NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw



 

Bij Psalm 29
Dit is een vechtpsalm.

Macht staat tegenover macht.
Bene Elim staan tegenover de Heer,
de Heer die borgstaat voor zijn volk (vs. 11).
Het is een psalm vol geweld,

vol geraas,
vol donder
en kracht.
De kawoot van de Heer verheft zich
en berg je dan maar.

In het eerste vers staan ze beiden genoemd:
de Heer en de bene elim.

Die godenzonen worden opgeroepen zich te schikken:
geeft de Heer zijn kawoot, zijn eer, glans, luister, gewicht.
Geeft Hem oz, kracht.

Heeft Hij die anders niet?
Moet Hij die ontvangen?
Precies daarom gaat het: de machten moeten zich buigen.
Waarom?

Omdat het tegenmachten zijn,

zij stammen uit Egypte.
Zij heersen met geweld,
maken mensen kapot.
Wie zijn die godenzonen?
`Gij die hoog verheven zijt', vertaalt het liedboek.
Dat is goed gezien.

Wat voor machten zijn dit?

Het gaat hier om mensen en om machten
die zichzelf zoeken, zichzelf verheffen,
anderen vernederen.

Het is de dialectiek van het magnificat
die hier aan de orde is.

Het gaat om de gemeente Gods,

dat kwetsbare expiriment van humaniteit,
die benauwd is,

in het nauw gebracht,
die dreigt onder te gaan.
Dat is de positie van de gemeente qua talis.
Er is nbg sprake van Goddelijk geduld.

De machten van het verderf worden opgeroepen
tot omkeer:

sluit je aan bij de gemeente Gods!

Doe mee aan het expiriment humaniteit:
werpt u neer,

`buigt u juichend voor Hem neer'.
Juichend!

Ja, want deze nederwerping zou hun verhoging zijn.
Het lijkt er niet van te komen.

Dan verheft zich de Stem,
zeven keer.

Dit is de psalm van de Stem Gods.
De stem die zich verheft.

Zoals Genesis 1 het verhaal is van het spreken Gods,
dat de aarde bewoonbaar maakt,

dat ruimte maakt voor waarachtige humaniteit,
zo is dit psalm van de Stem Gods

die de chaosmacht bedwingt.

De stem van de Heer is over de wateren.
`Rahab en Babel zullen U behoren' (Ps. 87).
De monstermachten van zee en land
zullen buigen voor de Naam.

Zo zal het zijn!

Dat is geen voorspelling.

Het is een roep nit de diepte,
een engagement.

De Naam zal verheven zijn boven alle namen!

Die naam klinkt aan het begin van de psalm in vers 2.
Het is deze Naam die zich verhief tegen Egypte,

die zich bekendmaakte aan Mozes,

die vrijmachtig en onafhankelijk meeging met de gemeente,
haar de weg wees: uit Angstland vandaan

naar het land van de vreugde:
Kana, Kanaan,

oefenplaats van recht en vrede.
De Naam staat er borg voor:

dit vruchtbeginsel van bevrijd leven
wordt niet vernietigd,

maar beschermd.

Wanneer de machten zich dreigend verheffen,
dondert de Stem

over de machtige wateren:
de zee splijt.

De Stem van de Heer is met macht,
en met pracht.

Macht tegen macht.

De macht van de liefde.
Eigensoortige macht

die in zwakheid volbracht wordt.
Macht die sterk is als de dood.
Dat is haar pracht.

Ceders worden gespleten.

Wie of wat houdt stand tegen deze machtige Stem?
De woestijn beeft.

Zal zij niet bloeien als een roos,

wanneer de Stem van de Heer haar roept?
De Heer troont op de watervloed.

De HEER!

Zo roept een gemeente in benauwdheid,
zo zingt zij zich boven haar angst nit.

En zij weet: haar lofzang verheft de Naam,
de Naam van Hem die zijn volk kracht geeft.
De Heer zal zijn volk zegenen met vrede.

Jaap Goorhuis