastlegde. Because
of the reaction the heresies brought about, they were a particularly
important factor in this evolution. This is indeed the reason why
we see Christian texts of this type becoming common only after the
great crisis of Arianism, i.e. after the second half of the fourth
century."[1]
Zo kunnen we in de
eeuw na de legalisatie van de Kerk verschillende liturgische vormen
of riten. Ze gingen uit van een uniforme Eucharistische kern die eerder
vorm gekregen had en versierden die met muziek en het gebruik van
afbeeldingen (ikonen), het gebruik van kerkelijke gewaden, indrukwekkende
ceremonie, en toevoeging van didactisch materiaal aan de inhoud. De
liturgische vorm ontwikkelde zich langzaam door de tijd, en werd mede
vormgegeven door de nieuwe rol in de maatschapij en door de bestrijding
van de ketterij.
Als er veel verschillende
legitieme liturgische vormen waren in de eerste paar honderd jaar
van het Christendom, waarom is da in het Oosten en Westen teruggelopen
tot een handvol? Uiteindelijk komt dit erop neer dat één
vorm van liturgie de norm werd, en dit kwam vooral door niet-liturgische
factoren. In de Oosters Orthodoxe Kerk werd bijvoorbeeld de Goddelijke
Liturgie van Johannes Chrysostomos vooral de belangrijkste liturgische
vorm omdat dat de vorm was die bij voorkeur gebruikt werd in de kathedralen
en kerken van de hoofdstad Constantinopel. Zo ging de Roomse rite
overheersen omdat deze deelde in het aanzien van de stad Rome en door
andere politieke factoren.
TERUG
NAAR BOVEN
Het vroegste bekende
liturgische geschrift is in De Apostolische Constituties (ook
bekend als de Liturgie van Clemens), een laat vierde eeuws handboek
over kerkleer. Het baseert zich op vroegere dergelijke werken en zegt
de leer van de Apostelen door te geven die door Clemens van Rome aan
de Kerk gegeven was. "Voor de geschiedenis van de Christelijke eredienst
heeft het de waardevolle aard van een voorbeeldrite want in tegenstelling
tot riten die in gebruik waren is deze niet aangepast aan de zich ontwikkelende
praktijk. In zijn algemene vorm is de rite representatief voor de gebruiken
van Antiochie aan het eind van de vierde eeuw, waaraan die van Constantinopel
uiteindelijk ontleend zijn." [2] Er is een opvallend
grote overeenkomst met de overgeleverde teksten van liturgieën
van de 8e eeuw, vier eeuwen later.
De Liturgie van Clemens
bevat bijvoorbeeld schriftlezingen, een preek, wegzending van de catechumenen,
een uitgebreide litany, gemeenschappelijke voorbeden, de vredeskus,
een processie met de gaven naar het altaar, een anaphora en eucharistisch
gebed, voorbeden en communie van de gelovigen.
"De Liturgie van
Clemens stelt ons in staat een redelijk nauwkeurige beeld van de laat
4e eeuwse eredienst te krijgen in de provincie Antiochie. Hij getuigt
van de consolidatie van de liturgische traditie in het Oosten, parallel
aan die rond Ambrosius van Milaan te zien is in het Westen. Het eucharistische
gebed, dat ten minste tot de derde eeuw volgens een patroon vrij verwoord
werd door de bishop, werd nu een vastgestelde tekst. Er was natuurlijk
niets dat lijkt op de uniformiteit van tekst en praktijk die later
karakteristiek werde voor eucharistische vieringen in de hele Kerk.
Er konden nog nieuwe eucharistische gebeden gemaakt worden, natuurlijk
met inachtneming van de geldig geachte conventies; en een aanzienlijke
verscheidenheid bestond in de manier waarop de dienst gevierd werd.
Maar de Liturgie van Clemens geeft ons een redelijke richtlijn hoe
de basisvorm van de Liturgie van Constantinopel was aan het eind van
de vierde eeuw. Hij biedt ons een adequaat beginpunt voor de specifieke
ontwikkeling van de Byzantijnse eucharistische eredienst." [3].
De belangrijkste
verschillen in de riten ontwikkelden zich rond het begin van de dienst,
het begin van wat oorspronkelijk de Synaxis (samenkomst) geweest was.
