Het
Evangelie in Kleur Het
Oosters Orthodoxe begrip van de eredienst begint met het bijbelse gegeven dat
er andere hemelse of geestelijke wezens zijn: engelen en aartsengelen, cherubijnen
en serafijnen. De bijbel zegt (vgl Hebreeënbrief, het boek Openbaring) dat
in de eredienst gelovigen omgeven zijn door deze hemelse legerscharen en samen
met hen God loven. Zoals het Intredegebed het verwoordt:"O Souvereine Heer, onze
God, die in de hemel de orden en heirscharen van engelen en aartsengelen aanwees
voor de dienst aan uw glorie, geef dat de heilige engelen zich bij ons voegen
om samen met ons U te dienen en uw goedheid te prijzen." Of, zoals het gebed gedurende
de Dankzegging het in dankbaarheid verwoordt, "voor deze liturgie die U goedgunstig
uit onze handen aanneemt, hoewel voor uw troon duizenden aartsengelen, cherubijnen
en serafijnen, zes-vleugelig, met vele ogen, zich hoog verheffen op hun vleugelen,
u prijzen, en het lied van de overwinning aanheffen."
Overeenkomstig
het vroegste Christelijke geloof, zijn de hemelse scharen betrokken bij de eredienst
omdat Christelijke eredienst zich afspeelt in het Koninkrijk van God voor de hemelse
troon (zie, bij voorbeeld, Jesaia 6: 1-8). Rond de troon hebben zich ook alle
heiligen verzameld (ook allen die nog in ere gehouden worden op aarde). Zij nemen
ook deel aan de eredienst. Christenen bidden voor degenen die deelnemen aan de
Eucharistie, en zeggen "Bovendien bieden wij u deze geestelijke eredienst voor
degenen die in geloof ons voorgegaan zijn: voorvaderen, vaderen, patriarchen,
profeten, apostelen, predikers, evangelisten, martelaren, belijders, asceten en
iedere rechtvaardige geest die vervolmaakt is door geloof, in het bijzonder onze
heiligste en puurste, gezegendste vrouwe, de Moeder van God en altijd maagd Maria".
Christenen door de eeuwen hebben de "grote wolk van getuigen" (Heb. 12: 1) erkend,
de heiligen ons voorgegaan. Veel Christenen bidden voor de heiligen hen voorgegaan
en verwachten dat die ook voor hen bidden. TERUG
NAAR BOVEN
Als
Christenen samenkomen voor de eredienst, in het bijzonder om de Goddelijke Liturgie
te vieren, dan erkennen zij dat zij die niet alleen vieren met degenen die op
aarde erbij zijn, maar samen met degenen die samengekomen zijn als "voor de gemeenschap
van eerstgeborenen, die in de hemel ingeschreven zijn" (Heb. 12:23). De bijzondere
heiligen zijn de heiligen die een bijzonder geestelijk of voorbeeldig leven ggeleid
hebben in Christus. De kerk houdt hen in ere als geloofsvoorbeelden, voorbeelden
voor ieder die ernaar streeft Christus na te volgen.
Christenen vinden het gewoon om anderen te vragen voor hen te bidden. Zo vragen
ze ook de heiligen die hen voorgegaan zijn voor hen te bidden. Per slot van rekening
weten de bijzondere heiligen ons voorgegaan wat bidden is, en ze houden daar niet
mee op als ze bij de Heer zijn. De heiligen delen in dezelfde geestelijke gemeenschap
als de Orthodoxe Christenen; zij vormen de gemeenschap der heiligen. Inzoverre
is het dus niet anders hen om voorbede te vragen dan een gelovige op aarde om
voorbede te vragen.
Voor de Christen is de dood niet het einde, en ook niet een eindpunt waarna niets
verder gaat. Het leven gaat verder in het Koninkrijk van God. Zoals Paulus zegt:
"ons lichaam (..) verlaten om onze intrek bij de Heer te nemen" (II Cor. 5:8).
Voor Oosters Orthodoxe Christenen is het geloven dat het leven doorgaat na de
fysieke dood en het contact opnemen met heiligen die ons zijn voorgegaan voor
voorbede iets dat in het verlengde van elkaar ligt.
