|
|
|
J. Groenleer in: Vrede over Israël, jg. 43 nr. 3; juni 1999
Psalm 2
Structuur en korte uitleg van de Psalm De Psalm vers voor
vers Werking van de Psalm Nabetrachting Psalm 2
Structuur en korte uitleg van de Psalm
We letten allereerst op de structuur. De Psalm laat zich als volgt verdelen:
vss. 1-3 beschrijven het doen en laten van de koningen der aarde, eindigend
met een citaat waarin de koningen gezamenlijk aan het woord komen. Vss.
4-6 geven de reactie van de Here, ook weer uitlopend op een citaat waarin
de Here sprekend wordt ingevoerd. In de vss. 7-9 horen we de reactie van
de (Messiaanse) koning, in een lang citaat uit zijn mond. In de vss 10-12
worden de koningen der aarde met klem uitgenodigd om anders met Israëls
koning om te gaan dan ze van plan waren.
Kijken we nu vervolgens naar de Psalm vers voor vers
1-3: Het begin van de Psalm laat een onrustige wereld zien van woelige
volken die op een gegeven moment allemaal keurig netjes in het gelid staan
om de oorlog te beginnen en zich te ontdoen van een gezamenlijke vijand:
de koning van Israël. Waarom woelen de volken? Dat is
geen uiting van een klacht, maar meer van verbazing. Want wat die volken
met hun woelen van plan zijn, dat is volgens de dichter lucht en
leegte. Ze smeden plannen, beramen lagen en listen, maar van tevoren
staat al vast dat het op niets uitloopt. Want het is gericht tegen de
Here en zijn gezalfde. Er wordt in deze Psalm een zeer nauwe relatie gelegd
tussen de Here en de gezalfde. Wie de gezalfde treft, treft ook de Here.
Maar omdat die nauwe relatie bestaat zullen de volken niets kunnen uitrichten
tegen de gezalfde, want - zoals later blijkt - die wordt gesteund door
Hem die in de hemel zetelt. Het citaat uit de mond van de koningen schetst
het beeld van een juk dat gedragen wordt door een span ossen die ten gerieve
van hun baas moeten werken op het land en dienstbaar zijn moeten zijn
aan de plannen van de baas. De koningen der aarde voelen zich ook dienstbaar
aan de Here en zijn gezalfde. En dat pikken ze niet meer. Ze breken de
touwen en banden stuk waarmee het juk van de dienstbaarheid is vastgemaakt
en ze gooien het van zich af. Althans, dat is de bedoeling. Dit beeld
roept de rebellie in de gedachten. De Here wordt verlaten; men wil Hem
niet dienen, niet kennen, niet op een goede manier met Hem omgaan.
4-6: Huiveringwekkend wordt de reactie van de Here getekend: zetelend
- rust en macht uitstralend - lacht Hij om die drukdoenerij van de volken.
De koningen der volken zetten alles op alles om hun doel te bereiken.
Je zou zeggen: het kost hen bloed, zweet en tranen. Maar die in de hemel
zetelt lacht en spot. En als Hij spreekt, dan sidderen de volken vanwege
de goddelijke woede die dan over hen raast. De Here heeft zijn koning
gesteld over Sion, de berg die door de Here is uitgekozen als de plek
op aarde vanwaaruit Hij zijn gezag laat gelden. Als gezalfde heeft hij
volmacht en bekwaamheid ontvangen om de regering van Israël en van
de wereld op zich te nemen.
7-9: In deze verzen neemt de gezalfde zelf het woord. Hij verwijst naar
een schriftelijk vastgelegd document waaruit blijkt dat hij niet zichzelf
heeft opgeworpen tot machthebber, maar dat de Here dat zelf besloten heeft.
Zulke besluiten waarbij een hoger geplaatste macht en bevoegdheden geeft
aan een geringere zijn uit die oude wereld bekend. Zon akte bevatte
bepalingen over titulatuur, goddelijk zoonschap, regeringsmandaat en eeuwige
duur van zijn heerschappij. Opvallend is dat op sommige plekken in de
Schrift het woord choq (besluit/inzetting) als synoniem voorkomt van berit
(verbond), zie o.a. Psalm 50:16; 105:10. Het verbond tussen de Here en
de koning verleend aan dat koningschap fundament en geeft aan dat koningschap
perspectief. Vergelijk daarbij Psalm 132:11-18. De woorden Mijn
zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt krijgen hierdoor een bepaalde
vulling. De terminologie is ontleend aan oudoosterse oorkonden, maar deze
wordt hier helemaal ingepast in de gedachte van het verbond tussen de
Here en zijn gezalfde. Sions koning staat tegenover de koningen der wereld
en is onaantastbaar vanwege het verbond met God tegenover degenen die
de banden van de Here en zijn gezalfde willen verbreken. Het is allemaal
initiatief en beleid van de Here. De gezalfde is tot koning aangesteld,
tot zoon uitgeroepen. De term in Psalm 2 is een adoptieformule,
waarbij niet de gedachte heerst dat nu Israëls koning ook vergoddelijkt
is. Israëls koning is niet een mens als anderen, maar toch is hij
ook geen god. Deze goddelijke aanstelling tot zoon van God geeft hem ook
het recht om de einden der aarde als erfelijk bezit te vragen. Die zijn
immers van de Here. En wat van de Vader is, dat is ook van de zoon. In
profetische woorden wordt verteld dat de volken niets vermogen tegen de
Here en zijn gezalfde. Hun wroeten en woelen is lucht en leegte, want
hij verplettert hen met een ijzeren knots, slaat ze stuk als pottenbakkerswerk.
