NOEME WILLEM
VISSER Wie en Waarom

LITURGIE &CETERA Thema's
 Kerkelijk Jaar
Hoofddienst  Getijden Devotie Uitingsvormen 

Liturgie

LITURGIEK
Liturgiek TVG

Liturgiegeschiedenis

Joods

Vroeg Christelijk

Oosters Orthodox

Westers Katholiek

Protestants

HYMNOLOGIE

Geschiedenis van de Hymnodie

Oud Joodse Hymnodie
Vroeg Christelijke Hymnodie
Griekse Hymnodie tot 900AD
Latijnse Hymnodie
Lutherse Hymnodie
Calvinistische (Franse) Psalmodie
Nederlandse Gemeentezang
na de Reformatie

Engelse Hymnodie

Muziekgeschiedenis


Kunstgeschiedenis

Prehistorie, Oudheid en Vroege Middeleeuwen
Middeleeuwen
Renaissance
Barok en Rococo
Negentiende Eeuw
Twintigste Eeuw




Affectenleer in de schilderkunst: De Academie des Beaux-Arts en de regels van de kunst

In 1648 stichtten Anna van Oostenrijk en kardinaal Mazarin de Academie de Peinture et de Sculpture, aanvankelijk gevestigd in de Kariatidenzaal, later in de Salon Carré (zie p. 285 e.v.). Charles Le Brun (1619-1680) had de oprichting gestimuleerd onder invloed van de stichting in 1635 van de Academie francaise voor literatuur en wetenschap. In 1671
nam men ook de architecten op, waardoor de Academie des Beaux-Arts ontstond. In tegenstelling tot de Academie de Saint Luc, die zich net als de oude schildersgilden op de evangelist-schilder Lucas betrok en nog tot 1774 bestond, maakte de koninklijke Academie zich los van de gilden en van de religieuze verbintenis van de kunst. De ambachtelijke opleiding word consequent ingekaderd in een theoretisch discours.
Wat het vergeven van politieke opdrachten betreft beschikte de Academie over macht. Het lidmaatschap van de Academie was een voorwaarde voor financieel succes in de kunst. Met regelmaat stelde men het nieuwste werk van de leden tentoon en dan verdeelde men ook prijzen; Dat gebeurde aanvankelijk allemaal in het Palais Royal, maar later in de Salon Carré van het Louvre, Dit leidde tot een nieuwe betekenis van het woord 'salon'. De eigentijdse recensies en kritieken werden verzameld en herdrukt en tot aan de 20e eeuw bieden ze een doorlopend overzicht van de kunstkritiek, zowel in goede als in slechte zin; want bij elke avant-garde bleken veel op het verleden gerichte critici weinig gevoelig voor argumenten.
Als een essentiele bijdrage aan het oordeel over kunst formuleerde de Academie een hierarchische genreleer. Zowel de moeilijkheidsgraad alsde inhoud van het afgebeelde speelde daarbij een rol. De afbeelding van de mens vanuit de fantasie had in deze gedachteconstructie een veel hogere waarde den de getrouwe weergave van onbeweeglijke dingen. Zonder concurrentie staat de historieschilderkunst aan de topvan de hierarchie en bekleedt het stilleven de laagste plaats. Daartussen liggen de andere genres in niet helemaal ondubbelzinnige rangorde. Het portret heeft het nadeel van de imitatie. Het landschap mist de afbeelding van mensen als de hoogste vottooiing der schepping. 'Het genre wrijft men ten slotte aan dat het weliswaar mensen afbeeldt, maar niet op een waardige manier en dus zonder decorum.

De pas ontwaakte zin voor systematiek liet kunstenaars als Charles Le Brun de taal van gebaren en mimiek ordenen, zodat hij zelfs in religieuze schilderijen voor Lodewijk XIV als 'De aanbidding der herders' (1689) een beroep kon doen op de talloze uiteenlopende gezichtsuitdrukkingen, die bijeengebrachtwaren in fysionomische schetsen.
Zelfs deze voorraad afbeeldingen kwam niet voort uit waarnemingen in de natuur, meer uit kennis die door studie van de oude meesters en uit theoretische overwegingen was ontstaan. De theoretisch belangrijke vraag naar het decorum stelt de schilder naar aanleiding van de eenvoudige geboorte van Christus in een stal met herders in de buurt voor een probleem; hij probeert de innerlijke grootheid van het gebeuren te vatten door monumentale ruines en grote gebaren.

Bij Literair Genre zag de 18e eeuw een dergelijke categorisatie