De vroegste delen waren waarschijnlijk "een bewieroking door de bisschop
of de celebrant, gevolgd door het zingen van een groep psalmen, voorafgegaan
door de lexicons. Geografisch begint het in het 'verre oosten' van
het klassieke Christendom, hoewel de bewieroking later ook aangnomen
werd door de centrale groep van Griekse Kerken." [4]
Na de legalisatie
van de Kerk konden geestelijken in het openbaar naar de kerk gaan
en deze binnengaan en dit gaf de mogelijkheid van ceremonieel. In
sommige riten werd de oude traditie om het Evangelie en de andere
heilige boeken veilig elders te bewaren tijdens vervolging de aanleiding
tot een vormelijke processie waarin zij naar de kerk gebracht werden
terwijl de gelovigen psalmen zongen. Dit ontwikkelde zich uiteindelijk
tot het vroege deel van de dienst van de Oostelijke Rite, waarin de
binnenkomst van de geestelijheid is opgenomen, de bewieroking van
de kerk, het antifonaal zingen van psalmen dat leid tot de Kleine
Binnenkomst, en de processie met het Evangelieboek naar het altaar.
TERUG
NAAR BOVEN
De Litanieën ontwikkelden
zich waarschijnlijk uit de psalmzingpraktijk van de gelovigen bij het
samenkomen en wachten buiten de kerk. Dit gaat terug tot het Joodse
liturgisch gebruik van gecantileerde psalmen en omvatte antifonale zang
uit het Jodendom. Nu was er de behoefte en de gelegenheid voor een "gebed
van het volk." Waarschijnlijk cantileerde de diaken of de cantor een
psalmvers en antwoordde het volk met een standaard refrein. Dan ging
de voorganger verder met het tweede vers, waar het volk evenzo op antwoordde,
enzovoorts. Dit is duidelijk in de Antifonen waar verzen van de psalm
afwisselen met voorbeden.
De eerste Litanie
in de Oosterse Rite wordt gewoonlijk de Grote of Uitgebreide Litanie
genoemd, want deze omvat elk aspect van menselijke behoefte inclusief
gebeden voor de kerk, de wereld, en de hele schepping. De voorganger
doet de beden en de hele gemeente bidt samen als het volk antwoordt
met "Kyrie Eleison" ("Heer, ontferm U").
TERUG
NAAR BOVEN
De toevoeging van de
Trisagion Hymne aan de liturgie(de Trinitarische hymne "Heilige
God, Heilige Machtige, Heilige Onsterfelijke, ontferm U over ons") kan
teruggevoerd worden tot de tijd van Patriarch Proclus (434-446 A.D.),
een periode waarin de ketterijen opkwamen. De periode van de belangrijke
ketterijen in de Christelijke Kerk was vooral de vierde en de vijfde
eeuw. De meest opvallende ketterijen (Arianisme, Monophytisme, etc.)
ontwikkelden zich in het Oosten. De Trisagion Hymne wordt gezien
als een goddelijke openbaring te Constantinopel in de vorm van een tekst
gezongen door de engelen (misschien een Trinitarische verwoording van
Openbaring 4:8). De hymne zelf volgt het gebed van het Trisagion dat
gezegd werd door de priester, en het is een van de oudste hymnes van
de Christelijke Kerk. De hymne is door en door trinitarisch en als zodanig
anti-Ariaans van aard; God wordt aangesproken als de Almachtige Vader,
Heilige Machtig wordt tegen de eniggeboren Zoon gezegd, en Heilige Onsterfelijke
tegen de Heilige Geest.
Een parallelle ontwikkeling
kan in de Oostelijke liturgie gezien worden in het inlijven van de
hymne Monogenes of "Eniggeboren" een antwoord op de Monophysitische
ketterij. Deze wordt toegeschreven aan Keizer Justinianus en kreeg
een plaats in de Byzantijnse liturgie na de tweede Antifoon rond 535-536
A.D. De hymne werd gelijk deel van de Intocht te Constantinopel en
Antiochie, en werd al snel deel van de Griekse riten van de Oostelijke
Kerk.
