LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
Psalm 114 (113A) Toen Israel uit Egypte vertrok Jakob het brabbelend volk ontvluchtte, 3. De zee zag Hem komen en sloeg op de vlucht, 4. De bergen sprongen als rammen op, 5. Wat is het toch, zee, dat u vluchten doet? 6. Gij bergen, wat springt ge als rammen op, 7. De aarde beeft voor het aanschijn des HExEN, 8. Die rotsige grond tot een waterpoel maakt Weinige psalmen dwingen zo de bewondering van de lezer af als deze korte Ps 114. Hij behoort tot die korte psalmenreeks die men bij feesten samen opbad, zoals met Pasen. Men noemt deze reeks van zes `de kleine Hallel' (Ps 113-118). Ook Jezus zal na het laatste avondmaal die psalm gebeden hebben (zie Mc 14, 26, op weg naar de Olijfberg). In literair opzicht verbaast deze hymne menige kenner van het psalterium. Hier vind je namelijk geen aangesprokene en evenmin een inleidende begroeting. Je staat plotseling midden in het verhaal: de Uittocht. Bij de studie van de klassieke Griekse literatuur leerden we onderscheid maken tussen de drie grote genres: epiek, lyriek en dramatiek. Welnu, bij het beluisteren van deze psalm hoor je uitgerekend alle drie de genres! Dit gedicht is episch: het roept het epos van de bevrijding uit Egypte
op, de doortocht door de Rietzee, de Godsverschijning in het bevende gebergte
van de Sinai, het wonder van het gutsende water uit de rots bij Massa
en Meriba, de overtocht van de Jordaan, zelfs het bezetten van het heilige
Land, ja de bouw van de tempel als hei- De chronologische orde van de herinnerde feiten van de saga zelf ligt
helemaal overhoop. De eerste zin herinnert zowel aan het begin als aan
het einde van het verhaal. De zee en de Jordaan worden in een adem opgeroepen,
ook al staat de ene bij de aanvang van de Uittocht en komt de tweede pas
tegen het einde van de veertig jaar durende Exodus in aanmerking. Bij
de opening wordt meteen Naar het einde toe wordt de aarde zelf aangesproken, althans in een meer
letterlijke vertaling dan die van het getijdengebed: Aarde, beef! (v 7).
Dit verwijst met slechts naar de tijd van vroeger. Ook de vierende gemeenschap
die deze psalm aanheft, wordt hier en nu door deze imperatief aangesproken.
`Beeff Waarom? Want de HEER, de In ditzelfde vers staat het werkwoord `veranderen' (hpk), hier vertaald als `maken: God is hier de grote Transformator, zo noteert L. Alonso Schökel, en deze omvormende werking geldt uiteindelijk voor de hele cyclus van gebeurtenissen in de Uittocht. Alles wat voorafging, deelt in die specifieke daad van God'. Nergens, zo noteert dezelfde exegeet, wordt dit zo welsprekend geformuleerd als aan het einde van het boek Wijsheid, waar we onder meer het volgende lezen: Want de elementen wijzigen hun onderlinge verhouding en veranderen daardoor, Als je deze psalm van buiten leert, kan hij jou zo begeesteren dat je hem niet meer kwijtraakt! Er zit zoveel omvormende energie in dit korte gedicht dat het aanstekelijk blijft doorwerken vanuit het geheugen. Het wonder vindt hier en nu plaats: het grote verleden kan niet meer opgesloten blijven in wat ooit vroeger is geschied. Het breekt door tot in het heden, onstuitbaar. Dankzij de krachtige poetische taal waarmee onder meer in een beeld een
heel verhaal wordt opgeroepen, leent zo'n gedicht zich als vanzelf voor
allerlei transposities. Zo zullen de christenen elke uit drukking in hun
commentaren doordenken vanuit het heilsgebeuren met Jezus' Pascha en hun
verankering erin dankzij het doopsel. Het `wegtrekken uit Egypte; `het
brabbelend volk ontvluchtend' krijgt clan de betekenis van `het verlaten
van de heidense leefwijze om te Luisteren we tot slot naar een vroegchristelijke preek van dezelfde Origenes op het boek Jozua (4de homilie). Hij richt zich tot de dopeling: Al deze gebeurtenissen (van de Uittocht) vervullen zich in jou op geestelijke wijze. (Vgl 1 Kor 10, 11: Wat hun overkwam, werd te boek gesteld voor ons: ) Wanneer je in de groep catechumenen werd opgenomen, ben je de Rode Zee doorgetrokken. Wanneer je je toelegt op de Wet van God, contempleer je hetgelaatvan Mozes. Wanneer je zult naderen tot de mysteries van het doopsel, zul je de Jordaan hebben overgestoken... Je draait je om en je roept uit. Waarom toch, zee, vlucht je nu weg? Waarom, Jordaan, keer je op je stappen terug? Bergen, waarom springen jullie als rammen, en jullie, heuvels, dansen als lammeren?' Het woord Gods zal je antwoorden: `Voor het Aanschijn van de HEER heeft de aarde gebeefd, voor het Aanschijn van Jakobs God, Hij die de steen in waterval, de rots in fonteinen van levend water verandert.' Jezus is de Rots die met het volk door de woestijn meeging, zoals reeds Paulus leerde (1 Kor 10, 4). Zijn doorboord lichaam waaruit levend water gutst - volgens de getuige onder het kruis in het vierde evangelie - herkennen de Kerkvaders hier in koor wanneer ze dit laatste beeld uit Ps 114 ter overweging aan hun gelovigen commentarieren. Het joodse commentaar denkt spontaan aan de rabbi's zoals rabbi Akiba: `Hij was hard als steen, maar hij vernederde zich om de Torah aan te leren, en de Heilige, gezegend zij zijn Naam, heeft hem de poort van de Torah geopend: De Torah is levend water. Laat de God die `omvormt' en alles `ten goede keert' ook dat hart van ons week maken, gevoelig voor de ingevingen van de levenwekkende Geest. Dan worden ook wij `zijn domein' en `zijn heiligdom; tot lof van zijn heerlijke Naam. Alleluia. Amen.
|
|