TERUG
NAAR BOVEN
De
maagd maria is, volgens de Griekse term "Theotokos," de God drager, of Moeder
van God. Mary bracht Jezus ter wereld, van wie beleden wordt dat Hij de vleesgeworden
God is. In 431 A.D. gedurende de Nestoriaanse twisten, besloot het Concilie van
Efese tot de term Theotokos als meest correcte term voor Maria, een term die ook
het juiste Christologische begrip van Jezus als de door God gezondene (Messias)
waarborgt. Twee grote leerstukken kwamen uit dit Concilie: het eerste, de Incarnatie,
wordt nog steeds aanvaard door vrijwel allen die belijden Christen te zijn; het
tweede, Maria als Theotokos, wordt (volgens Orthodoxe Christenen) alleen ten volle
in ere gehouden door Orthodoxe Christenen. TERUG
NAAR BOVEN
De
beslissing van het Concilie over de Incarnatie ligt na aan het hart van Christenen:
dat Jezus Christus volledig mens en volledig God is. De term Theotokos werd geïntroduceerd
om dit begrip te bevestigen. Het woord betekent God-drager en verklaart dat degene
die Maria negen maanden droeg, God was. Het Concilie besloot dat de twee begrippen
hand in hand gaan en niet los van elkaar genomen kunnen worden zonder het Christendom
onrecht te doen. Zoals Fr. Thomas Hopko zegt, "Jezus Christus, de Zoon, Woord,
en beeld van God, is fysiek en geestelijk gevormd in het lichaam van Maria opdat
hij ook zo in ons gevormd zou kunnen worden (zie Gal. 4:19)". [1]
Deze ererol is duidelijk te
zien in de laatste bede in de litanieën in Orthodoxe diensten: "gedenkend
onze heiligste, puurste en meest glorieuze vrouwe, de Moeder van God en altijd
maagd Maria, met alle heiligen, laat ons onszelf en elkaar en heel ons leven opdragen
aan Christus onze God." De nadruk is op de gedachtenis als aanleiding om zelf
ons te wijden aan Christus." Door Maria's leven te gedenken, door haar "gezegend"
te noemen, zoals het Nieuwe Testament dat ook doet, wijden gelovigen zich iedere
dag aan de navolging van Christus volgens het beeld en de wil van God.
Omdat Heiligen een heilig leven
leidden zijn zij rolmodellen geworden, of ikonen van hoe nederig, liefhebbend
en geestelijk Christelijk leven zou moeten zijn. De meeste van de vroege Heiligen
waren martelaars die hun leven gaven om hun geloof in Jezus Christus. Dit was
niet alleen een getuigenis van het geloof van de persoon die martelaar werd, maar
ook een getuigenis van Christus' overwinning op de dood. Daarom zijn zoveel vroege
kerken gebouwd met hun altaar over het graf van een martelaar; de dood van de
martelaar was een getuigenis van de opstanding van Jezus Christus, zoals de Eucharistie
die op dat altaar werd gevierd geestelijk voedsel was op de weg van het eeuwige
leven. De Heiligen waren dan wel fysiek dood gegaan, maar de gelovigen wisten
dat ze niet in een uiteindelijke zin dood waren gegaan; ze leven met Christus
in zijn Koninkrijk. Als het "leven na de dood" deel is van het Christelijke geloof,
dan is de grote gemeenschap der heiligen daar deel van.
TERUG
NAAR BOVEN
Dit
geloof in de gemeenschap der heiligen gaat terug op de vroege kerk. Athanasius
spreekt erover in zijn tweede pastorale brief over het Paasfeest uit 330 A.D..
Wat hij zegt is ongetwijfeld de neerslag van een veel eerdere traditie in de kerk.
Hij zegt, "Laat ons dan zo deze hemelse vreugde vieren, samen met de Heiligen
van ouds die hetzelfde feest vierden. Ja, zij vieren het feest met ons en ze zijn
voor ons voorbeelden van leven in Christus." [2] Let op het vershcil
in tijd: de Heiligen van ouds vierden het feest, en nu "vieren zij het met ons."
