Valerius Nederlandtsche gedenck-clanck (Voor
index melodie en tekst, klik hier)
H 1 HOe groot (ô Heer) en hoe vervaerlic
H 2 BItter droeve klachten
H 3 SYt nu verblijt,, In dese tydt,
H 4 AL uwe boos' aenslagen,
H 5 HOe loopet volc dus oneenig!
H 6 MEn brand, men blaeckt, men schend, men moort:
H 7 Tekst: Of Walsch Wallinneken.
H 8 O Heer wat hebben wy nu hier al ongevals?
H 9 COm nu met sang van soete tonen,
H 10 DE Vogel wert gelockt gefluyt,
H 11 GEen dingen syn so,, Geringe geschapen,,
H 12 WIlhelmus van Nassouwe,
H 13 'T Geween, 't gehuyl, 't gekryt,, Op dees tyt,,
H 14 DIe vast'lyck op den Heer
H 15 HEere! keere van ons af
H 16 MAximiljanus de Bossu
H 17 WIe dat sich selfs verheft te met,
H 18HOort allegaer,, hoe datmen klaer
H 19 ALmachtig God! ghy die ons met u hand
H 20 EEn monster van een valsch gelaet,
H 21G'Lyck den grootsten Rapsack,
H 22 ONse Heere God heeft hier beneden,, Goden oock
gestelt,
H 23 GOd siet neder uyt zijn Hemel,,
H 24 PRijst God ons aller Heer,, Die 'diepe Meyr
verdroogt,
H 25 WEest nu verblyt,, Te deser tyt,,
H 26 O Nederland! let op u saeck,,
H 27. FOey Don Jan! al u bedryven
H 28 OCh hoort doch aen ô Heer!
H 29 MEn siet Gods kercke groeyen,
H 30 WAt baed u de voochdy der Landen,
H 31 ICk och arm! doe klacht op klacht,
H 32 EEn Coning, Prins, of Heere,
H 33 AL wat den mensch bejegent
H 34 HOogmoedig geest,, Wilt op u doens eens letten,
H 35 'T Quaet groeyt in groot getal, End' 't heeft
schier overal,,
H 36 STort tranen uyt, schreyt luyde! weent en treurt!
H 37 ALs God syn volck besoeckt met harde straf,
H 38 O Heer; die daer des Hemels tente spreyt,
H 39 GHy die tot een Opper-Held
H 40 ICk meyn g' u veeren,,Vry vind gekort,
H 41 BEgeertens lust baert altyt quaet
H 42 GEluckig is het Land,,
H 43 AL woud'ick,, Hoe soud'ick,, Volkomen danck,,
H 44 GE luckig is hy die leert sterven,
H 45 ACh bitterheyt! Ach! ach! waer vlieden wy?
H 46 WIlt heden Nu treden Voor God den Heere;
H 47 O Mensch! denct dat ghy toch Syt sterflyck,
End'dat ja daer en boven noch,
H 48 MAraen, hoe moogt gy Spies en Lans
H 49 DE Heere geeft ons groote stof,
H 50 SIet toch Heer,, Hoe dat weer,, Alsnu de Spanjaert
woed,
H 51 T' Spaensche gedrocht met haer gespuys
H 52 DEn mensche, Godes handen werck,
H 53 BAtavia ghy syt de Bruyd
H 54 O Heemskerck! noyt u kloecke daet
H 55 AY hoor eens buerman lieve kaer.
H 56 VErstandige, Handige, Dappere voochden vol trouw,
H 57 MYn Ziele treur'! en doet u klachten! Wend'
u gedachten,
H 58 WAer datmen sich al keerd of wend,
H 59 GLyck 't eel gesteent, Met gout vereent,
H 60 LAndsaten altemael, Com treed hier voor wee
moed'lick;
H 61 SUllen ons
verbluffen dees', Die door vrees'
H 62 GHy heerscher van het Spaensche bloedig Ryck,
H 63 DEn Hoeder Israel Slaept noch sluymert, maer
siet wel
H 64 (65) MErck,, toch hoe sterck,, Nu int werck,,
sich al steld!
H 65 (64) WAnneer een heerschend man,
H 66 MErck toch! wat een duyster wolcke
H 67 ALs Christi Bruyd was in den nood,
H 68 HEer! als ick denck aen't goet
H 69 (70) VOorwaer 't is prys'lyck,, Hoe dat seer
wys'lyck,,
H 70 (71) SIet Christen menschen! Hoe dat naer wenschen,
H 71 (69) WAt heeft God wond're daden Tot aller tyd
gedaen?
H 72 (73) DEs Hemels licht, Doet ons bericht, Van
Godes lof en eer.
H 73 (72) DE Heer
in zynen Throon,, seer schoon,
H 74 T' Is een groot en heerlijc goet,
H 75 OCh dat de mensch den Heer
H 76 GY volckeren hoor aen!
|