LITURGIE &CETERA | Thema's | |||||||
Kerkelijk Jaar | ||||||||
Hoofddienst | Getijden | Devotie | Uitingsvormen | |||||
|
Literair Genre Taaluitingen blijken heel verschillende waarde/betekenis/functie te kunnen hebben in verschillende situaties/contekst. Omgekeerd kunnen verschillende taaluitingen voor hetzelfde doel gebruikt worden en het met de taaluiting beoogde effect (de taalhandeling) kan soms volledig los staan van de betekenis van elk van de gebruikte woorden afzonderlijk. De PRAGMATIEK (een taalkundige discipline) bestudeert de relatie tussen taaluitingen en de buitentalige werkelijkheid. De talige contekst, het soort 'tekst' waar de taaluiting deel van is, bepaalt in grote mate de waarde/betekenis/functie van die taaluiting. Dit is al in de oudheid herkend, bijvoorbeeld door Aristoteles in zijn Poetica. De soort tekst wordt GENRE genoemd. Richtvragen ten aanzien van genre als onderdeel van een retorische analyse: 1- Wat is the retorische situatie? Is de situatie doorsnee of uniek? Wat verwachten de luisteraars/lezers van de spreker/schrijver? 2- Welke verbale en structurele patronen komen voor in de tekst? Hoe realiseert de schrijver deze? Welke waarden, normen en smaak worden door deze patronen als standaard gezet? 3- Welk genre lijkt de tekst toe te behoren? Hoe duidelijk zijn de genre-kenmerken? Zijn de structuur en de inhoud volgens verwachting? Zijn ze afwijkend? Als ze afwijken, met welk doel zou de spreker ervoor gekozen hebben van de norm af te wijken? Wat is het effect van de afwijking van de norm? 4- Kan de effectiviteit van de tekst toegeschreven worden aan het genre, d.w.z is de tekst/toespraak krachtig of effectief omdat deze zich houdt aan de grenzen van het genre of juist omdat deze de grenzen overschrijdt? Traditioneel was kennis sterk normatief: Kennis
was nodig om te weten hoe iets moest gebeuren. Er zijn drie belangrijke benaderingen bij de bestudering van taal- en literatuurvormen: A. Historisch: Waar komt deze vorm vandaan? Wat waren de omstandigheden? B. Formeel: Welke kenmerken heeft deze vorm? Welke andere vormen spelen hierbij een rol? In welk systeem werkt deze vorm? C. Functioneel: Waar wordt deze vorm voor gebruikt? A. De geschiedenis van het nadenken over GENRE wordt gekenmerkt door het verkennen van de grenzen van genres, de rol van de taal, de karakters, de stijl. B. De geschiedenis vestigde de aandacht op de kenmerken van de GENRES. Zo ontstond een corpus aan kenmerken waardoor vastgesteld kon worden of iets een goed voorbeeld van het genre was (de verschillende handelingen, de verschillende karakters van mensen, de vocabulaire en stijl in spraak, handelingen, etc.-. C. Verschillende
combinaties van kenmerken bleken verschillende effecten te hebben: 'Als we bijvoorbeeld
een serieuze handeling combineren met edele karakters en verheven taal krijgen
we een tragisch en episch genre. Maar als we verheven taal combineren met banale
handeling, dan krijgen we mock-epiek. En als we serieuze gedachten toevoegen aan
mock-epiek, dan krijgen we een soort filosofische satire. We krijgen komedie als
de handeling komisch is, de karakter gewoon zijn en de gedachten serieus. In de
"realistische" toneelstukken van Ibsen is de handeling serieus, de karakters
en de taal gewoon, de gedachten serieus.'(Goodman, The Structure of Literature
(1962), p.18 ). Onderwijs: Goodman (Goodman, The Structure of Literature (1962), p.19 )wijst erop dat een dergelijke genreleer vooral nuttig is bij het leren van creatief schrijven. 'Op dit niveau kan de techniek van de literatuur geleerd worden, net zoals men schildertechniek en muzikale compositie kan leren' Goodman denkt aan een vorm van geleid experimenteren met de factoren die een rol spelen in een genre. 'Schrijf de alinea in de verleden tijd en in de tegenwoordige tijd en kijk wat het verschil is in gevoel; verander je tekst zodat de verschillen benadrukt worden; probeer een overgang te maken van de verleden tijd naar de tegenwoordige tijd, naar de toekomende tijd. Of beschrijf de scene in pentameters en daarna in trochaische dimeters en maak de door de verandering van metrum vereiste andere veranderingen.' Vergelijk de affectenleer in de schilderkunst.
|
|