De Heiligen kunnen het feest vieren omdat ze bij hun dood binnentraden in de gemeenschap
van de Heer, die de dood overstijgt en eeuwig is. TERUG
NAAR BOVEN
Dit
begrip van de Heiligen als model of beeld van het Christelijke leven en van Christus,
kan een begrip helpen geven van het Oosters Orthodoxe gebruik van ikonen. De ikonen
zijn afbeeldingen, of modellen waardoor de gelovige visueel contact kan krijgen
met deze personen die geliefd, geëerd en herinnerd zijn. Mensen worden sterk
beïnvloed door hun zintuigen. Verder is het Orthodoxe Christelijke geloof
concreet en geworteld in de geschiedenis en de ervaring en gericht op een historische
heiland die God is; niet iets abstracts. In Hebreeën 12, worden Christenen
gezien als "ziende op Jezus..." Zo is het gebruik van ikonen niet alleen van praktisch
belan, maar ook een belijdenis van geloof in de incarnatie.
De Oecumenische Concilies werden gehouden om de nature/ het wezen van Jezus Christus
duidelijk te omschrijven. Omdat hij niet alleen helemaal God maar ook helemaal
mens is, kan hij afgebeeld worden in ikonen. Ikonografie en de Incarnatie gaan
hand in hand.
TERUG
NAAR BOVEN
De
Bijbel leert dat God de mens schiep, zowel fysiek als geestelijk. Het fysieke
ontkennen is de schepping ontkennen. Het is een uitdaging om dit fysieke aspect
van de mens op zo'n manier verwoorden dat het opbouwend is en de mens helpt naar
het beeld van Christus te leven.
Verder is de Incarnatie van Jezus, het aannemen van menselijk vlees en het hebben
van zowel een menselijke als een goddelijke natuut, de ultieme bevestiging van
het feit dat de schepping goed geschapen is. De fysieke kant van het menszijn
ontkennen of denigreren, of de geestelijke kant ophemelen ten koste van de fysieke
kant, is simpelweg niet Christelijk. In de Oosters Orthodoxe eredienst worden
alle zintuigen ingeschakeld, door de geur van wierook, de aanblik van kaarsen
en ikonen, het horen van gebeden en muziek, en de smaak van de Eucharistie.
Ernst Benz is een Protestante
Theoloog die over de Oosterse Orthodoxie schrijft. Hij stelt dat je de Oosters
Orthodoxe Kerk pas begrijpt als je het gebruik van ikonen begrijpt. Dit begint
ermee de relatie tusse God en mens te zien, want mensen werden naar het beeld
en gelijkenis van God geschapen en dragen de "ikoon" van God in zichzelf. Benz
gelooft dat "dit beeld-concept ook de Christologie en de leer van de Drieëenheid
beheerst in de Oosters Orthodoxe kerk." [3] Christus, het goddelijke
Woord, is het beeld van de Vader. Het verlossende werk van Jezus Christus, die
de ikoon van de Vader is, bestaat uit het vernieuwen van het beeld van God dat
verwrongen was door de zonde. Verlossing is verbonden met dit concept van 'beeld
of gelijkenis'; de verlossing van de mensheid "bestaat erin dat de mensheid wordt
vernieuwd naar het beeld van Jezus Christus, opgenomen in het nieuwe beeld van
Christus en zo door Jezus Christus de vernieuwing van het beeld van God zijn ervaart."
[4]
TERUG
NAAR BOVEN
In
het hart van alle ikonografie staat Jezus Christus en daarmee God de Vader. De
Heilige die afgebeeld wordt in een ikoon is 'beeld en gelijkenis' van Jezus Christus.
Door de Heiligen te vereren, vereren Oosters Orthodoxe Christenen Jezus Christus
("als ze jullie onvangen, ontvangen ze mij" Matt. 10:40); dat wil zeggen: God,
in wiens beeld en gelijkenis ze gemaakt werden. Ikonen dienen om uit te dagen
en te motiveren, om aan te moedigen en om te zegenen omdat men er Jezus Christus,
de hoop op glorie in kan zien en ervaren.
