NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
  Kerkelijk Jaar
Hoofddienst   Getijden   Devotie   Uitingsvormen  

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw



Psalm 114 (113A)

Toen Israel uit Egypte vertrok
1. Toen Israel uit Egypte vertrok,

Jakob het brabbelend volk ontvluchtte,
2. Toen koos Hij in Juda zijn heiligdom,
werd Israel zijn domein. -

3. De zee zag Hem komen en sloeg op de vlucht,
en steigerend week de Jordaan;

4. De bergen sprongen als rammen op,
als lammeren dansten de heuvels. -

5. Wat is het toch, zee, dat u vluchten doet?
Jordaan, waarom wijkt ge terug?

6. Gij bergen, wat springt ge als rammen op,
gij heuvels, als lammeren? -

7. De aarde beeft voor het aanschijn des HExEN,
zij siddert voor Jakobs God,

8. Die rotsige grond tot een waterpoel maakt
en harde steen tot een bron.

Weinige psalmen dwingen zo de bewondering van de lezer af als deze korte Ps 114. Hij behoort tot die korte psalmenreeks die men bij feesten samen opbad, zoals met Pasen. Men noemt deze reeks van zes `de kleine Hallel' (Ps 113-118). Ook Jezus zal na het laatste avondmaal die psalm gebeden hebben (zie Mc 14, 26, op weg naar de Olijfberg).

In literair opzicht verbaast deze hymne menige kenner van het psalterium. Hier vind je namelijk geen aangesprokene en evenmin een inleidende begroeting. Je staat plotseling midden in het verhaal: de Uittocht. Bij de studie van de klassieke Griekse literatuur leerden we onderscheid maken tussen de drie grote genres: epiek, lyriek en dramatiek. Welnu, bij het beluisteren van deze psalm hoor je uitgerekend alle drie de genres!

Dit gedicht is episch: het roept het epos van de bevrijding uit Egypte op, de doortocht door de Rietzee, de Godsverschijning in het bevende gebergte van de Sinai, het wonder van het gutsende water uit de rots bij Massa en Meriba, de overtocht van de Jordaan, zelfs het bezetten van het heilige Land, ja de bouw van de tempel als hei-
ligdom voor de HEER. Maar behalve episch is deze psalm niet minder dramatisch en lyrisch. Midden in het gedicht worden zee, Jordaan en aarde persoonlijk aangesproken. Heel indringend zijn de retorische vragen (v 5 en v 6), die verder op geen antwoord wachten: de lezer weet wel beter! Dit bevend opspringen van bergen en heuvels `als
rammen' en `als lammeren; tot tweemaal toe herhaald, heeft bovendien zijn uitgesproken lyrisch karakter. Het gedicht valt buiten elk genre en neemt alle genres samen op in een vierende vaart.

De chronologische orde van de herinnerde feiten van de saga zelf ligt helemaal overhoop. De eerste zin herinnert zowel aan het begin als aan het einde van het verhaal. De zee en de Jordaan worden in een adem opgeroepen, ook al staat de ene bij de aanvang van de Uittocht en komt de tweede pas tegen het einde van de veertig jaar durende Exodus in aanmerking. Bij de opening wordt meteen
gezegd hoe `Juda geworden is zijn heiligdom' (v 2). Strikt genomen behoort dit tot het einddoel van de hele onderneming en zal pas onder David en Salomo, twee eeuwen later, historisch gestalte krijgen. Maar het einde zit reeds in het begin, zo leert de dichter, en vanaf het verlaten van Egypte beleeft het volk met zijn God de uiteindelijke bestemming: `heiligdom zijn; ja tot zijn geliefkoosd `domein' behoren, een en al. Lyrisch vallen dus die uitersten samen want geestelijk mag men ze in elkaar beleven. Het volk in de woestijn was in zijn geheel de plaats van het Welbehagen, zijn heilige Woning.

Naar het einde toe wordt de aarde zelf aangesproken, althans in een meer letterlijke vertaling dan die van het getijdengebed: Aarde, beef! (v 7). Dit verwijst met slechts naar de tijd van vroeger. Ook de vierende gemeenschap die deze psalm aanheft, wordt hier en nu door deze imperatief aangesproken. `Beeff Waarom? Want de HEER, de
God van Jakob, is daar met zijn aanschijn. En wat Hem kenmerkt, geeft de dichter gebald weer in een beeld, ontleend aan dezelfde Exodus-saga: Hij die rotsige grond tot een waterpoel maakt en harde steen tot een bron (v 8). Alles is gezegd in die pure paradox, een wonder van leven, bruisend uit de harde, dode steen. Zo was Hij, zo is Hij. Laten wij het ten volle realiseren, in vrees en verbazing.