Het beeld is wellicht ontleend aan een magisch ritueel dat onder de volken
bekend was. Daarbij werden de namen van vijanden op schalen en potten
geschreven die vervolgens werden stukgeslagen., waarbij de gedachte heerste
dat zo ook de vijanden vernietigd werden.
10-12: Met vijf werkwoordsvormen in de gebiedende wijs: (weest verstandig,
laat u gezeggen, dient, verheugt u, kust) worden de volken en koningen
gemaand om het juk niet van zich af te schudden, maar te dragen; om de
Here te dienen met respect en daar ook nog plezier aan te beleven met
eerbied en ontzag voor de Here en zijn gezalfde. In plaats van plannen
beramen die leeg zijn, worden ze gemaand om zich te laten leiden door
verstandig inzicht. Dat biedt perspectief. Dat is voor henzelf en voor
de wereld heilzaam. Eerbied, respect, ontzag, dat zich uit in een diepe
buiging waarbij de voeten, de mantelzoom of de troon van Israëls
koning gekust wordt, daarin zit heil. Blijft dit achterwege, dan ligt
het onheil op de loer. Als een laatste waarschuwing wordt gezegd hoe licht
ontvlambaar de zoon is voor koningen en machthebbers die zich niet door
hem laten gezeggen. Wie bij hem schuilen zijn gelukkig te prijzen. Zij
zijn asielzoekers die niet bij hem teruggewezen worden, maar veiligheid
ondervinden temidden van het woelen der volken.
Werking van de Psalm
Wie zijn die koningen die zo woeden om de banden van de dienstbaarheid
aan Israëls koning af te werpen? In de Midrasj worden de aartsvijanden
van Israël genoemd: Farao, Sisera, Sanherib, Nebukadnezar. Zo heeft
elke tijd zijn dwaze machthebbers die het stramien van deze koningen vertonen.
Interessant is het natuurlijk om na te gaan wie nu die gezalfde is. Te
denken valt in eerste instantie aan David, aan Salomo. En er zijn nog
wel andere mogelijkheden. Joden en christenen zijn het er veelal over
eens dat toch in eerste instantie aan David of in ieder geval aan zijn
huis gedacht moet worden. Maar opvallend is dat veel commentaren toch
ook aangeven dat de tekst ver uitstijgt boven de historische context waarin
hij zou staan. Koninkjes van Israël hebben over het algemeen nu niet
de pretentie gehad dat ze wereldheerschappij voerden. Hier worden profetische
vergezichten geschetst. De koning van Israël die namens de Here,
de God van Israël, de wereld bestuurt. In het NT speelt de Psalm
op verschillende plekken een rol die van cruciaal belang is. Zo komen
elementen van vers 7 voor in de evangeliën als de doop van Jezus
in de Jordaan verhaald wordt. Daar wordt de tekst Mijn zoon zijt
gij gecombineerd met een tekst uit Jesaja 42 aangaande de lijdende
knecht van de Here, in wie Ik een welbehagen heb. Dat is verrassend.
De machtig gemaakte koning van Psalm 2 blijkt dezelfde te zijn die als
een lijdende knecht van de Here door de wereld gaat. In Handelingen 4:25
worden de verzen 1,2 aangehaald waarbij naast de volken, ook Israël
genoemd wordt als degenen die geprobeerd hebben de banden van de Gezalfde
(Jezus) te verscheuren. Wanneer Paulus op zijn zendingsreizen in gesprek
treedt met de Joden, dan wordt er gesproken over de Messias rond Psalm
2:7 (Handelingen 13:33). Daar wordt het heden verwekt als
vervuld gezien in de opwekking van Jezus uit de doden. Zo ook in Romeinen
1:4) Ook in Hebreeën (1:5;5:5) wordt vers 7 rechtstreeks toegepast
op Jezus als de Gezalfde des Heren, de koning die namens de Here regeert.
Elementen van Psalm 2 komen ook terug in het boek Openbaring. In de brief
aan de gemeente van Tyatira wordt gezegd dat degene die overwint en de
werken van de Heer tot het einde toe bewaart, macht gegeven zal worden
over de heidenen. En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf, als aardewerk
worden zij verbrijzeld (Psalm 2:8,9). Zie ook Openbaring 19:15, 19 etc.
Psalm 2 tekent ons Israëls koning als de Messias die de rebellie
tegen Israëls God uiteindelijk teniet doet en zo de aarde schoonveegt
van alle onrecht. De Messias brengt heil en gericht. Zalig zijn die bij
Hem schuilen.
Nabetrachting
Met de kerk der eeuwen belijden we dat deze Messiaanse koning Jezus is.
Hoe valt hierover nu te spreken met Israël? Sluit de stelligheid
waarmee wij spreken niet elk gesprek uit? Zullen we in dat gesprek niet
ook eerlijk en onbevangen moeten luisteren hoe binnen het jodendom deze
Psalm is geïnterpreteerd? In de dialoog waarbij ieder kan inbrengen
wat hij heeft verstaan van wat hier geschreven staat; in het elkaar kritisch
bevragen in een sfeer van gelijkwaardigheid, kan er m.i. iets goeds opbloeien.
Dat is een gesprek letterlijk op hoop van zegen. Hoe dan ook: Psalm 2
is een kritische weldaad voor een christendom dat misschien wel eens de
neiging heeft in de innerlijkheid weg te vluchten. Het is tegelijk een
uitdaging om samen met Israël te ontdekken wat de reikwijdte van
de Messias van Israël is van wie wij belijden dat Hij Jezus heet.
J. Groenleer
in: Vrede over Israël
jaargang 43, nr. 3
juni 1999
--------------------------------------------------------------------------------
http://www.kerkenisrael.nl/voi/voi43-3a.php
© 1999 Deputaten Kerk en Israël der Chr. Geref. Kerken
voor meer informatie: info@kerkenisrael.nl
|
|
|