Oudere Joodse synagoges hadden vaak afbeeldingen van Bijbelse taferelen, symbolen
of verhalen. Archaeologisch onderzoek heeft een grote overeenkomst laten zien
tussen de fresco's en mozaieken die gebruikt werden in synagoges en die in vroege
Christelijke ikonografie werden gebruikt. De opgraving van zowel een synagoge
als een Christelijke kerk in Dura-Europos in Syrie laten dit zien. De oudere Joodse
selectie van feiten en verhalen werden door Christenen geïnterpreteerd in
het licht van Christus. Het was het martelaarschap van gelovigen dat de aanzet
gaf tot het schilderen van bepaalde heiligen. Die ikonen getuigen van het eeuwige
leven dat hun toeviel in Christus en dat verkondigd wordt door hun dood.
TERUG NAAR BOVEN
In het
eerste millennium van de Kerk, toen de meerderheid van de gelovigen niet kon lezen,
vormden de ikonen "de boeken van de ongeletterden." Recenter zijn ze ook wel "het
Evangelie in kleur" genoemd. Ze leverden beelden naast de verhalen van degenen
die hen voorgegaan waren in geloof. In veel Oosters Orthodoxe land, in het bijzonder
in Slavische landen, kan men oude kerken vinden met ikonen die geschilderd zijn
op de buitenkant vanhet gebouw, mt het doel de gelovigen te stichten.
Ikonen zijn per definitie gestileerd en niet levensecht. Ze zijn niet een natuurlijke
afbeelding van het tafereel of de persoon zoals in een portret of een foto. Ze
zijn bedoeld voor gebed en geestelijke verdieping en de eer die eraan betoond
wordt is bedoeld voor de afgebeelde, uiteindelijk Christus, en niet voor de afbeelding.
Ikonen van de Incarnatie of de Opstanding, bij voorbeeld, worden gevuld met afbeeldingen
die niet alleen de gebeurtenis zelf illustreren maar ook de volle betekenis weergeven
van wat er plaats vond. Ikonen dringen er constant bij de gelovige op aan om Jezus
Christus te accepteren, hem te vereren en in hem te geloven en wel op de manier
waarop de Kerk het van den beginne geleerd heeft zodat de theologische waarheid
ervaarbaar wordt overgedragen aan de toe-schouwer. Ikonen zijn "misschien wel
de succesvolste poging in de hele geschiedenis van het Christendom om het onzichtbare
zichtbaar te maken in de Christelijke eredienst." [5]
De geliefde 19e eeuwse priester
Johannes van Kronstadt, gaf het belang van ikonen voor de Oosters Orthodoxe kerk
kort zo weer:
"Afbeeldingen
of symbolen zijn een menselijke noodzaak inj de huidige geestelijke en zintuigelijke
situatie; ze verklaren visueel veel dingen van de geestelijke wereld die we niet
zouden kunnen benaderen zonder afbeeldingen en symbolen. Het was om deze reden
dat de goddelijke leraar, de persoonlijke Wijsheid door Wie allr dingen geschapen
werden, de Zoon van God, onze Heer Jezus Christus, mensen vaak leerde door middel
van beelden of gelijkenissen. Het is ook om deze reden dat in onze Orthodoxe kerken
het de gewoonte is om veel zaken af te beelden voor het gezicht van de Christen
door beeldvorming; bijvoorbeeld door de Heer zelf af te beelden, de onbevlekte
Moeder van God, de engelen en Heiligen, op afbeeldingen, opdat we onze levens,
al onze gedachtenw woorden en daden zullen richten naar het beeld van de gedachten,
woorden en daden van de Heer en zijn Heiligen. " [6]
Zie Orthodox Worship: A Living
Continuity with the Temple, the Synagogue and the Early Church, by Williams,
B. and Anstall, H., Light and Life Publishing Co., Minneapolis, 1988.
TERUG NAAR BOVEN
[1]
Thomas Hopko, The Winter Pascha, St. Vladimir's Seminary Press, Crestwood,
1984, p. 22.
[2]
Jack Sparks, The Resurrection Letters, Thomas Nelson Publishers, Nashville,
19xx, p. 60.
[3]
Ernst Benz, The Eastern Orthodox Church; Its Thought and Life, Anchor Books,
New York, 1963, p. 19.
[4]
Ibid, p. 19.
[5]
Louis Bouyer, Eucharist, Notre Dame Press, Notre Dame, 1968, p. 70.
[6] Father
John of Kronstadt, Spiritual Counsels, edited by W. Jardine Grisbrooke,
St. Vladimir's Seminary Press, Crestwood, NY, 1989, p. 82.