In ditzelfde vers staat het werkwoord `veranderen' (hpk), hier vertaald als `maken: God is hier de grote Transformator, zo noteert L. Alonso Schökel, en deze omvormende werking geldt uiteindelijk voor de hele cyclus van gebeurtenissen in de Uittocht. Alles wat voorafging, deelt in die specifieke daad van God'. Nergens, zo noteert dezelfde exegeet, wordt dit zo welsprekend geformuleerd als aan het einde van het boek Wijsheid, waar we onder meer het volgende lezen:

Want de elementen wijzigen hun onderlinge verhouding en veranderen daardoor,
net als de tonen op een harp, het soort ritme,
terwijl ze geheel en al hun klank behouden,
hetgeen duidelijk valt op te maken nit een beschouwing van wat gebeurd is.
Landdieren immers veranderden in waterdieren en zwemmende dieren verhuisden naar het land.
Het vuur overtrof in water zijn eigen kracht en het water vergat ziin vermogen om te blussen.
Anderzijds werd het vlees van zeer kwetsbare dieren niet verzengd door de vlammen waarin ze rondliepen
en de ijsachtige, licht smeltbare substantie van de goddelijke spijs smolt er niet door.
Ja, in alle opzichten, HEER, hebt Gij uw volk groot gemaakt en verheerlijkt.
Gij hebt het niet in de steek gelaten, maar het altijd en overal bijgestaan.
(Wijsh 19,18-22)

Als je deze psalm van buiten leert, kan hij jou zo begeesteren dat je hem niet meer kwijtraakt! Er zit zoveel omvormende energie in dit korte gedicht dat het aanstekelijk blijft doorwerken vanuit het geheugen. Het wonder vindt hier en nu plaats: het grote verleden kan niet meer opgesloten blijven in wat ooit vroeger is geschied. Het breekt door tot in het heden, onstuitbaar.

Dankzij de krachtige poetische taal waarmee onder meer in een beeld een heel verhaal wordt opgeroepen, leent zo'n gedicht zich als vanzelf voor allerlei transposities. Zo zullen de christenen elke uit drukking in hun commentaren doordenken vanuit het heilsgebeuren met Jezus' Pascha en hun verankering erin dankzij het doopsel. Het `wegtrekken uit Egypte; `het brabbelend volk ontvluchtend' krijgt clan de betekenis van `het verlaten van de heidense leefwijze om te
komen tot de kennis van de goddelijke Wet; maar ook `wanneer de ziel de woning van het lichaam verlaat; aldus Origenes (3de eeuw). Juist deze psalm bidt de Kerk wanneer iemand ter aarde wordt besteld. Tot op vandaag zingen wij als monniken deze psalm terwijl we een overleden broeder op de schouders uit de kerk naar het kerkhof
dragen. Nu mag hij `Gods heiligdom' worden, nu is hij voor de Heer `zijn domein; en omgekeerd. Sommigen onder ons zullen zich nog wel de begrafenis van paus Paulus VI herinneren, zijn naakte houten kist op de stenen grond voor de basiliek, met een open evangeliarium door de wind aanhoudend doorgebladerd... Op het allerlaatste moment zong de Capella Sixtina de plechtige strofen van deze Ps 114: In exitu Israel de Egypto, domus Jacob de populo barbaro, facta
est Judea sanctificatio ejus... (In 2005 werd in feite hetzelfde ritueel gevolgd bij de begrafenis van paus Johannes Paulus II).

Luisteren we tot slot naar een vroegchristelijke preek van dezelfde Origenes op het boek Jozua (4de homilie). Hij richt zich tot de dopeling:

Al deze gebeurtenissen (van de Uittocht) vervullen zich in jou op geestelijke wijze. (Vgl 1 Kor 10, 11: Wat hun overkwam, werd te boek gesteld voor ons: ) Wanneer je in de groep catechumenen werd opgenomen, ben je de Rode Zee doorgetrokken. Wanneer je je toelegt op de Wet van God, contempleer je hetgelaatvan Mozes. Wanneer je zult naderen tot de mysteries van het doopsel, zul je de Jordaan hebben overgestoken... Je draait je om en je roept uit. Waarom toch, zee, vlucht je nu weg? Waarom, Jordaan, keer je op je stappen terug? Bergen, waarom springen jullie als rammen, en jullie, heuvels, dansen als lammeren?' Het woord Gods zal je antwoorden: `Voor het Aanschijn van de HEER heeft de aarde gebeefd, voor het Aanschijn van Jakobs God, Hij die de steen in waterval, de rots in fonteinen van levend water verandert.'

Jezus is de Rots die met het volk door de woestijn meeging, zoals reeds Paulus leerde (1 Kor 10, 4). Zijn doorboord lichaam waaruit levend water gutst - volgens de getuige onder het kruis in het vierde evangelie - herkennen de Kerkvaders hier in koor wanneer ze dit laatste beeld uit Ps 114 ter overweging aan hun gelovigen commentarieren. Het joodse commentaar denkt spontaan aan de rabbi's zoals rabbi Akiba: `Hij was hard als steen, maar hij vernederde zich om de Torah aan te leren, en de Heilige, gezegend zij zijn Naam, heeft hem de poort van de Torah geopend: De Torah is levend water.

Laat de God die `omvormt' en alles `ten goede keert' ook dat hart van ons week maken, gevoelig voor de ingevingen van de levenwekkende Geest. Dan worden ook wij `zijn domein' en `zijn heiligdom; tot lof van zijn heerlijke Naam. Alleluia. Amen.