TERUG
NAAR BOVEN
Twee liturgische riten,
die van Johannes Chrysostomos en die van Basilius, waren de norm geworden
in the Oostelijke Kerk aan het einde van de regering van Justinianus.
De Liturgie van Johannes Chrysostomos was waarschijnlijk de liturgie
die oorspronkelijk door Johannes gebruikt werd toen hij Bisschop van
Antiochie was en die hij meenam naar Constantinopel toen hij Patriarch
werd. De rite was dus oorspronkelijk een West Syrische liturgische rite.
In Constantinopel werd deze verfijnd en verfraaid onder zijn leiding.
Nadat de rite de gebruikte liturgische vorm was geworden van de Kerk
van de Heilige Wijsheid (Hagia Sophia), werd deze de normatieve liturgische
vorm in de kerken van het Byzantijnse Rijk. De Liturgie van Johannes
Chrysostomos weerspiegelt zowel een zeer verfijnde esthetische schoonheid
en grootsheid, traditie en mystery als een hoog ontwikkelde theologie.
De rite weerspiegelt het werk van de Cappadocische Vaders in de strijd
tegen de ketterij en de vastlegging van de Trinitarische theologie in
de Christelijke Kerk.
TERUG
NAAR BOVEN
De Liturgie van Basilius
volgt dezelfde structurele vorm als die van Johannes Chrysostomos en
de andere West Syrische liturgische riten. Alleen de gebeden van de
priester verschillen en kenmerkend is een uitgebreider gebruik van bijbelse
beelden.
Veel van de liturgische
veranderingen van de vierde en de vijfde eeuw werden in het Oosten
ingevoerd en werden later in het Westen aangenomen. De strijd tegen
de belangrijkste ketterijen werd vooral in het Oosten gestreden, daarom
wekt het geen verbazing dat resultaten ervan opduiken in Oostelijke
riten. Het is echter opvallend dat zo veel ervan (de Monogenes
hymne, de trinitarische structuur van de gebeden, etc.) niet in
gebruik kwamen in het Westen.
"We zulllen niet
ontkennen dat de West Syrische eucharistie als ideaal gezien kan worden,
ten minste in zoverre dat nergens anders de hele traditionele inhoud
van de Christelijke Eucharistie zo volledig en in zo'n bevredigend
raamwerk uitgedrukt is…Er valt niet te twijfelen aan de wettigheid
of zelfs de uitmuntendheid van de theologie van de Griekse Vaders
van de vierde eeuw." [5]
TERUG
NAAR BOVEN
De meeste liturgische
ontwikkeling in de vierde ne vijfde eeuw valt in twee hoofdcategorieën:
rond het begin van de dienst (dat is de meerderheid van de toevoegingen
zowel in het Oosten als in het Westen), en rond de afsluiting van de
dienst. De meeste verandering kwam tot stand als antwoord op de veranderde
omstandigheden en behoeften van de Kerk en leidde tot een nieuw en dieper
begrip va de eredienst. De Eucharistische kern bleef onveranderd:
"...Het is belangrijk
te benadrukken dat wat werd veranderd niet de eredienst zelf was in
zijn objectieve inhoud en volgorde, maar de receptie, de ervaring,
het begrip van de eredienst. Zo kan de historicus eenvoudig de continuiteit
vaststellen in de ontwikkeling van Eucharistische gebeden en de identiteit
van de structuur. De samenkomst van de gemeente, het lezen van de
Schriften, de prediking, het aanbieden van de gaven, het dankgebed
(Anaphora) en de Communie deze structuur van de Eucharistie
blijft dezelfde."[6]
TERUG
NAAR BOVEN
[1]
Bouyer, Louis, Eucharist, Notre Dame University Press, Notre
Dame, 1968, p. 136.
[2]
Wybrew, Hugh, The Orthodox Liturgy, St. Valdimir's Seminary
Press, Crestwood, 1990, p. 38.
[3]
Ibid, p. 45.
[4]
Dix, Gregory, The Shape of the Liturgy, The Seabury Press,
New York, 1982, p. 445.
[5]
Bouyer, L., ibid, p. 245-46.
[6]
Schmemann, Alexander, Introduction to Liturgical Theology,
St. Vladimir's Seminary Press, Crestwood, 1986, p. 127.